De D-factor, ook wel bekend als de Donkere Factor van Persoonlijkheid (D), is de volgende diepgewortelde overtuiging bij sommige individuen: in de wereld waarin wij leven is het gerechtvaardigd en noodzakelijk is om je eigenbelang te bevorderen ten koste van de belangen van anderen.” Deze D-factor blijkt een gemeenschappelijke factor te zijn die ten grondslag ligt aan allerlei negatieve eigenschappen (lees meer). Hij is uitvoerig onderzocht in relatie tot verschillende sociale en politieke fenomenen, zoals samenzweringstheorieën, populisme en reacties op wereldwijde problemen zoals de COVID-19 pandemie.
Voorbeelden van uitingen die wijzen op de D-factor mindset
We kunnen natuurlijk niet in het hoofd van andere mensen kijken. Maar de D-factor overtuiging is af en toe te herkennen in hoe mensen praten. Hier zijn enkele voorbeelden van uitingen die kunnen wijzen op deze D-factor mindset:
- “Als ik maar krijg wat ik wil, dan maakt het mij niet uit wie daarvoor moet lijden.”
- “Waarom zou ik me zorgen maken over het milieu? Ik leef maar één keer en ik wil ervan genieten.”
- “Het leven is een wedstrijd en je moet zorgen dat je aan de top komt, koste wat het kost.”
- “Ik heb niets te maken met anderen, ik moet gewoon doen wat het beste is voor mezelf.”
- “Als ik het niet doe, doet iemand anders het wel en dan loop ik de voordelen mis.”
- “Waarom zou ik mijn tijd en energie verspillen aan anderen als ik daar niets voor terugkrijg?”
- “Bij commercie bedrijven hoort nou eenmaal dat je mensen misleidt.”
- “Ik heb geen medelijden met mensen die niet slim genoeg zijn om voor zichzelf op te komen.”
- “Als ik kan profiteren van iemands zwakheid, dan zal ik dat zeker doen.”
Individuen die te maken krijgen met mensen met een dergelijke D-factor mindset kunnen daar uiteraard schade van ondervinden. Denk aan voorbeelden als: opgelicht worden, tegengewerkt worden in je werk, geïntimideerd worden, etc.
Maar ook de samenleving als geheel kan lijden onder dit soort denken. Enkele nieuwe onderzoeken werpen daar een interessant licht op.
De gedeelde basis van populisme en complotdenken
Thielmann & Hilbig (2023) toonden aan dat populisme en complotdenken een gemeenschappelijke kern delen, die is geworteld in een alomvattend dispositioneel wantrouwen. Deze kern is nauw verbonden met de D-factor, die negatieve neigingen omvat, zoals cynisme, vijandige en competitieve sociale wereldbeelden, en een verminderde neiging tot vertrouwen. Uit hun onderzoek blijkt dat het stimuleren van vertrouwen zowel het populisme als het geloof in samenzweringstheorieën gelijktijdig kan aanpakken.
De invloed van de D-factor op vaccinatieweigering en communicatie
Rudloff, Hutmacher & Appel (2023) ontdekten dat post-truth epistemische overtuigingen, geworteld in de D-factor geassocieerd waren met een verhoogde terughoudendheid om zich te laten vaccineren tegen COVID-19. Ze stelden vast dat individuen die bewust sterkere argumenten negeren, minder bereid zijn om zich te laten vaccineren. Bovendien vormen post-truth epistemische overtuigingen een belemmering voor effectieve en rationele communicatie.
Samenvatting: de rol van de D-factor in sociale en politieke fenomenen
De D-factor speelt een belangrijke rol in het begrijpen van diverse sociale en politieke fenomenen. Onderzoek naar deze diepgewortelde overtuiging draagt bij aan ons begrip van hoe aversieve persoonlijkheidskenmerken zoals cynisme, egocentrisme en wantrouwen populisme, samenzweringsideeën en reacties op mondiale uitdagingen zoals de COVID-19 pandemie beïnvloeden. Het bevorderen van vertrouwen en het aanpakken van deze overtuigingen kan essentieel zijn voor het bevorderen van het welzijn van de samenleving, het verbeteren van rationele communicatie en het bestrijden van de negatieve gevolgen van de D-factor.
Het belang van het stimuleren van prosociale overtuigingen
Het positieve tegenovergestelde van de D-factor is dat het van belang is om naast je eigenbelang ook het belang van anderen in overweging te nemen en zo te handelen dat er een win-win situatie ontstaat, waarbij iedereen kan profiteren. Dit wordt ook wel aangeduid als een pro-sociale overtuiging, waarbij het welzijn van anderen even belangrijk is als het eigen welzijn.
Prosocialiteit cultiveren in opvoeding, opleiding, werk en samenleving
Het is van groot belang om prosociale overtuigingen te stimuleren in opvoeding, opleiding, werk en samenleving. Het bevorderen van het geloof in de waarde van samenwerking, empathie, altruïsme en gemeenschapszin kan helpen bij het verminderen van de negatieve gevolgen van de D-factor en het bevorderen van welzijn en rationele communicatie.
Enkele manieren om dit te doen, zijn onder meer het benadrukken van de voordelen van samenwerking en het bespreken van het belang van het ondersteunen van anderen. Daarnaast kunnen we het belonen van prosociaal gedrag en het creëren van sociale normen die prosociaal gedrag stimuleren, aanmoedigen. Door het bevorderen van prosociale overtuigingen en gedrag kunnen we bijdragen aan een gezondere, meer verbonden en welvarende samenleving.
Link naar het onderzoek
► Ik kwam dit onderzoek (Hilbig et al., 2022) tegen waarin slecht/antisociaal gedrag (donker persoonlijkheidsgedrag) samenhangt met overtuigingen (met name de overtuiging dat het goed/goed is om eigenbelang na te streven ten koste van de belangen van anderen). Wat ik hier interessant aan vind is dat het verder gaat dan wat ik beschouw als de simplistische (en nietszeggende) benadering van: slecht gedrag wordt gewoon veroorzaakt door “persoonlijkheidskenmerken”. Als we begrijpen hoe overtuigingen en rechtvaardigingen een essentiële rol spelen bij slecht gedrag, kunnen we mogelijk interventies vinden die gericht zijn op het veranderen van deze overtuigingen.
Open link
► Minister Dennis Wiersma is al een tijdje in het nieuws vanwege problematisch leiderschapsgedrag. Dit NRC-artikel geeft meer details.
Het probleemgedrag van Wiersma omvat: autoritair gedrag, regelmatige woedeaanvallen, voortdurende behoefte aan zelfprofilering en controle, botte communicatiestijl, gebrek aan respect voor input van medewerkers.
Als schadelijke effecten van Wiersma’s gedrag worden genoemd: medewerkers voelen zich angstig, geïntimideerd en onder druk gezet, huilen, overspannenheid, zeer hoog personeelsverloop, beschadigde relaties, PR schade voor het ministerie.
Dit deed mij denken aan de D-factor, de diepgewortelde overtuiging bij sommige individuen: in de wereld waarin wij leven is het gerechtvaardigd en noodzakelijk is om je eigenbelang te bevorderen ten koste van de belangen van anderen. (Lees meer in het artikel hierboven)
Open link
► Dit onderzoek van Chen (2024) richt zich op hoe prosociaal gedrag (handelingen die bedoeld zijn om anderen te helpen of een positieve impact op de samenleving te hebben) samenhangt met welzijn, en onderzoekt de belangrijke rol van de tevredenheid over psychologische basisbehoeften – autonomie, competentie en verbondenheid. Door een systematische evaluatie van negentien empirische, peer reviewed artikelen, analyseert het de manieren waarop het vervullen van deze behoeften via prosociaal gedrag bijdraagt aan het welzijn.
De bevindingen suggereren dat het voldoen aan deze basisbehoeften kan dienen als een bemiddelaar en versterker van de positieve effecten van prosociaal gedrag op het welzijn. Dit betekent dat het uitvoeren van prosociaal gedrag niet alleen direct bijdraagt aan iemands geluk, maar dat het effect nog groter is wanneer deze handelingen ook leiden tot een grotere tevredenheid met betrekking tot de eigen autonomie, competentie en het gevoel van verbondenheid met anderen. Verder tonen mensen die al een hoge mate van behoeftebevrediging ervaren, een nog sterkere toename in welzijn na prosociale activiteiten.
Open link
► Epley et al. (2023) onderzochten hoe prosociaal gedrag, het helpen van anderen, bijdraagt aan het welbevinden van zowel gevers als ontvangers. Ze ontdekten dat mensen soms aarzelen om prosociaal te handelen door een verkeerd afgestelde sociale cognitie, wat hen belemmert in hun welzijn en dat van anderen. Uitvoerders onderschatten de positieve reacties van ontvangers, omdat zij zich meer richten op hun eigen competentie, terwijl ontvangers de warmte waarderen. Dit gebrek aan inzicht kan mensen weerhouden van prosociaal gedrag, wat nadelig is voor hun welzijn. Het onderzoek benadrukt het belang van juiste sociale cognities voor meer prosociaal gedrag en algemeen welzijn.
Open link
► Dit onderzoek van Moshagen et al. (2024) onderzocht de relatie tussen een aversieve persoonlijkheid (de neiging om het eigen voordeel boven dat van anderen te stellen ten koste van anderen) en politieke voorkeuren. Er werden twee soorten meta-analyses uitgevoerd: één op basis van gegevens van meer dan 66.000 deelnemers uit 38 landen, en één op basis van relevante ideologische overtuigingen gerelateerd aan sociaal-cultureel en economisch conservatisme, evenals overeenkomstig stemgedrag.
De bevindingen laten zien dat mensen die vooral aan hun eigenbelang denken, vaker rechtse politieke ideeën hebben. Dit geldt zowel voor sociale als economische onderwerpen. Deze mensen stemmen ook vaker op rechtse partijen.
Open link ► Dit artikel van Zhang et al. (2024) stelt dat autonome motivatie (geïnternaliseerde en intrinsieke motivatie) belangrijk is voor het langdurig behouden van geluk dat voortkomt uit prosociaal gedrag (zoals het helpen van anderen). Het onderzoek, gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie, onderzoekt in hoeverre autonome motivatie de snelheid van hedonische adaptatie (het proces waarbij de intensiteit van geluk na positieve ervaringen afneemt) beïnvloedt bij het uitvoeren van goede daden.
In Studie 1 werd de correlatie tussen autonome motivatie en hedonische adaptatie voor donaties onderzocht. Deelnemers speelden herhaaldelijk spellen waarbij ze donaties aan een lokale liefdadigheidsinstelling konden winnen en beoordeelden hun geluk na elke overwinning. De resultaten toonden aan dat een hogere autonome motivatie geassocieerd was met een tragere snelheid van hedonische adaptatie.
Studie 2 manipuleerde autonome motivatie om het causale effect op hedonische adaptatie te onderzoeken en om de mogelijke psychologische mechanismen achter dit effect verder te verkennen. De resultaten toonden aan dat een hoge autonome motivatie leidde tot een vermindering van de snelheid van hedonische adaptatie door de vervulling van psychologische basisbehoeften (autonomie, competentie en verbondenheid).
Deze bevindingen benadrukken het belang van autonome motivatie in het behouden van duurzaam geluk dat voortvloeit uit het deelnemen aan prosociaal gedrag. Het artikel is relevant omdat het inzicht biedt in hoe autonome motivatie een rol speelt in het verlengen van de positieve effecten van prosociaal gedrag, wat nuttig kan zijn voor interventies en programma’s gericht op het bevorderen van langdurig welzijn en altruïstisch gedrag.