Weldadigheid is een basiswelzijnsversterker

Er vindt momenteel veel interessant onderzoek plaats naar psychologische basisbehoeften. Dit onderzoek valt binnen één van de zes minitheorieën van de zelfdeterminatietheorie, de Basic Psychological Needs Theory (BPNT). Van drie behoeften bestaat inmiddels veel bewijs dat ze voldoen aan de uiterst strikte eisen die gesteld worden om te kunnen spreken van een psychologische basisbehoefte: de behoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid. Enkele andere begrippen die gezien zijn als veelbelovende kandidaten om ook aangemerkt te worden als basisbehoefte zijn: de behoefte aan nieuwheid (zie hier en hier), aan contact met de natuur en aan weldadigheid (beneficence) (zie o.a. hier). Nieuw onderzoek van Martela & Ryan (2019) gaat in op die laatste kandidaat: de behoefte aan weldadigheid. Hun onderzoek laat zien dat deze behoefte niet dient te worden gezien als een psychologische basisbehoefte maar wel als een basic wellness enhancer, oftewel een basiswelzijnsversterker.

De behoefte aan weldadigheid

De vervulling van de behoefte aan weldadigheid (beneficence) betekent het gevoel dat je een positieve impact hebt op het leven van anderen. Voorbeelden van dit soort weldadigheid zijn: geven aan het goede doel, empathisch reageren op iemand, zorgen voor je geliefden en het doen van anonieme goede daden. Eerder onderzoek heeft laten zien dat de vervulling van de behoefte aan weldadigheid een onafhankelijke voorspeller is van welbevinden, ook wanneer gecontroleerd wordt voor de effecten van de vervulling van autonomie, competentie en verbondenheid (Martela & Ryan, 2016; Martela & Riekki, 2018). Maar of de frustratie van de behoefte aan weldadigheid ook een onafhankelijke voorspeller van onwelzijn is, is nog onbekend.

De strikte eisen aan psychologische basisbehoeften

Ryan & Deci (2017) hebben zes strikte eisen (criteria) geformuleerd waaraan voldaan moet zijn om te kunnen spreken van een psychologische basisbehoefte. De eerste eis is dat de bevrediging van de basisbehoefte een onafhankelijke en unieke voorspeller van welzijn is. De tweede eis is dat de frustratie van de basisbehoefte een unieke en onafhankelijke voorspeller is van onwelzijn. De derde eis is dat de behoefte de relatie tussen verschillende empirische verschijnselen verklaart en medieert.

De vierde eis is dat de basisbehoefte een specifiek inhoud heeft, m.a.w. dat duidelijk is welke gedragingen en ervaringen samenhangen met welzijn/onwelzijn. Lukt het niet om deze inhoud te specificeren (zoals dat het geval is bij bijvoorbeeld vitaliteit en betekenisvolheid) dan kan het betreffende begrip waarschijnlijk beter gezien worden als een uitkomst van behoeftevervulling dan als een behoefte. De vijfde eis is dat de behoefte een groeibehoefte is en niet slechts een tekortbehoefte. Hiermee wordt bedoeld dat het effect van de behoefte altijd werkzaam is en niet alleen dan wanneer de behoefte gefrustreerd is. De zesde eis is dat de behoefte universeel van kracht is, dus tijdens het hele leven en ongeacht uit welke cultuur de persoon komt.

De status van een behoefte als basisbehoefte wordt ten slotte nog sterker als er tevens een geloofwaardige evolutionaire verklaring is.

Is de frustratie van de behoefte aan weldadigheid een unieke voorspeller van onwelzijn?

Wat betreft de behoefte aan weldadigheid is de stand van zaken als volgt. Er zijn aanwijzingen dat weldadigheid voldoet aan eis 1, 4, 5 en (in enige mate) 6. Ook is er een redelijke evolutionaire verklaring voor de universaliteit van weldadigheid als behoefte. Maar voor eis 2 en 3 is echter nog niet of nauwelijks bewijs. Er is weliswaar wel bewijs dat de frustratie van de behoefte aan weldadigheid gepaard gaat met negatieve gevoelens en onwelzijn.

Maar wat niet bekend is, is of de relatie tussen deze frustratie loopt via de frustratie van de behoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid. Anderen leed berokkenen zou namelijk je behoefte aan verbondenheid kunnen frustreren. Onbedoeld leed berokkenen zou je behoefte aan competentie kunnen frustreren. En leed berokken onder dwang van iemand of iets anders zou je behoefte aan autonomie kunnen frustreren.

Dit onderzoek

Martela & Ryan ontwikkelden als eerste stap een psychometrische schaal voor weldadigheidsfrustratie.  De betrouwbaarheid van de schaal bleek goed. De discriminante validiteit toonden ze aan door te laten zien dat de schaal onderscheiden was van een eerder ontwikkelde schaal voor weldadigheidsvervulling (studie 1) en van de frustratie van autonomie, competentie en verbondenheid (studie 2 en 3). De constructvaliditeit werd gedemonstreerd door verwachte correlaties zoals negatieve correlaties met indicatoren van prosocialiteit en positieve met behoeftefrustraties. De predictieve validiteit werd gedemonstreerd via correlaties met welzijn en onwelzijn, ook na te hebben gecontroleerd voor weldadigheidsvervulling.

In studie 2 en 3 werd gevonden dat weldadigheidsfrustratie correleerde met diverse indicatoren van welzijn en onwelzijn. Maar in geen enkel van die gevallen bleef de correlatie bestaan na te hebben gecorrigeerd voor de bijdrage van de andere drie behoeftefrustraties (aan autonomie, competentie en verbondenheid).

Weldadigheid is een basiswelzijnsversterker

Weldadigheid is dus geen psychologische basisbehoefte. Er wordt namelijk niet voldaan aan eis 2. De frustratie van de behoefte aan weldadigheid is niet onafhankelijk geassocieerd met negatieve effecten. Maar de vervulling van de behoefte aan weldadigheid is wel onafhankelijk geassocieerd met uiteenlopende positieve effecten (eis 1). De auteurs introduceren op basis van deze bevindingen een nieuwe categorie van psychologische constructen: basiswelzijnsversterkers en zeggen dat weldadigheid in die categorie valt.

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (4)
  • Bruikbaar (1)