Autonomie-ondersteuning is effectief in de opvoeding, op school en in de werkcontext, zoals blijkt uit veel onderzoek uit de zelfdeterminatietheorie. Sommigen denken onterecht dat een opmerking als deze een pleidooi is voor ‘vrijheid-blijheid’, ‘iedereen doet maar lekker waar hij zelf zin in heeft’ en ‘chaos en anarchie’. Maar dat is onterecht. Autonomie-ondersteuning houdt niet in dat er geen structuur wordt geboden. Autonomie-ondersteuning en structuur gaan hand in hand. Het bieden van structuur versterkt de beleving van autonomie en is daar zelfs doorgaans een voorwaarde voor. Aan de hand van de onderwijs context werk ik deze stelling hieronder uit.
Autonomie-ondersteuning
Om uit te leggen wat er bedoeld wordt met autonomie-ondersteuning en structuur baseer ik me op Jang, Reeve, & Deci (2010). Het onderstaande beschrijft de verschillen tussen een autonomie-ondersteunende en controlerende (controlling) docentaanpak.
Structuur
De structuur van de docentaanpak komt in verschillende onderdelen van het lesgeven naar voren, zoals de manier waarop de les wordt geïntroduceerd, de manier waarop de les is opgebouwd en wordt uitgevoerd en de manier waarop begeleiding en feedback wordt gegeven. Het onderstaande schemaatje beschrijft het verschilt tussen weinig gestructureerde en goed gestructureerde aanpakken.
Autonomie-ondersteuning en structuur gaan samen
Hoewel mensen intuïtief nogal eens denken dat autonomie-ondersteuning en het bieden van structuur tegengesteld zijn aan elkaar, blijkt dat niet zo te zijn. Jang et al. (2010) stelde vast dat autonomie-ondersteuning en structuur positief met elkaar samenhangen en dat beide samenhangen met de actieve (gedragsmatige) betrokkenheid van leerlingen in de les. Vergelijkbare bevindingen worden gerapporteerd in Vansteenkiste et al. (2012). Een onderzoek van Hospel & Galand (2015) liet zien dat autonomie-ondersteuning met name bijdraagt aan de emotionele betrokkenheid van de leerling in de les.
Docenten doen er goed aan om expliciet te mikken op de combinatie van het bieden van structuur en autonomie-ondersteuning. Dat komt, kort gezegd, neer op duidelijke doelen bieden voor de les, een heldere lesaanpak bieden en deze duidelijk toelichten, verwachtingen aan leerlingen helder communiceren en motiveren (belang aangeven), mogelijkheden voor eigen initiatief en keuzes bieden, hulp en begeleiding bieden, relevante en constructieve feedback geven, accepteren van negatieve gevoelens en klachten en vermijden van dwang, straf en autoritair taalgebruik.
Deze manier van denken is niet alleen bruikbaar in de onderwijscontext maar ook in de opvoeding en in werkcontexten. Ook in die contexten is de combinatie van structuur en autonomie-ondersteuning krachtig.
Open link
► Dit onderzoek van Patall et al. (2023) gaat over hoe de manier van lesgeven in de klas (klasstructuur) invloed heeft op de betrokkenheid, prestaties en het geloof in eigen kunnen van leerlingen van kleuterschool tot middelbare school. Er is gekeken naar veel verschillende studies om te zien welke effecten klasstructuur heeft. De onderzoekers vonden dat een goede klasstructuur positief samenhangt met betere prestaties, meer betrokkenheid bij de les en een sterker geloof van leerlingen in hun eigen kunnen. Er was geen duidelijke link met het minder betrokken raken van leerlingen.
Ook bleek uit het onderzoek dat het vooral belangrijk is om leerlingen op een positieve manier bij de les te betrekken en niet te veel te controleren. Dit helpt in alle leeftijdsgroepen. De onderzoekers zeggen dat het ook uitmaakt uit welk land de leerlingen komen en wat hun achtergrond is. Ze adviseren leraren om goed te kijken naar wat werkt in hun eigen klas en om aandacht te hebben voor de persoonlijke ervaringen van zowel leerlingen als leraren. Dit onderzoek laat zien dat de manier waarop leraren lesgeven echt een verschil kan maken voor hoe leerlingen zich voelen en presteren op school.