Toen ik opgeleid werd als psycholoog, in de jaren ’80, neigde de dominante manier van denken over intelligentie en persoonlijkheid naar wat we nu een statische mindset noemen. In grote lijnen werd ons aangeleerd dat zowel intelligentie als persoonlijkheid vanaf een bepaalde leeftijd (zeg, 18) nauwelijks ontwikkelbaar zijn. Persoonlijkheid werd grofweg gedefinieerd als het geheel van stabiele gedragsneigingen van individuen. Er werd gedacht dat individuele verschillen in persoonlijkheid relatief onveranderlijk waren en ook betekenisvol voor hoe we ons leven zouden moeten inrichten (denk bijvoorbeeld aan loopbaankeuzes). Met het woord ‘stabiel’ werd gedoeld op twee dingen. Ten eerste werd gedacht dat persoonlijkheidskenmerken stabiel over situaties waren. Met andere woorden: dat we ons in verschillende soorten situaties ongeveer op een zelfde manier gedragen vanwege onze persoonlijkheidstrekken. Ten tweede werd gedacht dat persoonlijkheidstrekken stabiel over tijd waren. Hiermee werd bedoeld dat persoonlijkheidskenmerken over de loop van een leven niet veel (kunnen) veranderen.Lees verder »
Zelfconcordante doelen zijn doelen die passen bij de zich ontwikkelende interesses en waarden van een persoon. Voor deze doelen hebben ze dus een sterkere autonome motivatie. Eerder onderzoek heeft laten zien dat het hebben van zelfconcordante doelen samenhangt met het bereiken van meer progressie en tevredenheid. Ook is er onderzoek dat heeft getoond dat het hebben van zelfconcordante doelen leidt tot het gebruik van effectieve zelfregulatiestrategieën.
Monitoren van progressie werkt. Hoewel het belang van het monitoren van progressie al vaak is benadrukt is er nog weinig empirisch bewijs voor hoe sterk het effect van het monitoren van progressie is op het bereiken van doelen. In een nieuw artikel van Harkin et al. (2015) wordt een meta-analyse beschreven die als doel had om deze vraag te beantwoorden.
In dit onderzoek werden 138 experimenten meegenomen (N=19951) waarin deelnemers random werden toegewezen aan een interventie bedoeld om progressie-monitoring te bevorderen of aan een controlegroep. Bij al deze experimenten is gerapporteerd hoe het effect van die interventie was (in welke mate ging men inderdaad progressie meer monitoren?) en in hoeverre doelen werden bereikt (was het inderdaad zo dat het monitoren van progressie meer samenging met het bereiken van doelen?).
Er zijn verschillende soorten doelen. Wat zijn de verschillen en wanneer werken welke soorten doelen het beste? In een nieuw artikel vatten Latham & Seijts (2016) de bevindingen samen van de Goal Setting Theory (GST; Locke & Latham, 1990; 2013), een goed onderbouwde theorie over het stellen van doelen. GST-onderzoek heeft laten zien het stellen van specifieke, uitdagende doelen leidt tot hogere prestaties dan gemakkelijke en abstracte doelen het het niet stellen van doelen, waarbij geldt: hoe hoger het doel, hoe hoger de prestatie. Dit geldt mits voldaan is aan vier condities: de persoon is bekwaam om het doel te bereiken, de persoon beschikt over de situationele (hulp)middelen die nodig zijn voor het behalen van het doel, de persoon is gecommitteerd voor het doel en de persoon krijgt objectieve feedback over progressie richting het doel.
Een lezer vroeg of het gebrek aan bevrediging van psychologische basisbehoeften een rol kan spelen in het ontstaan van persoonlijkheidsstoornissen en psychopathologie. Het korte antwoord is ‘ja’. Hieronder beschrijf ik hoe behoeftenfrustratie een rol kan spelen in het ontstaan van verschillende soorten psychopathologie.
Heidi Grant Halvorson, PhD, is een experimenteel sociaal psycholoog en de auteur van Succeed: How We Can Reach Our Goals. Zij studeerde summa cum laude af in de psychologie aan de University of Pennsylvania en promoveerde aan de Columbia University, zich specialiserend in de psychologie van doelen stellen en motivatie. Haar onderzoek heeft zich gericht op het begrijpen van hoe mensen reageren op tegenslag en uitdagingen en hoe deze reacties beïnvloed worden door het type doelen dat zij stellen. Zij heeft artikelen gepubliceerd over onderwerpen zoals presteren, zelfregulatie, overtuigen en welbevinden. Ze was ook de co-redacteur van het wetenschappelijke handboek The Psychology of Goals. In dit interview praat ze over enkele van de meest fascinerende inzichten met betrekking tot hoe we op een wijze manier doelen kunnen stellen en hoe we die doelen kunnen bereiken.
Als mensen progressiegerichte gesprekstechnieken aanleren, stellen ze nogal eens de kritisch onderzoekende vraag: ben ik wel authentiek als ik mijn gesprekken op deze manier voer? Deze vraag kan bijvoorbeeld opkomen als ze leren om in plaats van negatief-kritisch te communiceren doelgericht en sensitief te communiceren. De authenticiteitsvraag vind ik zeker een begrijpelijke en terechte en het is er één waar ik ook zelf vaak over heb nagedacht (en nog steeds regelmatig over nadenk). En hij is niet alleen aan de orde bij progressiegerichte gespreksvoering maar bij iedere vorm van gespreksvoering waarbij je bewust nadenkt over hoe je gesprekken structureert, welke gesprekstechnieken je inzet en hoe je reageert op lastige uitingen van je gesprekspartner.
In de wetenschap bouwen we een stevige fundering en vervolgens blijven we het huis renoveren. We vinden interessante resultaten, en we zijn erdoor gefascineerd, maar we vertrouwen ze niet altijd dus gaan we terug en repliceren we ze. We dagen ze ook uit door te vragen, waar zal dit niet werken? Wanneer verdwijnt het effect? Hoe kunnen we betere methodes gebruiken om onze theorieën te testen? Lees verder »
Werk kan soms belastend zijn in de zin dat het veel zelfbeheersing en wilskracht vraagt. Het is niet verbazend dat dit werk heel vermoeiend kan zijn en dat je op een gegeven moment het gevoel kan krijgen dat het je niet meer goed lukt om beheerst en wilskrachtig te zijn. Roy Baumeister en zijn collega’s (1998) verklaarden dit aan de hand van het concept ego-uitputting (ego-depletion). Ze gingen er vanuit dat zelfbeheersing en wilskracht een beroep doet op een beperkte voorraad mentale energie. Als die energie uitgeput raakt dan wordt het vermogen om jezelf te beheersen volgens deze onderzoekers minder sterk. Volgens de onderzoekers leidt dit er toe dat je in die omstandigheden niet alleen minder in staat bent om zelfbeheersing voor de betreffende taak op te brengen maar ook voor andere dingen (zoals weerstand bieden aan een ongezonde snack). Verschillende onderzoekers hebben manieren beschreven die het effect van ego-uitputting verminderen of tegengaan. Voorbeelden hiervan zijn: het opwekken van een positieve stemming, goed rusten en slapen, oefenen van zelfregulatie, het gebruiken van de techniek van implementatie-intenties en het visualiseren van een energie-opwekkende significante andere persoon. Ook is gesuggereerd (hoewel hier tegenstrijdige onderzoeksbevindingen over lijken te zijn) dat het eten van wat suiker het effect van ego-uitputting tijdelijk kan teniet doen.
Er blijkt echter nogal wat af te dingen op het ego-uitputtingmodel.
Het Amerikaanse Instituut voor psychologen, de APA, heeft een rapport uitgebracht waarin een commissie van experts een lijst heeft opgesteld van 20 psychologische principes voor het onderwijs. In het rapport worden al deze principes uitgebreid toegelicht en worden literatuurverwijzingen vermeld (zie hier: TOP 20 PRINCIPLES FROM PSYCHOLOGY FOR PreK–12 TEACHING AND LEARNING). Hier is die lijst:
Recent schreef ik over het replicatieprobleem in de sociale wetenschap. Ik schreef dat een groot team van onderzoekers 100 psychologische en sociaalwetenschappelijke onderzoeken die waren gepubliceerde in voorstaande tijdschriften, heeft gerepliceerd. Het resultaat: veel van de effecten die in de originele studies werden gevonden, werden in de replicatiestudies niet gevonden en veel van de effecten die in de replicatiestudies wel werden gevonden ware zwakker dan de effecten die werden gevonden in de originele studies. Ik vroeg mij af of er onder die 100 studies ook studies naar de groeimindset waren en, zo ja, of de bevindingen hiervan wel of niet gerepliceerd zijn.
Roy Baumeisters boek Wilskracht uit 2012 beargumenteerde twee dingen die intuïtief aansprekend zijn. Het eerste was het grote belang van wilskracht. Dit idee komt neer op de gedachte dat wilskracht een zeer belangrijke sterkte is die ons in staat stelt om de zelfcontrole uit te oefenen die essentieel is voor het bereiken van onze doelen. Het tweede ging over egodepletie. Dit idee houdt in dat wilskracht een gelimiteerde bron is. Met andere woorden: wanneer we onze wilskracht hebben gebruikt om ons te concentreren en om verleidingen te weerstaan dan leidt dit ertoe dat we minder wilskracht overhouden om nieuwe uitdagingen aan te gaan en verleidingen te weerstaan. Deze beide ideeën zijn in de problemen.
Gedragsverandering is een complex en uitdagend proces dat een centrale rol speelt in vele aspecten van het leven, van gezondheid tot productiviteit en duurzaamheid. Onderzoekers Gail McMillan, Marina Milyavskaya en Rachel J. Burns hebben recent dit onderwerp verkend, met een focus op hoe contextuele veranderingen de mogelijkheid tot gedragsverandering kunnen beïnvloeden. Hun studie werpt een nieuw licht op het gebied van gedragsverandering, en biedt interessante inzichten die nuttig kunnen zijn voor individuen en beleidsmakers.
In zijn boek The Marshmallow Test beschrijft Walter Mischel hoe het vermogen van kinderen en volwassenen om zichzelf te beheersen een grote invloed heeft op hun leven. Individuen die in staat zijn om de bevrediging van hun behoeften uit te stellen en dus weerstand te bieden aan verleidingen zijn beter in staat om zich te concentreren op het bereiken van lange-termijn doelen. Zij doen het in allerlei opzichten beter dan individuen die hier minder goed in zijn. Twee hersensystemen spelen een belangrijke rol in het toegeven aan of weerstaan van verleidingen.
Een nieuwe studie (Boncquet et al., 2023) onderzocht de invloed van mindset en motivatie op leerprestaties van brugklasleerlingen (N=3415). Deze studie richtte zich op de kwaliteit van motivatie volgens de zelfdeterminatietheorie en de mindset over intelligentie volgens het framework van Carol Dweck. Het doel was om de impact op leeruitkomsten zoals betrokkenheid, leerstrategieën en prestaties te onthullen.
Wij gebruiken cookies op onze website om u de meest relevante ervaring te bieden door uw voorkeuren en herhaalbezoeken te onthouden. Door op "Accepteren" te klikken, stemt u in met het gebruik van ALLE cookies.
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.
Open link ► Dit onderzoek van Lai et al. (2020) onderzoekt het effect van prosociaal gedrag (handelingen bedoeld om anderen…