Naar aanleiding van mijn artikel De do’s en don’ts van autonomie-ondersteuning stuurde een hogeschooldocent me enige tijd geleden enkele interessante vragen. Hieronder noem ik die vragen en beantwoord ik ze beknopt.
Vragen van de docent
- Hoe verschilt gecontroleerde motivatie van geïnternaliseerde motivatie? Ik kan soms druk ervaren om te voldoen aan verwachtingen. Dit voelt niet (altijd) als iets dat uit mezelf komt, maar het voelt opgelegd. Het voelt als iets dat “zou moeten”.
- Als er geen gelijkwaardigheid is (zoals in het onderwijs vaak het geval is), kan het uitleggen van verwachtingen en motivatie zorgen voor druk. Helemaal als er ook een beoordeling/toetsing bij komt kijken. (Hoe) kun je daadwerkelijk autonomie-ondersteuning bieden in het onderwijs?
- In hoeverre is het mogelijk om je als docent te houden aan de Do’s en Don’ts van autonomie-ondersteuning binnen het huidige onderwijssysteem, waarbij de voortgang (of prestatie) van studenten meetbaar gemaakt moet worden?
- Summatief toetsen (het geven van cijfers) kan worden ervaren als belonen of straffen. Het kan een gevoel van falen teweegbrengen en competitie aanwakkeren. Toetsen en het geven van cijfers werkt in de hand dat studenten zich met elkaar gaan vergelijken. Toetsen is een vorm van controleren. En vaak worden er bij een toets bepaalde eisen gesteld, wat leidt tot controlerend taalgebruik (spreken in moeten). Zijn er manieren om voortgang te monitoren (toetsen) waarbij de autonome motivatie gewaarborgd blijft en de 3 basisboeften (autonomie, competentie en verbondenheid) worden vervuld.
Hieronder ga ik beknopt in op deze onderwerpen.
1. Verschil gecontroleerde motivatie en geïnternaliseerde motivatie
Wat deze begrippen gemeenschappelijk hebben, is dat ze beide vormen van extrinsieke motivatie zijn. Maar geïnternaliseerde motivatie is een vorm van autonome motivatie. Je hebt de betreffende verwachting zodanig eigen gemaakt dat je er helemaal achter staat. Als jij het gevoel hebt dat wat je moet doen opgelegd voelt en als een druk, dan is er niet sprake van volledige internalisatie. In het artikel Hoe stimuleer je internalisatie in de klas? En waarom zou je? kun je meer lezen over hoe de verschillende soorten motivatie zich tot elkaar verhouden en hoe je internalisatie kunt bevorderen als docent.
2. Verwachtingen en druk
Dat er verwachtingen zijn hoeft niet per definitie gevoeld te worden als druk. Autonomie-ondersteuning en structuur kunnen goed samen gaan (zonder structuur en verwachtingen kunnen we ons zelfs niet autonoom voelen). Deze twee artikelen zeggen meer hierover: Hoe combineer je als docent autonomie-ondersteuning met structuur? en Een geïntegreerd model van motiverende en demotiverende docentstijlen. Tegelijk is het zo dat geen mens voortdurend alleen maar autonoom gemotiveerd is voor alles wat hij of zij doet. Ideale omstandigheden bestaan niet en zullen ook nooit bestaan. De beweging richting autonome motivatie is wat de moeite waard is (zie ook dit artikel).
3. Huidig onderwijssysteem en toetsen
Onze huidige manieren van werken kunnen motivatie-ondermijnend zijn. Het overmatig gebruik van cijfers en het benadrukken van cijfers kan demotiverend werken (lees Wat doen schoolcijfers met motivatie?). Ook de nadruk leggen op verschillen in cijfers tussen personen kan demotiverend werken evenals autoritair en dwingend taalgebruik. Het probleem zit hem niet in toetsen en cijfers sec. Toetsen kunnen om te beginnen heel ondersteunend zijn in het leerproces. Formatieve toetsing, (gericht op het vaststellen waar een student zich bevindt in relatie tot het leerdoel van een vak en wat er nog nodig is om dat leerdoel te bereiken) zou eerder meer dan minder kunnen worden ingezet. En toetsing biedt ook veel mogelijkheden om de psychologische basisbehoeften te ondersteunen. Mensen kunnen zichzelf via quizzes toetsen, ze kunnen zelf nakijken, ze kunnen samen toetsen ontwerpen en maken, ze kunnen elkaars toetsen nakijken, ze kunnen elkaar helpen naar aanleiding van (formatieve) toetsresultaten, ze kunnen toetsjes voor elkaar maken, etc.
4. Summatieve toetsing
Summatieve toetsing (gericht op het vaststellen of de student de stof voldoende beheerst) heeft ook een nuttige plek in het onderwijs (aan einde van periodes is een niveaubepaling vaak nuttig/nodig om beslissingen op te kunnen baseren). Wel is het verstandig om het aantal summatieve toetsen binnen de perken te houden. Wat averechts werkt is om summatieve toetsing als controlemiddel (straf) in te zetten (iets wat helaas wel veel voor lijkt te komen).
Concurrentie (bijvoorbeeld in de vorm van het als docent vergelijken van prestaties van studenten) kan inderdaad ondermijnend werken maar ook hier is een uitzondering op. Wanneer leerlingen uit zichzelf gemotiveerd zijn om beter dan de rest van de klas te presteren kan dit motiverend werken (zie hier) omdat de vergelijking met andere cijfers voor hen informatief is.
Bedankt voor de heldere uitleg!