Intrinsieke motivatie is een onderwerp waar binnen allerlei deelgebieden binnen de psychologie enorm veel aandacht voor is. Maar, zo stellen auteurs Kruglanski, et al. (2018), er is een verwarring over de betekenis van het begrip intrinsieke motivatie en haar tegenhanger extrinsieke motivatie. Lees hier wat zij daarmee bedoelen en hoe zij voorstellen om deze verwarring op te heffen. 

 Trainingen Progressiegericht Werken 

Definieert exploreergedrag intrinsieke motivatie?

Kruglanski et al. (2018) beschrijven dat psychologen geïnteresseerd begonnen te raken in intrinsieke (en extrinsieke) motivatie op basis van de ontdekking dat dieren hun omgeving exploreren en proberen te manipuleren ongeacht of hen dit voedsel of drinken oplevert (bijv. Yerkes & Yerkes, 1929; White, 1959). Ze concludeerden dat er gedrag bestaat dat blijkbaar wordt uitgevoerd als doel op zich en niet om iets anders, één of andere beloning of opbrengst, te verkrijgen.

Vaak hebben psychologen volgens de auteurs op basis van deze bevindingen geconcludeerd dat intrinsieke motivatie gedefinieerd kan worden in termen van dit soort explorerende gedragingen. Met andere woorden, ze gingen exploreren, leren, nieuwsgierigheid, etc. zien als (onderdeel) van de definitie of essentie van intrinsieke motivatie.

Ze halen bijvoorbeeld Ryan and Deci (2000) aan die intrinsieke motivatie beschrijven als “the inherent tendency to seek out novelty and challenges, to extend and exercise one’s capacities, to explore, and to learn… (representing) natural inclination toward assimilation, mastery, spontaneous interest, and exploration”

Twee manieren om intrinsieke motivatie te definiëren

De auteurs leggen uit dat er twee manieren zijn om intrinsieke motivatie te definiëren, een structurele en een inhoudsspecifieke. Inhoudsspecifieke definiëringen zijn die die intrinsieke motivatie definiëren aan de hand van een inhoudelijke beschrijvingen van de betreffende gedragingen, zoals exploreren, uitdaging zoeken, de eigen capaciteiten willen uitbreiden, leren, spelen, etc.

Een structurele definitie van intrinsieke motivatie beschrijft de relatie tussen activiteiten en doelen, ongeacht de ‘inhoud’ van het gedrag. Een dergelijke definitie voert terug op oorspronkelijke definities (van o.a. Day et al., 1971; Lepper & Greene, 1978) die stellen dat een activiteit intrinsiek gemotiveerd is wanneer de activiteit gezien wordt als zijn eigen doel (en als extrinsiek wanneer de activiteit dient om een ander, afzonderlijk doel te bereiken).

Pleidooi voor structurele definitie: intrinsieke motivatie als fusie van activiteit en doel

De auteurs pleitten voor een structurele manieren van definiëren van intrinsieke motivatie. Hun argument is dat aan de inhoud van een activiteit nooit te zien kan zijn in hoeverre er sprake is van intrinsieke of extrinsieke motivatie. Een stukje gaan lopen kan zowel intrinsiek gemotiveerd zijn (dan is het stukje lopen het doel) of extrinsiek gemotiveerd (ik ga een brief posten). De omstandigheden en de subjectieve beoordeling van de persoon bepalen hoe intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd het betreffende gedrag is.

De auteurs zien intrinsieke motivatie als een fusie van activiteit en doel. Met andere woorden: bij intrinsiek gemotiveerd gedrag vallen activiteit en doel helemaal samen. Ze noemen hun manier van denken over intrinsieke motivatie de means-end fusion theory (MEF). Ze beschrijven een intrinsiekheidscontinuüm dat loopt van extrinsiek naar intrinsiek.

Intrinsiekheidscontinuüm

Op de extrinsieke einde van dit continuüm worden de activiteit en het doel beleefd als geheel gescheiden. Er is nu sprake van pure instrumentaliteit: je doet de activiteit om het doel te bereiken (“ik leer deze stof alleen maar om dit proefwerk te halen”). Op het intrinsieke eind van het continuüm zijn activiteit en doel helemaal ‘gefuseerd’, ze vallen geheel samen (“ik pak mijn gitaar want ik wil muziek maken”). Tussen die twee uiteinden zijn allerlei tussenposities waarin activiteiten en doel in de beleving van de persoon in min of meerdere mate samenvallen. Zie hieronder mijn visualisatie van dit continuüm.

Hoe ontstaat de link en overlap tussen activiteit en doel?

In het vervolg van hun artikel gaan de auteurs in op hoe de link tussen activiteit en doel kan ontstaan en worden versterkt en uiteindelijk zelfs zo sterk kan worden dat het individu geen onderscheid meer ervaart tussen de activiteit en het doel (en er dus sprake is van volledige intrinsieke motivatie). Zijn noemen vier redenen voor de activiteit-doel link:

  1. herhaaldelijke koppeling van de activiteit en het doel;
  2. uniekheid van verbinding tussen activiteit en het doel;
  3. beleefde gelijkheid van de activiteit en het doel;
  4. temporale onmiddellijkheid van het bereiken van het doel bij het uitvoeren van de activiteit.

Voor meer details verwijs ik naar het artikel zelf.

Mee eens: een structurele definitie is preciezer

Ik vind het betoog van de auteurs in de kern overtuigend. Aan een activiteit zelf is niet af te zien in hoeverre hij intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd is. Bepaalde activiteiten zoals leren, spelen, exploreren, etc. zijn vaak intrinsiek gemotiveerd maar niet per definitie (zoals ik hierboven al uitlegde). De inhoud van deze activiteiten is dus niet de essentiële manier om intrinsieke motivatie te definiëren. Een structurele definitie (die ook aansluit bij oude definities binnen de psychologie, zoals hierboven gezegd) lijkt mij inderdaad preciezer en beter.

Commentaar: sommige activiteiten en doelen zijn al gefuseerd door de evolutie

Ik heb wel een opmerking bij wat de auteurs schrijven over hoe activiteiten en doelen kunnen gaan samenvallen (de vier manieren die hierboven beschreven zijn). Deze voorstelling van zaken, als ik hem goed begrijp, gaat er vanuit dat activiteiten en doelen ooit gescheiden waren en gaandeweg gedurende ons leven, zijn komen samen te vallen.

Maar ik denk dat er ook activiteiten zijn die wij als doel op zich zien en waarbij we nooit een afzonderlijk doel in gedachten hadden. Ze zijn dus niet gefuseerd, ze waren altijd al één. Deze activiteiten doen we misschien puur omdat de evolutie ons de neiging heeft meegegeven om die activiteiten te doen. En ik kan mij voorstellen dat dit precies het soort spelende, explorerende en lerende activiteiten zijn zoals Deci & Ryan en vele anderen die zien als kenmerkend voor intrinsieke motivatie.

We kunnen dit soort activiteiten weliswaar soms extrinsiek gemotiveerd doen maar we zullen ze altijd ook intrinsiek gemotiveerd doen. Er kan, met andere woorden, een ontkoppeling (splitsing) van activiteit en doel ontstaan maar er was vanaf het begin (ook) een koppeling (fusie).

 

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (7)
  • Bruikbaar (5)