Hoe stimuleer je internalisatie in de klas? En waarom zou je?

Velen die werken in het onderwijs zijn al doordrongen van het belang en de kracht van intrinsieke motivatie voor leren. In een interessant nieuw artikel gaan Vansteenkiste et al. (2018) in op een vaak onderschat aspect van motivatie in het onderwijs dat even belangrijk is: internalisatie. Hieronder leg ik aan de hand van hun artikel uit wat internalisatie is en waarom het zo belangrijk is. Ook ga ik in op twee belangrijke principes voor het bevorderen van het proces van internalisatie: autonomie-ondersteuning en het geven van rationales. 

 Trainingen Progressiegericht Werken 

Intrinsieke motivatie

Intrinsieke motivatie is belangrijk voor onderwijs. Intrinsieke motivatie betekent dat leerlingen de lesstof interessant vinden en dat ze het leuk vinden er mee bezig te zijn. Als leerlingen intrinsiek gemotiveerd bezig zijn staan ze er helemaal achter om de activiteit te verrichten. Er helemaal achter staan om iets te doen wordt autonome motivatie genoemd. Intrinsieke motivatie wordt gezien als een schoolvoorbeeld van autonome motivatie.

Extrinsieke motivatie

Als docenten merken dat leerlingen echter de stof niet interessant vinden, en dus niet intrinsiek gemotiveerd zijn, zien ze vaak geen andere oplossingen om de leerlingen toch aan het werk te krijgen dan ze onder druk te zetten (lees meer). Deze druk kan bijvoorbeeld uitgeoefend worden via opdrachten, straffen en beloningen. Als dit gebeurt, is er bij de leerlingen die aan het werk gaan sprake van extrinsieke motivatie. Bij extrinsieke motivatie is er sprake van instrumentaliteit: de activiteit is een middel tot het bereiken van een uitkomst.

Internalisatie

De redenen voor extrinsiek gemotiveerd gedrag kunnen in verschillende mate geaccepteerd of geïnternaliseerd worden. Dit proces van internalisatie is iets wat de leerlingen zelf doen. Ze krijgen voortdurend allerlei waarden, richtlijnen en regels aangereikt en voortdurend bezig met het maken van een selectie van welke van deze waarden, regels en richtlijnen ze zich eigen gaan maken (internaliseren) en welke niet. De waarden en regels die ze internaliseren gaan ze vervolgens zelf gebruiken om keuzes te maken in hun eigen leven.

Het motivatiecontinuüm

De onderstaande figuur toont het zogenaamde motivatiecontinuüm dat oorspronkelijk beschreven werd door Ryan & Deci (2000) (zie ook deze versie). De versie hieronder is mijn vertaling (en kleine uitbreiding) van de versie van Vansteenkiste et al. (2018). Dit motivatiecontinuüm toont intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie naast elkaar en ook hoe extrinsieke motivatie vier niveaus van internalisatie kent.

Vier niveaus van internalisatie

In de tabel is te lezen dat er vier toenemende niveaus van internalisatie worden onderscheiden:

  1. externe regulatie: iets doen vanwege externe druk (m.n. in het vooruitzicht gestelde straf of beloning)
  2. geïntrojecteerde regulatie (waarbij de leerling zichzelf onder druk zet en het presteren van de activiteit koppelt aan zijn of haar gevoel van eigenwaarde),
  3. geïdentificeerde regulatie: waarbij de persoon er bewust achter staat om de activiteit uit te voeren omdat hij of zij de waarde of het nut van de activiteit voor zichzelf inziet.
  4. geïntegreerde regulatie: waarbij je volledig achter de activiteit staat omdat deze bij je persoonlijke kernwaarden past.

Hoe meer geïnternaliseerd de regel of de waarde is, hoe beter de kwaliteit van de motivatie is, hoe prettiger de leerling zich voelt en hoe beter het leerproces verloopt.

  • Bij externe regulatie en geïntrojecteerde regulatie wordt gesproken van gecontroleerde motivatie. Dit is een lage kwaliteit van motivatie (lees hier over nadelen van gecontroleerde motivatie).
  • Bij geïdentificeerde regulatie, geïntegreerde regulatie en intrinsieke motivatie wordt gesproken van autonome motivatie. Dit is een hoge kwaliteit van motivatie.

Als intrinsieke motivatie er niet is

Intrinsieke motivatie en internalisatie vinden tegelijkertijd plaats. Bij veel activiteiten is het mogelijk dat ze door leerlingen zowel als interessant/leuk worden ervaren als relevant en waardevol. Dit geldt echter zeker niet voor alle activiteiten. Wanneer activiteiten niet als interessant of leuk worden ervaren is er geen sprake van intrinsieke motivatie. Op die momenten is internalisatie belangrijk. Om goed gemotiveerd te raken voor die als saai beleefde activiteiten is het nodig dat leerlingen gaan begrijpen wat de relevantie, het nut, of de waarde ervan is. Internalisatie wordt door de leerling zelf geïnitieerd maar kan worden gestimuleerd door docenten door middel van twee dingen.

Stimuleren van internalisatie: 1) autonomie-ondersteuning

De eerste stimulans voor het proces van internaliseren is autonomie-ondersteuning. Autonomie-ondersteuning door de docent leidt tot de vervulling van de drie psychologische basisbehoeften (aan autonomie, competentie en verbondenheid). De autonomie-ondersteunende docent doet de volgende dingen:

  1. biedt keuzemogelijkheden aan leerlingen;
  2. houdt rekening met het tempo van de leerling;
  3. wekt interesse en nieuwsgierigheid op voor de lesstof;
  4. accepteert negatieve gevoelens van leerlingen (bijvoorbeeld als de stof saai vinden;
  5. gebruikt uitnodigende en begripvolle taal (in plaats van dwingende, autoritaire taal).

Stimuleren van internalisatie: 2) het bieden van rationales

Een rationale beschrijft de reden(en) waarom de lesactiviteit wordt verricht of de lesstof wordt behandeld. Als leerlingen ontdekken wat het nut of de waarde van een lesactiviteit of van lesstof is, kunnen ze deze internaliseren. Een docent kan bijvoorbeeld uitleggen waarom de lesstof belangrijk is (“Het is gebleken dat deze activiteit nuttig is om…”). Niet alle rationales zijn even effectief voor iedere leerling. Voor leerlingen met een laag zelfvertrouwen lijken rationales die de link leggen naar het nut voor het dagelijks leven van de leerling effectiever dan rationales die verwijzen naar het nut voor de later opleiding of carrière.

Ook is het belangrijk dat rationales aansluiten op het referentiekader van leerlingen en niet zozeer op het perspectief van de leraar. Dan is het namelijk voor de leerling veel beter mogelijk om de persoonlijke relevantie voor hem of haar zelf te ontdekken. Een goede manier om rationales te ontwikkelen die als persoonlijk relevant worden ervaren is door het aan leerlingen zelf te vragen (“Waarom denk jij dat deze lesactiviteit belangrijk is?”, “Hoe denk jij dat deze regel belangrijk is in de klas?”).

Vooral voor leerlingen met een relatief laag zelfvertrouwen kan het behulpzaam zijn om hen te laten kiezen uit een lijstje formuleringen over de waarde van de activiteit die eerder door andere leerlingen zijn geformuleerd. Een dergelijke multiple-choice-vorm kan het voor hen gemakkelijker maken om het nut en de waarde te gaan zien en deze te internaliseren.

Als docent kun je inventariseren wat leerlingen zelf hebben bedacht en hier vervolgens een aanvulling op geven. Rationales die je als docent verschaft, zijn effectiever: 1) naarmate ze specifieker zijn (in plaats van vaag), 2) meer gericht op intrinsieke doelen, en 3) aanvullend op wat leerlingen zelf al hebben bedacht (er moet, met andere woorden, een nieuwswaarde in zitten).

De onderstaande figuur (Vansteenkiste et al., 2018) vat het bovenstaande samen:

Uitnodiging

Wist je al dat intrinsieke motivatie niet de enige goede vorm van motivatie is? Wist je al dat bij gebrek aan intrinsieke motivatie het niet nodig is om te gaan straffen of belonen? Was je al bekend met het belang van internalisatie? Wist je al dat autonomie-ondersteuning en het bieden van rationales het proces van internalisatie kunnen bevorderen? Heb je het artikel gelezen hebbend een paar ideetjes opgedaan die jij in je eigen lessen, cursussen of workshops zou kunnen uitproberen? Ik nodig je uit dat te doen en me te laten weten wat het opleverde.

 

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (9)
  • Bruikbaar (4)