Motivatie is energie voor actie. We zijn meestal geneigd om te kijken naar de hoeveelheid motivatie die iemand heeft om iets te doen. Maar belangrijker dan de hoeveelheid motivatie die iemand heeft, is de kwaliteit van de motivatie die iemand heeft. Een type motivatie van een minder goede kwaliteit is gecontroleerde motivatie. Dit is de motivatie die we hebben als we onder druk gezet zijn om iets te doen of verleid zijn om iets te doen. De kwaliteit van gecontroleerde motivatie is niet zo goed omdat hij gepaard gaat met angst en tegenzin. We voeren de taak die ons gevraagd is wel uit maar de kwaliteit van ons werk is niet zo goed, we houden het minder lang vol, we vinden de taak niet zo leuk en we hebben de neiging om ons er zo snel en gemakkelijk mogelijk van af te maken.
Een type motivatie van een goede kwaliteit is autonome motivatie. Dit is de motivatie die we voelen als we iets doen wat we interessant vinden (dit heet intrinsieke motivatie) en als we iets doen wat we belangrijk vinden (dit heet geïnternaliseerde motivatie). Als we autonoom gemotiveerd zijn, staan we er volledig achter om te doen wat we doen. We voelen ons goed terwijl we de taak doen, we krijgen er energie van, we voeren de taak goed uit en we houden het lang vol.
De do’s van autonomie-ondersteuning
Als we met andere mensen werken, of dat nou leerlingen, medewerkers of cliënten zijn, kunnen we dingen doen die de kans vergroten dat zij autonoom gemotiveerd raken voor wat ze moeten doen. De manier waarop we dit doen heet autonomie-ondersteuning. Autonomie-ondersteuning bestaat uit de volgende concrete dingen die je kunt doen als ouder, docent, coach of leidinggevende die kunnen helpen om de autonome motivatie van de mensen met wie je werkt, te vergroten:
- Neem hen serieus in hoe zij de situatie zien
- Bied keuzemogelijkheden
- Stimuleer eigen initiatief en uitproberen
- Betrek hen waar mogelijk bij beslissingen
- Wees duidelijk wat je van hen verwacht en waarom je dit verwacht
- Bied een duidelijke structuur
Hier is een korte toelichting op dit rijtje do’s. Autonoom gemotiveerd zijn, begint met het gevoel dat je serieus wordt genomen in wat je doet (1). Heb je het gevoel dat je niet serieus wordt genomen in een bepaalde context, dan is het erg moeilijk om goed gemotiveerd aan de slag te gaan in die context. Verder helpt het om zelf te kunnen kiezen wat je doet (2) en om het gevoel te hebben dat jij bepaalt wat je gaat doen (3) en gaat uitproberen (4). Moeten voldoen aan bepaalde verwachtingen hoeft niet tegenstrijdig te zijn aan autonome motivatie mits je snapt wat er precies van je verwacht wordt (5) en waarom dit belangrijk is (6).
En last but not least: het bieden van een duidelijke structuur helpt mensen om autonoom gemotiveerd te zijn. Met andere woorden: het bieden van autonomie-ondersteuning is dus niet mensen in het diepe gooien en maar laten zwemmen. Het is geen vrijheid-blijheid manier van werken. Een goede structuur verschaft duidelijkheid die nodig is om autonoom gemotiveerd te zijn.
Docenten die als het meest autonomie-ondersteunend worden ervaren door leerlingen zijn tevens de docenten die het meest nadrukkelijk structuur aanbrengen in hun lessen. Denk hierbij aan duidelijke leerdoelen, een duidelijke lesopbouw en duidelijke instructies en begeleiding per lesonderdeel. Ouders en leidinggevenden die werken met duidelijke en onderbouwde kaders en verwachtingen ondersteunen de autonomie van respectievelijk leerlingen en medewerkers meer dan ouders en leidinggevenden die onduidelijk zijn in wat de bedoeling is.
De don’ts van autonomie-ondersteuning
Om de autonomie van anderen te ondersteunen, is het niet alleen nodig om bepaalde dingen te doen, het is ook nodig om andere dingen te laten. Hieronder staan dingen die autonome motivatie belemmeren:
- Taal gebruiken die als autoritair, ongeduldig of dwingend wordt ervaren
- Straffen en dreigen met straffen
- Belonen om te motiveren
- Persoonsgerichte kritiek geven
- Schuldgevoel opwekken
- Veel controleren
- Competitie aanwakkeren
De bovenstaande don’ts werken niet goed omdat ze drie belangrijke processen beschadigen. In de eerste plaats wordt de relatie-ontwikkeling tussen jou en de ander door meeste van deze 7 dingen onder druk gezet. Dit kan hun welbevinden, hun gevoel van veiligheid en hun vertrouwen in jou en in zichzelf ondermijnen en daarmee hun functioneren verslechteren. In de tweede plaats wordt de intrinsieke motivatie van mensen door de bovenstaande don’ts aangetast. Deze dingen leiden er dus toe dat mensen wat ze moeten doen minder interessant of leuk gaan vinden. Dit ondermijnt vervolgens hun functioneren en leren.
Wat veel mensen wel aanvoelen, is dat dingen als straffen en onder druk zetten de intrinsieke motivatie ondermijnen. Maar wat veel mensen niet weten, is dat belonen als motivatiemiddel ook de intrinsieke motivatie kan ondermijnen. Als je mensen een beloning in het vooruitzicht stelt om iets te doen, dan gaan zij dit waarschijnlijk wel doen, maar het risico is sterk aanwezig dat ze de taak er minder leuk door gaan vinden waardoor de kwaliteit van hun werk en leren afneemt. Niet alle beloningen zijn slecht. Een spontane beloning achteraf hoeft niet slecht te werken en kan zelfs goed werken. Maar een beloning die van tevoren in het vooruitzicht wordt gesteld en duidelijk dient om te motiveren, heeft een flinke kans om averechts te werken.
In de derde plaats ondermijnen de 7 don’ts het proces van internalisatie. Internalisatie betekent het verinnerlijken van externe verwachtingen. Bij ieder mens vindt internalisatie normaal gesproken vanzelf plaats. Dat wil zeggen: we proberen in een bepaalde context te begrijpen wat er belangrijk wordt gevonden en wat er van ons verwacht wordt en we proberen hier aan te voldoen. Deze 7 don’ts kunnen dit proces van internalisatie ondermijnen en daarmee belemmeren dat we gaan snappen wat er van ons verwacht wordt en waarom dat belangrijk is. Als we bijvoorbeeld bestraft worden, weten we misschien wel wat we niet moeten doen maar leren we niet wat we wel hadden moeten doen en wat de reden daarvan is.
Eén van de redenen waarom veel mensen deze 7 don’ts nog blijven gebruiken is dat de schade van deze don’ts niet altijd gemakkelijk te zien is. Als leerlingen in een klas rumoerig zijn en de docent verheft boos zijn stem of dreigt met straf dan is de kans groot dat de klas stiller wordt. Het lijkt dus te werken. Dat de leerlingen stil zijn, is goed waar te nemen. Maar wat er tegelijkertijd in het hoofd van de leerlingen plaatsvindt, is moeilijker waar te nemen. En dit is de beschadiging van de drie hierboven beschreven processen (relatie-ontwikkeling, intrinsieke motivatie en internalisatie).
Bovendien zijn deze 7 don’ts over het algemeen niet duurzaam. Je moet ze blijven toepassen om het beoogde effect te bereiken. zo gauw je stopt, keert het problematische gedrag vaak snel terug. Bovendien treedt er vaak een soort gewenning op bij de ontvangers van deze drukmiddelen waardoor je ze ook na verloop van tijd ook steeds intensiever moet inzetten om hetzelfde effect nog te bereiken.
Toepassing
Om de autonomie van anderen te ondersteunen, kun je jezelf deze do’s en don’ts aanleren. Ze zijn bruikbaar in de meest uiteenlopende contexten. Per context kun je je eigen creativiteit inzetten om te bepalen hoe je ze precies kunt gebruiken. Afhankelijk van je situatie kan het afleren van de don’ts misschien even uitdagend zijn als het aanleren van de do’s. In veel situaties zie je waarschijnlijk al snel dat de kwaliteit van de motivatie van mensen toeneemt als je deze dingen doet.
In sommige situaties kan het zijn dat de mensen met wie je werkt, zo gewend zijn aan een druk, straf en beloning dat ze aanvankelijk verbaasd zijn en moeten wennen aan autonomie-ondersteuning en even de kat uit de boom kijken. In die situaties is het raadzaam om niet terug te vallen op deze druk en dwang aanpakken maar te volharden in je autonomie-ondersteuning. Zo kunnen ze stap voor stap merken dat het je menens is en meegaan in deze manier van werken.
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks