Lees ook: Aannames in progressiegericht werken
Binnen progressiegericht werken gaan we uit van een aantal aannames over mensen, over progressie, over inspanning en over effectiviteit in gesprekken. De aannames die we over mensen hebben, zouden als volgt kunnen worden samengevat:
- We hebben autonomie, competentie en verbondenheid nodig.
- Het is goed om te geloven dat we onszelf kunnen ontwikkelen.
- De menselijke natuur is flexibel.
- Onze intuïtie is minder betrouwbaar dan we denken.
Hieronder volgt een toelichting op elk van deze aannames:
1. We hebben autonomie, competentie en verbondenheid nodig
Als we zeggen dat mensen gemotiveerd zijn, bedoelen we dat ze energie voor actie hebben. De beste soort motivatie heet autonome motivatie, het soort motivatie dat we voelen als we volledig achter wat we doen staan (Ryan & Deci, 2017). We voelen autonome motivatie als we dingen doen die we interessant vinden (dit heet intrinsieke motivatie) en als we dingen doen die we belangrijk vinden (dit heet geïnternaliseerde motivatie).
Deze autonome motivatie vindt plaats als voldaan wordt aan drie psychologische basisbehoeften die wij allemaal hebben: de behoefte aan autonomie, de behoefte aan competentie en de behoefte aan verbondenheid. De behoefte aan autonomie gaat over de beleving dat je zelf kunt kiezen wat je doet en erachter staat wat je doet. De behoefte aan competentie gaat over de beleving dat je gedrag effectief is en dat je in staat bent om gewenste resultaten te bereiken. De behoefte aan verbondenheid gaat over de beleving van een wederzijdse positieve connectie met andere mensen.
Uit onderzoek blijkt dat mensen uit allerlei culturen en in zowel arme als rijke maatschappijen deze behoeften hebben (zie o.a. Van Egmond et al., 2017). We zouden in plaats van behoeften ook het woord ‘noden’ kunnen gebruiken. Want we hebben de vervulling van deze behoeften daadwerkelijk nodig om goed te kunnen functioneren. Zelfs als we zelf zeggen of denken geen behoefte aan deze drie dingen te hebben, zijn ze essentieel. Zelfs als we zelf niet weten dat we autonomie, competentie en verbondenheid nodig hebben, hangt ons functioneren en welbevinden ervan af (Chen et al., 2015; Sheldon et al., 2001).
2. Het is goed om te geloven dat we ons kunnen ontwikkelen
Mensen kunnen verschillend denken over de ontwikkelbaarheid van hun eigenschappen en capaciteiten (Dweck, 2011). Soms neigen we naar een statische mindset. Dan geloven we dat we onze capaciteiten en eigenschappen maar in beperkte mate kunnen ontwikkelen. Soms neigen we naar een groeimindset. Dan geloven we dat we onze eigenschappen en capaciteiten kunnen ontwikkelen mits we ons daarvoor effectief inspannen. Hoe we denken over de ontwikkelbaarheid van onze eigenschappen en capaciteiten blijkt veel invloed te hebben op allerlei aspecten van ons leren.
In een statische mindset hebben we de neiging om te demonstreren hoe goed we zijn. Ook zijn we dan geneigd om uitdagende taken uit de weg te gaan omdat we hier mogelijk minder goed in zouden kunnen presteren. In een statische mindset zien we het maken van fouten en het ondervinden van tegenslag en moeilijkheden gauw als een aanwijzing dat we op het betreffende gebied waarschijnlijk minder capaciteiten hebben. In een groeimindset zijn we gericht op leren. We zoeken uitdagingen op en zien tegenslag en fouten als noodzakelijke onderdelen van het leren van nieuwe en moeilijke dingen. Het ondervinden van tegenslag en moeilijkheden zien we als een aanwijzing dat we meer inspanning moeten leveren, een andere strategie moeten proberen of hulp moeten vragen.
Een statische mindset gaat in het algemeen gepaard met negatieve gevoelens zoals angst terwijl een groeimindset meer geassocieerd is met positieve gevoelens zoals voldoening en plezier (zie ook Carol Dweck: De kracht van geloven dat je kunt verbeteren).
3. De menselijke natuur is flexibel
De menselijke natuur kan zich op slechte en goede manieren uiten en ontwikkelen. In bepaalde omstandigheden komen vooral negatieve kanten van onze natuur naar boven, zoals egoïsme, agressie, opportunisme, oneerlijkheid, negativisme en apathie. In andere omstandigheden komen vooral positieve kanten van onze natuur naar boven, zoals onbaatzuchtigheid, vreedzaamheid, moraliteit, integriteit, zorgzaamheid, en volharding. Kenmerken van de structuren, systemen en culturen waarbinnen we functioneren, bepalen sterk of vooral de goede of vooral de slechte kanten van onze natuur tot uiting en ontplooiing komen.
Hoe we onze structuren, systemen en culturen opbouwen, is daarmee van groot belang. De geschiedenis van de mensheid illustreert dit. Door allerlei dingen in onze omstandigheden aan te passen, slagen we er als mensheid langzaam heel langzaam, maar zeker in om de wat betere kanten van onze natuur naar boven te brengen. Door het oprichten van instituties zoals overheden, grondwetten, een vrije pers, en gereguleerde markten, slagen we erin om beetje bij beetje niet alleen welvarender maar ook iets vreedzamer, empathischer, toleranter, genuanceerder en humaner te worden (zie o.a. Pinker, 2011; 2018; Shermer, 2015; Norberg, 2016, Rosling, 2018).
Dat situaties zo’n belangrijke invloed hebben, is iets wat we ons in het algemeen weinig realiseren. Onderzoek binnen de psychologie heeft aangetoond dat we de invloed van situaties op ons gedrag in de regel onderschatten. Dit effect heet de fundamentele attributiefout (Ross, 1977). De fundamentele attributiefout houdt niet alleen in dat we systematisch de invloed van situaties, structuren en systemen op ons gedrag onderschatten maar ook systematisch de invloed van persoonlijke kenmerken en aanleg op ons gedrag overschatten.
Als we ons bewuster worden van de fundamentele attributiefout kunnen we er in zekere mate rekening mee houden en voor corrigeren. We zullen mensen dan minder snel veroordelen of afschrijven als ze iets fout hebben gedaan. We zullen mensen ook minder snel een heldenstatus geven als ze iets bijzonders hebben gedaan. Bovendien kunnen we meer gaan geloven in de veranderbaarheid van mensen via het veranderen van hun omstandigheden. We kunnen de kracht van situaties en structuren gaan benutten om het beste in mensen (inclusief onszelf) naar boven te halen. Structuren en situaties die onze psychologische basisbehoeften en een groeimindset ondersteunen, zijn bijvoorbeeld bij uitstek waardevol.
4. Onze intuïtie is minder betrouwbaar dan we denken
Een van de belangrijkste bevindingen binnen de psychologische wetenschap is dat de menselijke intuïtie en het menselijke beoordelingsvermogen tamelijk onbetrouwbaar zijn. Als mensen maken we, vaak zonder dat we dat doorhebben, allerlei inschattings- en beoordelingsfouten. Bekende voorbeelden van zulke fouten zijn de fundamentele attributiefout, de confirmation bias, de negativiteitsbias en het Dunning-Kruger effect. De fundamentele attributiefout werd hierboven al uitgelegd. De confirmation bias (Nickerson, 1998) is onze, veelal onbewuste, neiging om alleen te zoeken naar bewijs dat onze al aanwezige denkbeelden bevestigt. Ook merken we zulk zelfbevestigend bewijs eerder op (dit wordt selectieve perceptie genoemd) en onthouden we het beter.
De negativiteitsbias (Kanouse & Hanson, 1972; Baumeister et al., 2001) is het verschijnsel dat we negatieve informatie gemakkelijker opmerken dan positieve informatie en dat we geneigd zijn om meer gewicht toe te kennen aan negatieve informatie dan aan positieve. Het Dunning-Kruger effect (Dunning, 2011) is het verschijnsel dat onwetende of incompetente mensen niet weten, en in zekere mate niet kunnen weten, hoe onwetend of incompetent ze zijn. Het Dunning-Kruger effect impliceert dat we onszelf vaak juist overschatten op die gebieden waar we het minst van afweten.
Veel van de technieken en principes in de progressiegerichte aanpak kunnen worden gezien als manieren om rekening te houden met dit soort fouten in ons denken en ook als tegenmaatregelen tegen deze fouten.
0 reacties