Hoofdstuk 3 uit De Psychologie van Progressie (2017).
Mikken op progressie getuigt van optimisme. Maar hoe optimistisch kunnen we zijn? Hoe goed kunnen we verwachten dat het leven wordt? Hoe we deze vraag beantwoorden heeft veel consequenties voor ons leven.
Wat mogen we verwachten?
Als onze verwachtingen erg laag zijn, worden we passief en spannen we ons nauwelijks in om onze omstandigheden te verbeteren. Op deze manier kunnen lage verwachtingen zichzelf waarmaken. Je verwacht niet dat je omstandigheden beter kunnen worden, je gaat daarom niet aan de slag om ze beter te maken en, inderdaad, ze worden niet veel beter. Hoge verwachtingen kunnen zichzelf, tot op zekere hoogte, ook waarmaken. Je verwacht dat je omstandigheden beter kunnen worden, je gaat aan de slag om ze beter te maken en, inderdaad, ze worden beter. Maar als positieve verwachtingen onrealistisch hoog worden, worden ze een recept voor desillusie. Wie bijvoorbeeld verwacht zonder pijn, innerlijke spanning, conflicten, problemen en tegenslag door het leven te kunnen komen, komt bedrogen uit. Dat zal namelijk niet gebeuren.
Negatieve percepties en gevoelens horen bij het leven en we kunnen ze het beste zien als functioneel. Ze zijn functioneel omdat ze ons helpen om ons bewust te worden van de onwenselijkheid van de situatie waar we ons in bevinden zodat we deze kunnen proberen te verbeteren. Dat pijn vervelend is, is precies waarom het er is. Pijn is vervelend opdat het onze aandacht richt op iets wat mogelijk misgaat in ons lichaam zodat we hier iets aan kunnen doen. Ook negatieve percepties en gevoelens hebben een dergelijke alarmfunctie. Daarnaast zijn ze niet alleen functioneel maar ook onvermijdelijk. Andere mensen voelen zich af en toe, net als wijzelf, ook slecht, al realiseren we ons dat lang niet altijd (Jordan et al., 2011). Van buitenaf zijn hun innerlijke spanningen meestal namelijk niet gemakkelijk waar te nemen. Als we op straat lopen, zien we gewone mensen lopen. Hun mogelijke twijfels, onzekerheden en angsten kunnen we vaak niet goed waarnemen, al was het alleen maar omdat mensen die op straat lopen liefst niet ten overstaan van iedereen al hun zwaktes en negatieve emoties tonen. Misschien verklaart dit waarom mensen soms de hoop kunnen hebben dat een spanningsvrij leven bestaat; ze denken dat ze het bij anderen zien. Mensen die geloven dat een spanningsvrij leven bestaat maar bij zichzelf merken dat ze toch wel last hebben van spanningen of somberheid, zijn een gemakkelijke prooi voor sommige hulpverleners die ons ervan proberen te overtuigen dat als wij moeilijkheden ervaren dit moet betekenen dat we professionele hulp nodig hebben; hun hulp wel te verstaan (zie ook Dineen, 2001; lees ook dit).
Leven zonder problemen en spanning bestaat niet
Voor mensen en menselijke samenwerkingsverbanden zijn interne spanningen niet alleen onvermijdelijk maar tevens essentieel. Neem eens een bedrijf in gedachten waar je met waardering en misschien zelfs een bepaalde mate van bewondering naar kijkt. Van een afstandje lijkt het misschien alsof deze organisatie een geoliede machine is. Zij bedient haar klanten, verdient geld en innoveert. Maar als we de kans krijgen om aan de binnenkant van zo’n organisatie te kijken, zien we de vele rommelige processen en interne spanningen die er bestaan. Nog een voorbeeld: beroemde popsterren of filmsterren lijken misschien heerlijke en benijdenswaardige levens te leiden. Maar wanneer hun biografie verschijnt, komen we steevast veel te weten over de worstelingen en problemen waar zij mee te maken hebben gehad. Hetzelfde geldt voor historische figuren zoals Aristoteles, Leonardo da Vinci, Newton, Mozart, Darwin, Einstein, Gandhi en Churchill. We herinneren ons over het algemeen alleen de glorieuze ‘samenvattingen’ van hun leven. Maar bij nadere beschouwing blijkt geheid dat ook zij met veel problemen, obstakels, tegenslagen, mislukkingen, spanningen, zwaktes, onzekerheden en kwetsbaarheden te maken hebben gehad tijdens hun leven.
Van buitenaf lijken complexe systemen vaak stabiel en stevig maar aan de binnenkant is sprake van een dynamisch evenwicht van meerdere tegenstrijdige krachten. Mooie voorbeelden hiervan uit de natuur zijn de sterren in de kosmos. Intuïtief denken we over een ster misschien als een glorieuze solide bol aan de hemel. Maar van dichtbij is een ster een verzameling van dynamische processen en allesbehalve een statische, solide bol. De ster is namelijk het resultaat van een evenwicht tussen twee tegenstrijdige krachten. Er is een inwaartse kracht, de zwaartekracht, die ervoor zorgt dat waterstofatomen met elkaar fuseren en heliumatomen vormen. Bij dit proces komt kernenergie vrij die een uitwaartse kracht vormt. Deze twee tegenstrijdige krachten creëren een evenwicht gedurende het bestaan van de ster. Op enig moment zal de uitwaartse kracht afnemen omdat de waterstofatomen beginnen op te raken in de ster. Dit is het begin van het einde van het bestaan van de ster. De innerlijke spanningen in de ster zijn dus de essentie van haar bestaan. Wellicht kunnen we dit als een metafoor voor ons eigen leven gebruiken. Spanningen horen erbij en kunnen productief zijn. Ze kunnen een bron van vitaliteit vormen.
We blijven verlangen naar progressie
Wat betekent dit allemaal? Om te beginnen, kunnen we onszelf beter niet wijsmaken – en laten wijsmaken – dat een probleemloos of spanningsloos bestaan mogelijk is. Tegelijk hoeven we ons niet machteloos over te geven aan het feit dat er spanningen en ups en downs zijn in het leven. In plaats daarvan kunnen we onze negatieve ervaringen en ups en downs beter onderkennen en benutten om progressie te boeken in gebieden die interessant en belangrijk voor ons zijn. Ik stel dus voor dat we onze verwachtingen niet onnodig laag stellen en niet onrealistisch hoog. We zijn niet veroordeeld tot een leven van kommer en kwel maar een leven van probleemloos leven en maximaal geluk is ook niet haalbaar.
Moeten we dan misschien gewoon mikken op tevreden zijn met wat we hebben? Hoewel dit met betrekking tot veel onderwerpen waarschijnlijk een goed idee is, kan het niet voor alle dingen in ons leven gelden. Ik wil beargumenteren dat stilstand niet goed genoeg is voor een mens. Zelfs al heb je het redelijk voor elkaar in het leven dan blijf je progressie nodig hebben in sommige dingen die wel belangrijk voor je zijn. Ook aan relatief goede dingen wen je namelijk. Dit mechanisme van gewenning, dat sensorische adaptatie heet (zie o.a. Webster, 2012), heeft een grote invloed op hoe tevreden we zijn met de dingen in ons leven. Ook waardevolle dingen in het leven gaan we op een gegeven moment als normaal beschouwen waardoor we er nauwelijks meer op letten. Denk maar aan schoon drinkwater. We beschouwen het als normaal dat we erover kunnen beschikken en we beleven het niet als een factor die ons welbevinden sterk beïnvloedt, tot het moment dat we er plotseling zonder komen te zitten.
Als we eenmaal gewend zijn aan de goede dingen in ons leven, verschuift onze aandacht zich naar dingen waar we niet tevreden over zijn en waarvan we zouden willen dat ze beter waren. Ook als we het goed voor elkaar hebben in ons leven, blijven we verlangen naar progressie. Dit is onontkoombaar. Wij hebben een brein waarmee we continu gebeurtenissen en situaties evalueren. We kunnen steeds het onderscheid maken tussen gewenste en minder gewenste omstandigheden en gebeurtenissen in ons leven. We hebben uiteraard een voorkeur voor gebeurtenissen en situaties die we ervaren als meer gewenst. En omdat we ons er bewust van zijn dat we onszelf in beweging kunnen zetten en dingen kunnen doen die een zekere invloed hebben op onze omstandigheden, is het normaal dat we continu streven naar en bezig zijn met vooruitgang. Anders gezegd: we proberen steeds die dingen te doen die ons dichter in de buurt brengen van wat we als gewenst beschouwen. Natuurlijk is het nooit zo dat we alles willen verbeteren. Er zijn altijd dingen die we als relatief plezierig en goed ervaren in onze omstandigheden en andere dingen die we als minder plezierig en goed ervaren. Het ligt voor de hand dat we vooral die dingen die we als minder goed en plezierig ervaren graag beter zouden zien worden. Om onze energie zo goed mogelijk te gebruiken, is het verstandig om goed na te denken over welke dingen we beter willen maken en hier bewuste keuzes in te maken.
Dat we steeds een zekere behoefte aan progressie blijven hebben, sluit trouwens mooi aan bij het feit dat de wereld steeds progressie van ons blijft vragen. De wereld blijft steeds veranderen en stelt daardoor steeds nieuwe eisen aan ons. Als we zelf niet blijven leren en groeien, kunnen we niet goed meekomen in de veranderende wereld. Gelukkig biedt de wereld tegelijkertijd steeds kansen op progressie. Ongeacht waar we staan, kunnen we progressie boeken in de richting van onze gewenste toekomst. Laten we eens kijken naar wat betekenisvolle progressie is.
Betekenisvolle progressie motiveert
Het woord progressie is afkomstig van het Latijnse zelfstandig naamwoord progressus wat vooruitgang betekent. Het woord is opgebouwd uit de delen pro wat voort of voor betekent en gradi wat lopen of gaan betekent. Wat ik versta onder betekenisvolle progressie is vooruitkomen in de richting van wat we waarderen. Wat we waarderen kan van alles zijn. Denk maar aan dingen als veiligheid, gezondheid, rechtvaardigheid, vrede, vrijheid, gelijkheid, saamhorigheid, kennis, plezier en geluk.
Het bereiken van betekenisvolle progressie blijkt motiverend te zijn. Teresa Amabile en Steven Kramer schreven het boek The Progress Principle (2011) waaraan ik de titel van dit hoofdstuk heb ontleend. Amabile en Kramer deden grootschalig dagboekonderzoek waaruit bleek dat mensen op werkdagen waarin zij betekenisvolle progressie boekten, al was het maar geringe progressie, een positievere werkbeleving hadden. Onder betekenisvolle progressie verstaan de auteurs progressie in iets wat de mensen als belangrijk ervoeren. Onder een positieve werkbeleving wordt verstaan: een positieve kijk op het werk, positieve emoties in het werk en een positieve motivatie. Deze positievere werkbeleving vertaalde zich in beter samenwerken, meer creativiteit en een hogere productiviteit van die mensen. Een opvallende bevinding was dat vaak geringe progressie al voldoende was om een positieve werkbeleving te ervaren met de bijbehorende positieve effecten op het functioneren. Het omgekeerde geldt helaas ook, en helaas in nog wat sterkere mate. Tegenslag of achteruitgang drukt de werkbeleving en het functioneren. En dit effect was in het onderzoek 2 à 3 keer zo sterk als het motiverende effect van progressie. Het bereiken en zien van progressie is dus belangrijk. Minstens zo belangrijk is het vermijden van achteruitgang en het ombuigen van achteruitgang en tegenslag in vooruitgang.
Dit onderzoek staat niet op zichzelf. Er zijn veel meer aanwijzingen uit onderzoeken die laten zien dat progressie motiveert. Hier zijn enkele voorbeelden. Onderzoek van Schunk & Usher (2012) heeft laten zien dat het gevoel dat je progressie boekt in een taak bijdraagt aan je gevoel dat je tegen de taak bent opgewassen en aan je motivatie om door te gaan met die taak. MacLeod et al. (2008) lieten zien dat niet alleen daadwerkelijke progressie positieve effecten heeft maar ook het geloof in de mogelijkheid van progressie. Hun onderzoek liet zien dat dit het welbevinden van mensen vergroot. De beleving van betekenisvolle progressie is niet alleen positief op de korte termijn van een individuele werkdag maar ook over langere periodes en ook in meer gebieden in je leven. Als mensen het gevoel hebben dat ze progressie aan het boeken zijn in de richting van hun levensdoelen, voelen zij zich beter en gezonder (Street et al., 2007; Elliot et al., 1997; Sheldon & Kasser, 1998). De beleving van betekenisvolle progressie, al is die maar klein, is dus motiverend.
Onze ideeën over progressie blijven zich ontwikkelen
Onze ideeën over wat betekenisvol of waardevol is in de wereld zijn niet statisch. Terwijl we ons ontwikkelen, als mensheid en als individuen, verschuiven die ideeën langzaam maar zeker. En die evolutie van onze ideeën over wat waardevol is in de wereld is nog volop aan de gang. Misschien verloopt dat proces nu zelfs sneller dan ooit doordat we steeds meer mogelijkheden hebben tot interactie met elkaar. We hebben het altijd al belangrijk gevonden dat we ons veilig konden voelen en genoeg voedsel hadden om te overleven. Maar dingen als vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om onze kennis te ontwikkelen, zijn we pas in recentere tijd belangrijk gaan vinden. En dat geldt al helemaal voor het idee dat alle mensen met gelijke rechten geboren zijn. De gedachten dat mannen en vrouwen gelijke rechten moeten hebben, dat slavernij verkeerd is en dat mensen van verschillende seksuele oriëntaties gelijke rechten moeten hebben, zijn uitvindingen van de moderne tijd. En wat te denken van milieubewustzijn en belang hechten aan dierenrechten? Onze beschaving heeft een sterke invloed op hoe we anders zijn gaan denken over wat belangrijk is. Onze opvattingen over moraliteit hebben dus wellicht ook vooruitgang geboekt (zie ook Shermer, 2015). Ons toegenomen inzicht over hoe de wereld in elkaar zit, is daar een factor in. Als we nu een hevige donderslag horen, schrikken we misschien een beetje maar we denken niet meteen dat we een offer moeten brengen aan een boze godheid of geest. We weten ongeveer hoe onweer tot stand komt, we trekken de stekkers uit het stopcontact, halen onze schouders erover op en wachten tot het over gaat. Misschien genieten we zelfs door een nachtelijk onweer extra van de knusheid van ons bed.
Onze ideeën over wat betekenisvol of waardevol is in de wereld zijn niet statisch. Terwijl we ons ontwikkelen, als mensheid en als individuen, verschuiven die ideeën langzaam maar zeker. En die evolutie van onze ideeën over wat waardevol is in de wereld is nog volop aan de gang. Misschien verloopt dat proces nu zelfs sneller dan ooit doordat we steeds meer mogelijkheden hebben tot interactie met elkaar. We hebben het altijd al belangrijk gevonden dat we ons veilig konden voelen en genoeg voedsel hadden om te overleven. Maar dingen als vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om onze kennis te ontwikkelen, zijn we pas in recentere tijd belangrijk gaan vinden. En dat geldt al helemaal voor het idee dat alle mensen met gelijke rechten geboren zijn. De gedachten dat mannen en vrouwen gelijke rechten moeten hebben, dat slavernij verkeerd is en dat mensen van verschillende seksuele oriëntaties gelijke rechten moeten hebben, zijn uitvindingen van de moderne tijd. En wat te denken van milieubewustzijn en belang hechten aan dierenrechten? Onze beschaving heeft een sterke invloed op hoe we anders zijn gaan denken over wat belangrijk is. Onze opvattingen over moraliteit hebben dus wellicht ook vooruitgang geboekt (zie ook Shermer, 2015). Ons toegenomen inzicht over hoe de wereld in elkaar zit, is daar een factor in. Als we nu een hevige donderslag horen, schrikken we misschien een beetje maar we denken niet meteen dat we een offer moeten brengen aan een boze godheid of geest. We weten ongeveer hoe onweer tot stand komt, we trekken de stekkers uit het stopcontact, halen onze schouders erover op en wachten tot het over gaat. Misschien genieten we zelfs door een nachtelijk onweer extra van de knusheid van ons bed.
Een andere factor in de ontwikkeling van wat we verwachten en waarderen, is dat er steeds meer mogelijkheden in de wereld zijn voor wat wel genoemd wordt positive-sum-games. Dit zijn interacties tussen mensen waarbij alle betrokken partijen voordeel kunnen behalen. Bij een zogenaamde zero-sum-game is de totale mogelijke opbrengst in een transactie constant en gelijk aan de opgetelde hoeveelheden die de betrokken partijen inbrengen. Bij een zero-sum-game gaat het erom hoe die totale opbrengst verdeeld wordt. Hoe beter de ene partij er dan vanaf komt, hoe slechter de andere partij er vanaf komt. Bij een positive-sum-game is de totale mogelijke opbrengst van de transactie niet gelijk aan hoeveel de participerende partijen samen hebben ingebracht maar groter dan dat. Er is dus sprake van synergie; het totaal is groter dan de som der delen. Verschillende auteurs hebben beargumenteerd dat in de loop der menselijke geschiedenis de hoeveelheid positive-sum-games is toegenomen (o.a. Wright, 2000). We profiteren volgens hen dus steeds meer van de transacties die we met elkaar hebben. Auteur Matt Ridley (2010) schrijft dat vooral toe aan het feit dat we in de loop der tijd steeds meer met elkaar zijn gaan ruilen en handelen. Doordat we dit zijn gaan doen, zijn mensen zich steeds meer gaan specialiseren waardoor zowel onze collectieve productiviteit als ons vertrouwen in elkaar en onze afhankelijkheid van elkaar zijn toegenomen.
Ook in onze individuele levens maken wij een verstandelijke en morele ontwikkeling door die correspondeert met een verandering in wat we belangrijk en interessant vinden in het leven. Deze ontwikkeling kan gedurende ons hele leven doorgaan. Tijdens ons leven kunnen we een steeds realistischere kijk op de wereld krijgen. Ons inzicht in wat we zelf nodig hebben en wat andere mensen nodig hebben, kan blijven toenemen waardoor we beter kunnen leren om onszelf en anderen vooruit te helpen. Maar wat we ook belangrijk mogen vinden, duidelijk is dat de beleving van progressie in de richting van wat we belangrijk vinden, goed voor ons is.
Is progressie geen illusie?
Voordat we ons verdiepen in hoe je progressie kunt bereiken, wil ik ingaan op de vraag of progressie echt bestaat. Veel mensen vragen zich namelijk af of progressie niet slechts een illusie is. Deze vraag komt ook terug in een al oude discussie in de filosofie en de antropologie die nog steeds niet uitgewoed is. Die discussie gaat in essentie over de vraag of menselijke beschaving echt bestaat en startte eeuwen geleden. Een centraal thema in het denken over vooruitgang was de tegenstelling in het denken van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588–1679) en de Franse filosoof (van Zwitserse afkomst) Jean Jacques Rousseau (1712–1778). Hobbes geloofde dat de mensheid in de loop van de geschiedenis progressie had geboekt.
In de tijd van Hobbes en Rousseau was vrijwel niets bekend over hoe het leven eruit zag in de oertijd waarover ze speculeerden. Of de mens van nature goed en cultuur slecht was of vice versa konden zij langs empirische weg niet uitmaken. Ze moesten het dus doen met aannames en redeneringen wat een te wankele basis is voor stellige conclusies. Ook het werk van Margaret Mead lijkt geen betrouwbaar inzicht te geven in een antwoord. Haar onderzoek is na haar dood aan zware kritiek ten prooi gevallen (zie o.a. Freeman, 1983). Ze zou zich door een aantal bewoners van Samoa goedgelovig allerlei dingen op de mouw hebben laten spelden die pasten bij haar noble savage ideologie. De discussie woedt, zoals gezegd, nog steeds. Er blijven aanhangers van zowel de noble savage theorie als van de brutal savage theorie. Maar tegenwoordig is er meer bekend over hoe de mens in de oertijd leefde. En de feiten lijken erop te wijzen dat Hobbes het over dit onderwerp meer bij het rechte eind had dan Rousseau. Zoals Steven Pinker uitlegt, zijn er twee soorten bewijs te vinden. Het eerste type bewijs is archeologisch. Door te kijken naar welke percentages van prehistorische skeletten tekenen van gewelddadig trauma vertonen, kun je schattingen maken van het percentage gewelddadige sterftes in samenlevingen. Deze lijn van onderzoek laat zien dat het percentage gewelddadige doden in prehistorische tijden veel hoger was dan in moderne samenlevingen.
Een tweede lijn van bewijs is te vinden in wat Pinker noemt etnografische vitale statistieken. Hij doelt hiermee op langdurig onderzoek dat gedaan is op plekken in de wereld waarin geen natiestaat bestaat. Het gaat hier om jager-verzamelaarstammen in de recente geschiedenis en huidige tijd. Deze statistieken laten zien dat, ook in de recente geschiedenis en in de huidige tijd, mensen in een samenleving zonder staat gewelddadiger zijn dan mensen in natiestaten. De feiten lijken er op te wijzen dat beschaving bestaat en zin heeft. Het leven in primitieve tijden was hard en bruut. Er was een keiharde competitie om voedsel en seksuele partners en geen objectieve arbiter in de vorm van een overheid om in te grijpen, te bemiddelen, recht te spreken en te straffen. In een recent artikel (Gat, 2015) wordt meer bewijs op een rijtje gezet en valt te lezen dat ook bekende hedendaagse (voormalige) Rousseau-aanhangers onder de antropologen steeds meer toegeven dat in samenlevingen van jager-verzamelaars het percentage gewelddadige sterftes veel hoger is dan in onze moderne samenlevingen[1].
Dit alles toont wat mij betreft trouwens niet aan dat Hobbes helemaal gelijk had en dat de mens van nature slecht zou zijn. En ook niet dat in minder ontwikkelde, beschaafde samenlevingen, mensen inherent slechter zijn. Dat is volgens mij een te sombere en niet gerechtvaardigde conclusie. Wat af te leiden is uit deze bevindingen is dat we als mensen structuren, regels, normen en overheden nodig hebben om het beste in onszelf naar boven te laten komen. Beschaving bestaat. Het is de moeite waard om er in te blijven investeren. Dat mensen dit al duizenden jaren proberen, getuigt van een streven naar progressie en moraliteit. Dat lijkt me iets goeds te zeggen over de menselijke natuur.
Er is meer progressie dan we denken
Wat geloven in het bestaan van progressie kan bemoeilijken, is dat progressie lang niet altijd gemakkelijk te zien is. Wanneer we er niet goed op letten, zien we het snel over het hoofd. Bovendien is het niet altijd duidelijk of we een ontwikkeling wel moeten interpreteren als progressie. Er zijn, denk ik, enkele inherente redenen waarom progressie moeilijk te zien is.
Een eerste reden heeft te maken met de beperkte capaciteit van ons bewustzijn. Wij kunnen onze bewuste aandacht maar op weinig dingen tegelijk richten. Daarom is het logisch dat we onze aandacht richten op dingen die belangrijk en urgent voor ons zijn. Dit zijn vaak de dingen op ons to-do lijstje en problemen waar we mee geconfronteerd worden. De talloze dingen, groot en klein, die goed hebben gewerkt en die we voor elkaar hebben gekregen in het verleden zijn niet relevant in het hier en nu. Daarom hoeven we ons niet constant bewust te zijn van al deze dingen. Dat zou verspilling van mentale energie zijn. Van al deze dingen blijven we ons dan ook niet constant bewust. Ze zakken naar het onbewuste deel van ons brein. Dit kan een reden zijn dat we ons vaak maar in geringe mate bewust zijn van de dingen die gelukt zijn en van de progressie die we bereikt hebben. Zo gauw we iets bereikt hebben, richten we ons al weer op het volgende punt op ons actielijstje of op het volgende probleem dat er op ons afkomt.
Een tweede reden is de volgende. Door progressie te boeken, komen we vaak op een hoger niveau terecht, bijvoorbeeld wanneer we promotie maken naar een hogere functie, waarin nieuwe, hogere eisen aan ons worden gesteld. Die hogere eisen kunnen ervoor zorgen dat we ons werk als moeilijker gaan ervaren, meer fouten gaan maken en meer tegenstand ervaren, wat we zouden kunnen beleven als een teken van achteruitgang in plaats van vooruitgang. Een derde structurele reden waarom progressie moeilijk te zien is, heeft te maken met onze verwachtingen. Wanneer we progressie hebben geboekt, wennen we na verloop van tijd aan de nieuwe, betere, situatie en worden onze verwachtingen hoger. Door de lat hoger te leggen, zijn we niet langer tevreden met onze verbeterde situatie en ontwikkelen we hier langzaam maar zeker weer ontevredenheid over. We willen opnieuw dat het beter wordt. Al deze dingen bij elkaar kunnen ons beeld vertroebelen en ons laten betwijfelen of we ooit progressie hebben geboekt en kunnen boeken.
Er is echter vaak meer progressie dan we ons realiseren. Mijn ervaring met klanten met wie ik werk, geeft me aanleiding om dit te denken. Wanneer ik in gesprekken met hen vragen stel over eerdere successen en over welke progressie ze al hebben bereikt en wanneer ik daar rustig over doorvraag, merk ik steevast dat zij verrast zijn om te ontdekken dat ze al meer progressie bereikt hebben dan ze zich realiseerden[2]. Het voor de hand liggende advies lijkt dus te moeten zijn: houd goed bij welke progressie je hebt geboekt. Doe je dat niet, dan zie je progressie gemakkelijk over het hoofd. Doe je het wel dan ervaar je pas het motiverende effect van progressie. Hoewel het belang van het monitoren van progressie al vaak is benadrukt, was er tot voor kort nog niet veel empirisch bewijs voor hoe sterk het effect van het monitoren van progressie is op het bereiken van doelen.
Progressie monitoren is belangrijk
In een artikel van Harkin et al. (2015) wordt een meta-analyse[3] beschreven die als doel had om deze vraag te beantwoorden. Tezamen laten de bevindingen van dit onderzoek zien dat het monitoren van progressie inderdaad een effectieve strategie is en dat interventies om het monitoren van progressie te bevorderen een goede manier zijn om gedragsverandering beter te laten slagen.
Het bijhouden van progressie op maatschappelijk niveau is ook belangrijk. Terwijl nogal wat mensen lijken te denken dat de wereld er slechter voor staat dan ooit tevoren, blijkt dit niet waar te zijn. De wereld staat er in menig opzichten beter voor dan ooit tevoren. In ieder geval zijn er veel dingen die aantoonbaar beter aan het worden zijn. Angus Deaton, winnaar van de Nobelprijs voor de economie in 2015, zegt dat het leven nu beter is dan op vrijwel elk moment in geschiedenis. Meer mensen zijn welvarend en gezond en minder mensen leven in grote armoede. Vroeger was het normaal dat ouders een kwart van hun kinderen zagen overlijden; tegenwoordig is dat steeds meer een uitzondering. Ook kunnen steeds meer mensen leven in democratische rechtsstaten en genieten van goed onderwijs en zijn steeds meer mensen tevreden over hun leven (Deaton, 2013; 2014). Steven Pinker (2011) laat zien hoe geweld steeds meer afneemt in allerlei gebieden van ons leven.
Michael Shermer (2015) laat zien hoe de wereld ook progressie boekt op gebieden als vrijheid, gelijke rechten voor vrouwen, gelijke rechten voor homo’s en aandacht voor dierenrechten. Progressie in het welbevinden van mensen is trouwens niet gelijkmatig over de tijd heen verbeterd en ook niet gelijkmatig over de aarde verspreid. Er zijn lange periodes geweest van stilstand en achteruitgang en ook periodes van enorme progressie. Als je bijvoorbeeld kijkt naar welvaart en levensverwachting dan is er sinds het begin van onze jaartelling lange tijd slechts een bescheiden progressie geweest voor de massa. Maar de laatste paar honderd jaar hebben een enorme progressie opgeleverd. Deze progressie begon in westerse landen en leidde aanvankelijk tot een enorme ongelijkheid in welvaart en gezondheid in de wereld. In westerse landen nam de welvaart en gezondheid van de massa dramatisch toe vanaf het begin van de 19e eeuw terwijl in de rest van de wereld deze progressie niet plaatsvond.
Katalysatoren van deze progressie waren de wetenschappelijke revolutie die vanaf circa 1600 op gang kwam en de periode van de Verlichting die halverwege de 17e eeuw begon. In de Verlichting werd dogmatisch geloof in autoriteit ter discussie gesteld en kwam de rede centraal te staan. Kerkelijk gezag werd minder invloedrijk en andere waarden zoals autonomie, universalisme en humanisme werden belangrijker. Deze veranderingen maakten de weg vrij voor de industriële revolutie die halverwege de 18e eeuw begon. Deze begon in Engeland en spreidde zich snel uit over de westerse wereld. De wetenschappelijke, morele, medische en technologische veranderingen die sinds toen van de grond gekomen zijn, hebben geleid tot een enorme groei in het welbevinden van de massa in deze landen. Zoals gezegd, ontstond tegelijk een enorme ongelijkheid in de wereld omdat de landen waar deze processen niet plaatsvonden niet een dergelijke explosieve vooruitgang kenden. Maar dit plaatje is nu al decennialang ingrijpend aan het veranderen. De kloof tussen de westerse landen en de rest van de wereld wordt steeds meer en in hoog tempo gedicht. Veel mensen zijn zich hier niet van bewust.
De Zweedse hoogleraar Hans Rosling, oprichter van de Gapminder foundation, werd bekend door zijn TED-presentaties[4] over ontwikkelingen in de wereld op gebieden van gezondheid, economie en milieu. Hij maakte daarbij gebruik van de Trendalyzer software die zijn presentaties een spectaculair en dynamisch karakter gaven. De presentaties waren ook bijzonder verrassend vanwege hun inhoud. Ze lieten zien dat de wereld in allerlei opzichten is verbeterd en nog steeds aan het verbeteren is. Voorbeelden van deze verbeteringen zijn dalende kindersterfte, afnemende honger in de wereld, toegenomen welvaart, betere en langdurigere scholing, in het bijzonder voor vrouwen, stijgende levensverwachting, enzovoort.
Na jarenlang dit soort presentaties te hebben gegeven, wilde Rosling toetsen of deze kennis inmiddels algemeen bekend is. Hij ontwierp vragenlijsten met vragen over hoe snel de wereldbevolking de komende decennia verder zou stijgen, hoeveel mensen tegenwoordig kunnen lezen en schrijven, hoeveel kinderen tegenwoordig ingeënt worden tegen mazelen, hoeveel extreme honger er tegenwoordig in de wereld is en hoeveel mensen aan natuurlijke rampen overlijden. Hij deed dit soort onderzoeken in verschillende landen en constateerde dat er een enorme onwetendheid in de wereld is over alle vooruitgang die er van jaar tot jaar wordt geboekt. De antwoorden die gegeven werden, waren niet alleen fout. Ze waren zeer fout. De meeste mensen bleken niet op de hoogte van de vooruitgang in de wereld te zijn en dachten zelfs dat op de meeste gebieden er sprake van achteruitgang was. Veelal scoorden mensen slechter dan wanneer zij blind gegokt zouden hebben wat het juiste antwoord was. Rosling merkte met milde spot op dat chimpansees de test beter zouden maken dan de meeste mensen[5].
Er zijn meerdere redenen denkbaar waarom we zo weinig weten over de progressie die er is in de wereld. Eén reden kan zijn dat we geneigd zijn ons beeld over de wereld te baseren op wat we in de krant lezen of in het tv-journaal zien. Maar het nieuws geeft een onjuist beeld van de toestand en de ontwikkelingen in de wereld. Hier zijn ten minste twee verklaringen voor. De eerste is dat niet-gebeurtenissen niet in het nieuws komen. Een vliegramp komt wel in het nieuws. Dat er dagelijks enkele honderdduizenden vliegtuigen veilig landen komt niet in het nieuws. Dat bepaalde negatieve gebeurtenissen niet plaatsvinden of steeds minder vaak plaatsvinden, komt zelden of nooit in het nieuws. De tweede reden is dat veel progressie in de wereld heel geleidelijk verloopt. Als progressie plaatsvindt in voortdurende kleine stapjes is er nooit aanleiding op een specifieke dag om er een nieuwsbericht over te maken. De progressie per dag is te weinig opmerkelijk om er aandacht aan te besteden.
Mogelijk heeft onze pessimistische kijk op de werkelijkheid ook te maken met onze eigen negativity bias die we al in hoofdstuk 1 tegenkwamen. Pessimistische voorspellingen lijken vaak realistischer en belangrijker dan optimistische voorspellingen. Maar pessimistische voorspellingen over de wereld blijken vaak niet uit te komen. Onoplosbaar geachte problemen worden vaak opgelost door nieuwe generaties die met doorbraakinnovaties komen die we in een pessimistische stemming niet voor mogelijk hadden gehouden. In de jaren ’60 waren velen bijvoorbeeld uiterst bezorgd over de toename van de wereldbevolking. Omdat de wereldvoedselvoorraad minder snel steeg dan de wereldbevolking voorzagen zij dat de honger in de wereld dramatisch zou toenemen. Dit is niet gebeurd. De honger in de wereld is zelfs in hoog tempo aan het afnemen. Hoe dat komt? Technologie heeft het mogelijk gemaakt om de toename in voedsel enorm te versnellen. Gaat deze toename in voedselproductie dan misschien ten koste van de natuur? Ook die zorg blijkt onterecht. We gebruiken momenteel bijvoorbeeld 68% minder land om dezelfde hoeveelheid gewassen te produceren. Er blijft dus meer land over voor ongerepte natuur[6]. Progressie blijkt soms ook paradoxaal te verlopen. Vooral in arme landen groeiden bevolkingen snel. Dit waren tevens landen met een hoge kindersterfte. Je zou denken dat het bestrijden van kindersterfte, vanuit humanitair oogpunt, de bevolkingstoename alleen maar problematischer zou maken. Maar dit is niet het geval. Het omgekeerde is het geval. Het bestrijden van kindersterfte leidt over het algemeen tot een afname in de bevolkingsgroei in arme landen. De reden is dat als de overlevingskans van kinderen toeneemt, ouders doorgaans besluiten om kleinere gezinnen te vormen[7].
Het volgende is goed om te beseffen: veel mensen denken dat ze in een veel statischere en problematischere wereld leven dan ze feitelijk doen. De wereld is minder slecht en meer vooruit aan het gaan dan velen denken. Veel mensen hebben dus niet alleen een pessimistische kijk op de wereld, die kijk is ook aantoonbaar onrealistisch. De situatie is paradoxaal en ironisch. Dat er wereldwijd op zo veel fronten verbetering bestaat, moet wel betekenen dat zeer veel mensen zich inspannen om deze verbeteringen te realiseren. Tegelijk is het blijkbaar zo dat ook een grote meerderheid van de mensheid onderschat hoeveel vooruitgang er in de wereld is. Dat we ons dit niet realiseren, kan toekomstige progressie ondermijnen. Problemen zien die er niet zijn, kan ertoe leiden dat je onterecht gealarmeerd bent over een onderwerp en dat je je energie op verkeerde dingen gaat richten. En het niet zien van de progressie die er al is, kan ertoe leiden dat je onterecht fatalistisch bent over de toekomst. Het lijkt erop dat we onze mindset over de wereld maar beter kunnen veranderen. Ten eerste moeten we ons realiseren dat de meeste dingen in de wereld verbeteren, ten tweede dat de ongelijkheid in de wereld snel afneemt, ten derde dat ook in minder rijke landen er al veel economische en sociale vooruitgang is en ten vierde dat veel dingen waar we bang voor zijn minder belangrijk zijn dan we denken.
Hoewel we de progressie die er is, kunnen vieren, is er geen reden voor triomfantelijkheid. Op aarde is lang niet alles rozengeur en maneschijn. Terwijl op veel plaatsen veel dingen beter aan het worden zijn, is het ook zo dat er veel grote problemen zijn. Er is nog steeds veel armoede en ongelijkheid. Er zijn nog steeds oorlogen aan de gang. Er is nog steeds de dreiging van een nucleaire oorlog. Democratie is nog lang niet overal normaal. Vrouwenrechten worden in grote delen van de wereld niet serieus genomen. En dat geldt al helemaal voor dierenrechten. Ook is het zo dat, terwijl veel dingen beter aan het worden zijn, andere dingen slechter aan het worden zijn. Zo zijn er plekken waar geweld toeneemt en waar ongelijkheid toeneemt. Maar laten we goed nadenken over wat dit betekent. Dit zijn niet gebieden waar progressie onmogelijk is maar waar zij nog harder nodig is dan elders.
Geen progressiegarantie
Realisme is noodzakelijk. Het is een feit dat alles in ons menselijk bestaan eindig is. Uiteindelijk gaan we allemaal dood. En uiteindelijk vergaat zelfs de mensheid en ons hele zonnestelsel (toegegeven, dat duurt nog erg lang). En dit is nog niet alles. Ik zei al dat de beleving van progressie deels een interpretatiekwestie is. Hoewel het leven van de meest moderne mensen comfortabeler en beter is dan dat van mensen honderden en duizenden jaren geleden, is het ook zo dat er nieuwe problemen bestaan die vroeger niet bestonden. Er zijn nieuwe ziektes, nieuwe dreigingen en ons potentieel voor zelfvernietiging is groter dan ooit. Er zijn allerlei scenario’s denkbaar waardoor de mensheid eerder zou kunnen uitsterven dan we hopen. Misschien meer dan ooit moeten we als mensen kunnen leven met onzekerheden. We komen meer over de wereld te weten en een flink deel van wat we ontdekken, komt neer op dat wat we vroeger dachten niet klopt. We kunnen niet met zekerheid zeggen dat de toekomst beter wordt. We hebben geen progressiegarantie.
Dit schrijvend moet ik denken aan woorden van Karl Weick. In 1984 schreef hij dat sociale problemen vaak niet worden opgelost omdat mensen deze problemen definiëren op manieren die hun vermogen om iets aan ze te doen, overweldigt. En in 1988: “Wijs zijn, is toch doorgaan, wetende dat je kennis feilbaar is en dat wat je ook doet, zal bepalen waar je mee te maken krijgt …”
⩥⩥⩥
- We hebben nooit de garantie dat progressie bereikt zal worden.
- Progressie bestaat en is de moeite waard om na te streven.
- Bereikte progressie is vaak moeilijk te zien.
- Er is vaak meer progressie dan we ons realiseren.
- Het monitoren van progressie is nodig om zicht te hebben op bereikte progressie.
- Het progressieprincipe: de beleving van betekenisvolle progressie, al is het maar geringe progressie, leidt tot positieve percepties, emoties en motivatie.
- Als mensen hebben we structuren, regels, normen en overheden nodig om het beste in onszelf naar boven te laten komen.
Noten:
[1] Een nog recenter overzicht geeft Max Roser: http://ourworldindata.org/data/violence-rights/ethnographic-and-archaeological-evidence-on-violent-deaths/
[2] Veel voorbeelden hiervan en uitleg hierover kun je lezen in mijn boek Progressiegericht werken (Visser, 2013)
[3] Een meta-analyse is een onderzoek waarbij de bevindingen van een groot aantal onderzoeken via statistische technieken worden samengevoegd waardoor het mogelijk is om betrouwbaardere conclusies te trekken dan op basis van individuele onderzoeken mogelijk is.
[4] Zie onder andere http://www.ted.com/talks/hans_rosling_shows_the_best_stats_you_ve_ever_seen.
[5] Zie Rosling, H. & Rosling, O. (2014). How Not to Be Ignorant About the World: www.ted.com/talks/hans_and_ola_rosling_how_not_to_be_ignorant_about_the_world.
[6] Bron: http://ourworldindata.org/data/food-agriculture/land-use-in-agriculture/
[7] Zie http://www.gatesfoundation.org/Who-We-Are/Resources-and-Media/Annual-Letters-List/Annual-Letter-2014. Zie ook http://ourworldindata.org/data/population-growth-vital-statistics/fertility-rates/
0 reacties