Psychologische basisbehoeften: overzicht en ontwikkelingen

De Basic Psychological Need Theory (BPNT) is één van de zes mini-theorieën waaruit de zelfdeterminatietheorie (ZDT) bestaat. In een nieuw artikel geven Maarten Vansteenkiste, Richard Ryan en  Bart Soenens een overzicht van de ontwikkelingen binnen de BPNT. Hier vat ik het artikel kort samen.

Trainingen Progressiegericht Werken

ARC: Autonomy, relatedness, competence

Onder psychologische basisbehoeften wordt binnen de ZDT niet zoiets verstaan als voorkeuren of verlangens maar benodigdheden voor aangepast en integer functioneren en groei. Deci & Ryan (2000) stelden de drie basisbehoeften voor waar inmiddels veel bewijs voor is: de behoeften aan autonomie, verbondenheid en competentie (kortweg ARC, voor Autonomy, Relatedness, Competence). Hier is een korte uitleg over die drie basisbehoeften.

  1. Autonomie: de ervaring van vrijwilligheid en bereidheid. Wanneer deze behoefte bevredigd wordt, ervaar je een gevoel van integriteit en sta je achter je gedrag, je gedachten en je gevoelens. Wanneer deze behoefte gefrustreerd wordt, ervaar je druk en conflict en heb je het gevoel dat je in een ongewenste richting wordt geduwd.
  2. Verbondenheid: de ervaring van warmte, verbinding en zorg. Wanneer deze behoefte bevredigd wordt, voel je je verbonden met en belangrijk voor anderen. Wanneer deze behoefte gefrustreerd wordt, ervaar je een gevoel van vervreemding, uitsluiting en eenzaamheid.
  3. Competentie: de ervaring van effectiviteit en bekwaamheid. Wanneer deze behoefte bevredigd wordt, voel je je in staat om je met een activiteit bezig te houden en zie je kansen om je vaardigheden en kennis toe te passen en ontwikkelen. Wanneer deze behoefte gefrustreerd wordt, ervaar je ineffectiviteit, een gevoel van mislukking en hulpeloosheid.

Vanaf het begin hebben Deci en Ryan er rekening mee gehouden dat onderzoek ooit aanleiding zou kunnen geven om deze drie behoeften aan te scherpen, te verfijnen of aan te vullen.

Waar de keuze voor ARC op gebaseerd was

Deci & Ryan hadden zowel vanuit onderzoek als vanuit theorie aanleiding voor hun keuze voor deze drie basisbehoeften. Uit onderzoek was gebleken dat autonomie en competentie belangrijk waren  voor het ontwikkelen en behouden van intrinsieke motivatie (de motivatie om te doen wat je leuk vindt). Voor geïnternaliseerde motivatie (de motivatie om te doen wat je belangrijk vindt) bleken niet alleen autonomie en competentie essentieel maar ook verbondenheid. Daarnaast was er veel onderzoek dat liet zien dat verschillende aspecten van welzijn (welbevinden, vitaliteit, etc.) afhingen van de vervulling van de ARC-behoeften.

Naast deze argumenten vanuit onderzoek hadden Deci en Ryan ook theoretische argumenten voor hun ARC-keuze. Deze hadden vooral te maken met de organismische visie binnen de ZDT. Deze zegt dat de ervaring van ARC leidt tot integratie, coherentie en aanpassing bij het individu en daarmee tot vol functioneren.

9 Criteria om te kunnen spreken van psychologische basisbehoeften

De afgelopen decennia zijn er dikwijls nieuwe kandidaten voorgesteld voor de status van psychologische basisbehoefte. Vansteenkiste, et al. komen met een overzicht van in totaal 9 criteria waaraan deze kandidaten dienen te voldoen om ervoor in aanmerking te komen.

Zij noemen de volgende basiscriteria:

  1. Psychologisch: Een basisbehoefte heeft betrekking op het psychologische en niet het fysiologische functioneren van mensen.
  2. Essentieel: De bevrediging van een basisbehoefte draagt bij aan groei, welbevinden en aanpassing terwijl tegelijkertijd de frustratie van de basisbehoefte probleemgedrag, onwelzijn en psychopathologie voorspelt.
  3. Inherent: Een basisbehoefte vertegenwoordigt een geëvolueerd aspect van onze psychologische aard door adaptieve voordelen die met de bevrediging van deze behoefte samenhangen.
  4. Onderscheiden: Een basisbehoefte heeft betrekking op een onderscheiden bundel van ervaringen en haar opkomen is niet afhankelijk van of afgeleid van de frustratie van andere behoeften.
  5. Universeel: De ervaren bevrediging en frustratie van de behoefte moeten het floreren en onwelzijn van alle individuen voorspellen, ongeacht verschillen in sociodemografische factoren, persoonlijkheid, culturele achtergrond of sterkte van de behoefte.

En de volgende geassocieerde criteria:

  1. Doordringend: De effecten die samenhangen met behoefte-gebaseerde ervaringen moeten gereflecteerd worden in uiteenlopende cognitieve, affectieve en gedragsmatige effecten, terwijl ze ook tot uiting komen op verschillende niveaus van het psychologische tot het neurologische/biologische.
  2. Inhoudsspecifiek: Bevrediging en frustratie van een basisbehoefte manifesteert zich via specifieke gedragingen, ervaringen en kan goed worden verwoord in natuurlijke taal.
  3. Richtinggevend: Een basisbehoefte geeft richting aan en vormt het denken, doen en voelen van individuen en spoort daarmee het proactieve zoeken naar behoeften-ondersteunende omstandigheden, partners en activiteiten waarin behoeften ondersteund worden, en wekt corrigerend gedrag op onder behoefte-ondermijnende omstandigheden.
  4. Verklarend: Een basisbehoefte helpt om de relatie te verklaren tussen variaties in sociale contexten, zowel groei-stimulerend en toxisch, en welzijnseffecten.

Enkele kandidaten om ARC aan te vullen

Voorbeelden van begrippen die als kandidaten voor basisbehoeften zijn voorgesteld en onderzocht zijn: veiligheid, populariteit, plezier, stimulatie, zelfactualisatie, eigenwaarde, fysiek floreren, geld, luxe, nieuwheid, variatie, weldadigheid en moraliteit. Van geen van deze begrippen is er al voldoende bewijs om als basisbehoeften gezien te worden. Veel belovende kandidaten zijn echter nieuwheid, variatie en moraliteit. Van weldadigheid is vast komen te staan dat het geen basisbehoefte is maar een basiswelzijnsversterker.

De belangrijke rol van behoeftefrustratie

Een belangrijke nieuwe ontwikkeling in het onderzoek naar en denken over basisbehoeften is dat er tegenwoordig aandacht is dat de effecten van bevrediging en frustratie van basisbehoeften nu apart van elkaar worden bekeken. Er zijn aparte psychometrische schalen voor behoeftefrustratie ontwikkeld die nu doorgaans ook in onderzoek worden meegenomen. Hieruit is gebleken dat behoeftenfrustratie meer is dan simpelweg de afwezigheid van behoeftenbevrediging. De frustratie van de ARC-basisbehoeften voorspelt verschillende negatieve effecten, zoals:

  1. onwelzijn: je slecht voelen, weinig energie hebben, etc.
  2. slecht gemotiveerd zijn: er niet achter staan wat je aan het doen bent, maar in plaats daarvan druk en onwil ervaren
  3. compensatiegedrag: niet mee doen, rigide gedragspatronen, contingente eigenwaarde, ego-betrokkenheid, obsessieve passies, oppositioneel gedrag.
  4. behoeftesubstituten: alternatieve behoeften ontwikkelen om maar tenminste enkele van de nadelen van behoeftefrustratie trachten te compenseren. Voorbeelden: zoeken naar status, roem, geld. Het nastreven en bereiken van deze alternatieve behoeften leidt niet tot welzijn, mogelijk mede omdat het de focus op ARC in de weg staat.

Het samenspel tussen fysiologische en psychologische basisbehoeften

Over het samenspel tussen fysiologische en psychologische basisbehoeften wordt steeds meer bekend. In tegenstelling to wat Abraham Maslow veronderstelde is het niet zo dat deze basisbehoeften hiërarchisch te ordenen zijn, met andere woorden dat psychologische basisbehoeften pas belangrijk worden als aan fysiologische basisbehoeften voldaan is (lees meer). Psychologische basisbehoeften blijken ook belangrijk te zijn als fysiologische behoeften slecht of niet vervuld worden. Ze zijn bijvoorbeeld ook in extreme armoede en gevaarlijke situaties van kracht.

Tevens is het zo de ARC behoeften een relatie hebben tot fysiologische behoeften, zoals die aan sex, voeding, slaap en veiligheid. Een frustratie van ARC kan bijvoorbeeld een neiging tot vreetbuien opwekken. Het  een poging zijn je toch goed te voelen ondanks de frustratie van ARC. In aanvulling hierop kan een verklaring voor vreetbuien zijn dat de frustratie van ARC veel energie kost, wat het individu via vreetbuien kan proberen te compenseren. Ook bij de fysiologische behoefte aan slaap speelt ARC een rol. Zo is er een relatie tussen ARC-frustratie en verlaagde slaapkwaliteit aangetoond.

Er zijn aanwijzingen dat de perceptie van fysieke veiligheid ook samenhangt met de mate waarin de ARC-behoeften bevredigd of gefrustreerd zijn. De effecten van (on)veiligheid kunnen vermoedelijk deels verklaard worden via ARC. Hetzelfde zou kunnen gelden voor psychologische veiligheid.

Hoe creëer je een motiverende context?

Een belangrijke vraag binnen de ZDT is hoe je een motiverende context kunt creëren. Aanvankelijk richtte onderzoek zich voornamelijk op de effecten van autonomie-ondersteuning. Dit was een centraal begrip binnen de ZDT en ook controversieel. Onderzoek liet het belang van autonomie-ondersteuning zien en toonde ook dat autonomie-ondersteuning tegelijk bijdroeg aan het verbeteren van de bevrediging van de behoeften aan verbondenheid en competentie.

Nieuwer onderzoek heeft de focus verbreed. Ten eerste is er nu meer aandacht voor het zogenaamde dual process model. Gebleken is dat voor een motiverend les- of werkklimaat autonomie-ondersteuning niet voldoende is. Het vermijden van controlerend (controlling) gedrag is ook belangrijk. Het scheppen van motiverende condities is dus een kwestie van do’s èn don’ts. Ook is er nu veel aandacht voor het combineren van autonomie-ondersteuning met het bieden van structuur. In tegenstelling van wat soms gedacht wordt staat het bieden van structuur niet haaks op de beleving van autonomie maar is dit er een voorwaarde voor (lees meer).

Overige onderwerpen

Oorspronkelijk leunde het onderzoek naar basisbehoeften op observaties en zelfrapportages. Inmiddels is er veel longitudinaal onderzoek en onderzoek waarbij rapportage en observatie ook door andere beoordelaars wordt gedaan en waarin op meerdere niveaus wordt geanalyseerd. Verder is er meer uitsplitsing naar leeftijden en contexten. Ook zijn er theoretische vernieuwingen zoals het ontwikkelen van circumplexen van motivatiestijlen.

Universaliteit zonder uniformiteit

Vansteenkiste, et al. besluiten hun verhelderende artikel met een opmerking over universaliteit. De universaliteitsclaim van de ZDT is veel bekritiseerd. De gedachte achter deze kritiek is dat mensen uit verschillende culturele achtergronden toch vast niet allemaal dezelfde psychologische basisbehoeften zouden hebben. Dat blijkt dus wel zo te zijn. Maar deze universaliteit heeft vooral betrekking op de effecten van de bevrediging of frustratie van de basisbehoeften. Het is niet zo dat alle mensen, in alle contexten en van alle leeftijden op een zelfde manier benaderd zouden moeten worden om hun basisbehoeften te bevredigen. In tegendeel, om de basisbehoeften van mensen te bevredigen is altijd een goede en voortdurende aansluiting nodig om de betreffende persoon en situatie. Dat geld binnen een cultuur en zeker ook over culturen heen.

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (15)
  • Bruikbaar (10)