De grote drie van de Griekse filosofie (e.v.a.)

Ik weet slechts één ding: dat ik niets weet.

~ Socrates (470-399 BCE)

Alle kennis, wanneer deze losstaat van rechtvaardigheid en deugd, is slechts sluwheid, geen wijsheid.

~ Plato (427-347 BCE)

Wijsheid heeft tot doel bijzondere feiten, die uit ervaring bekend worden, die een jonge man niet heeft omdat ze alleen door de tijd worden voortgebracht

~ Aristoteles (384-322 BCE)

Trainingen Progressiegericht Werken

De klassieke oudheid

In de Westerse filosofie is de klassieke oudheid een periode die ongeveer 800 jaar BCE begon en eindigde in het jaar 500 na het begin van de jaartelling. De eerste periode in de klassieke oudheid bestond uit de opkomst en bloei van de Griekse beschaving, de tweede uit de glorietijd van de Romeinse beschaving. Het woord filosofie stamt ook uit deze tijd en werd vermoedelijk bedacht door Pythagoras. Het woord filosofia is een samentrekking van de woorden filo (ik houd van) en sofia (wijsheid). Vandaar dat een synoniem voor filosofie wijsbegeerte is.

De Griekse oudheid

De Griekse oudheid wordt ingedeeld in drie periodes:

► De Presocratici, de filosofen die voor de grote filosoof Socrates leefden, deden allerlei uitspraken over hoe je als mens zou moeten leven. Pythagoras[1], bijvoorbeeld, benadrukte het belang van zelfbeheersing en matiging, bijvoorbeeld in eten en drinken. Maar filosofen uit deze tijd, zoals Thales[2] richtten zich toch vooral op vragen over de aard van de werkelijkheid en de oorsprong van de wereld. Ze hebben daarmee een belangrijke impuls gegeven aan de ontwikkeling van de wiskunde en de wetenschap. Parmenides, bijvoorbeeld, zag de rede als enige weg om de werkelijkheid te begrijpen. Hij was één van de eersten die een theorie over de kosmos ontwikkelde. Zijn leerling Zeno van Elea wordt gezien als de grondlegger van de dialectiek, een redeneervorm waarbij men via tegenstelling tot de waarheid probeert te komen. Van hem zijn diverse paradoxen bekend zoals die van Achilles en de schildpad en de vliegende pijl. Enkele beroemde uitspraken van Presocratici:

 

Uitspraken van Thales van Milete (624-545 BCE):

  • Ken uzelf.
  • Hoop is het enige goede dat alle mensen bezitten; zij die niets anders hebben, hebben nog steeds hoop.
  • Het is een troost in het ongeluk, iemand te zien die nog ongelukkiger is.

 

Uitspraken van Pythagoras (570-500 BCE):

  • Bij elke kwestie zijn er twee redeneringen mogelijk die lijnrecht tegenover elkaar staan.
  • Kies steeds de weg, die het best schijnt, hoe ruw hij ook schijnen moge.
  • Deugden zijn als een bundel pijlen. Bepaal u niet tot één enkele, want niets is brozer dan een op zichzelf staande deugd.

 

Uitspraken van Heraclitus (540-480 BCE):

  • Men kan niet tweemaal in dezelfde rivier stappen, want steeds zal er ander water stromen.
  • Niets duurt voort behalve verandering.
  • Alles stroomt.

 

► De Sofisten: Uit de presocratische filosofie kwamen de sofisten voort. Dit waren filosofen die rondtrokken en her en der lesgaven in onderwerpen die te maken hadden met de filosofie. Hierbij legden ze meer het accent op onderwerpen als ethiek en menselijk gedrag dan de presocratici deden. De meeste geschriften van sofisten zijn verloren gegaan. We kennen hun werk vooral van latere auteurs die naar hen verwijzen.

We komen nu aan bij de grote drie van de Griekse filosofie: Socrates, Plato en Aristoteles. Zij leefden in een tijdperk van oorlogen (eerst met Perzië, later met Sparta) maar tevens van grote welvaart en culturele bloei.

1. Socrates (470-399 BCE)

Socrates was de eerste grote Atheense filosoof. Hij wordt gezien als één van de belangrijkste grondleggers van de Westerse filosofie en het denken over wijsheid. Socrates was van eenvoudige komaf en werkte aanvankelijk als steenhouwer en soldaat en begon zich pas in het latere deel van zijn leven te wijden aan filosofie. Hij heeft zelf niets geschreven en we kennen hem vooral uit het werk van zijn belangrijkste leerling (Plato) maar ook uit het werk van enkele anderen zoals Xenophon en Aristophanes[3]. Plato was een groot bewonderaar van Socrates en in door Plato genoteerde dialogen van Socrates is het niet helemaal duidelijk waar de grens ligt tussen de ideeën van Plato zelf en van Socrates.

Het Orakel van Delphi was een heiligdom, gewijd aan de God Apollo, waar priesteres Pythia, namens Apollo, raad gaf aan talloze mensen die raad vroegen over belangrijke beslissingen die zij moesten nemen. Een volger van Socrates (Chaerephon) vroeg het Orakel eens of er iemand wijzer dan Socrates was, waarop het Orakel antwoordde dat niemand wijzer was. Socrates zou verbaasd geweest zijn over dit antwoord omdat hij dacht dat hij juist niets wist. Hij besloot mensen die bewonderd werden om hun wijsheid en succes op het centrale plein in Athene te gaan ondervragen over hun kennis over de belangrijkste dingen in het leven, zoals wat het betekent om deugdzaam te leven. Volgelingen van Socrates, waaronder Plato, stonden hierbij. De ondervraagden begonnen vaak stellig en zelfverzekerd te antwoorden. Socrates vuurde vervolgens de ene na de andere vraag op hen af om te controleren hoe consistent, overtuigend en generaliseerbaar hun beweringen waren. En terwijl Socrates bleef doorvragen, begonnen ze vaak steeds minder zeker te worden en steeds ongemakkelijker. Het eindigde er steevast in dat ze vastliepen in hun verhaal. Socrates concludeerde dat zijn eigen wijsheid moest liggen in het feit dat hij weliswaar ook niets wist maar zich hier tenminste van bewust was, in tegenstelling tot anderen. Deze houding wordt een houding van intellectuele (of epistemische) nederigheid genoemd. De manier van ondervragen van Socrates is later bekend geworden als de socratische methode.

Socrates werd zeer populair bij de Atheense jeugd maar hij werd ook in toenemende mate gezien als een bedreiging voor het heersende gezag. Hij werd voor de rechter gedaagd omdat hij ervan verdacht werd een atheïst te zijn die de jeugd probeerde te corrumperen. Socrates verdedigde zichzelf tijdens de rechtszaak. Socrates benadrukte hoe hij de Atheners juist probeerde deugdzamer te maken en wees de jury erop hoe zwak hun denkwijze was. Hij werd ter dood veroordeeld en stierf, zonder zich hiertegen te verzetten of te vluchten, door het drinken van een gifbeker.

 

Uitspraken van Socrates:

  • Ik weet slechts één ding: dat ik niets weet.
  • Een leven dat niet kritisch naar zichzelf kijkt, is het niet waard om geleefd te worden.
  • Ware kennis bestaat erin te weten dat men niets weet.
  • Laat degene die de wereld in beweging wil zetten, eerst zelf in actie komen.
  • Denken, is de ziel die met zichzelf praat.
  • Wees aardig, want iedereen die je ontmoet, vecht een harde strijd.

2. Plato (427-347 BCE)

Socrates’ leerling Plato werd zelf ook een zeer invloedrijke filosoof. Plato groeide op in een rijke familie en werd zeer goed opgeleid. Hij was een volger van Socrates en getuige van zijn terdoodveroordeling die hij trachtte te voorkomen. Na Socrates’ dood wendde Plato zich cynisch af van de politiek en wijdde hij de rest van zijn leven aan het opbouwen van kennis over het goede. Hij stichtte de Atheense Academie, schreef over de socratische dialogen, bedacht de ideeënleer, schreef over staatsinrichting (hij was trouwens een tegenstander van democratie) en was de leermeester van Aristoteles.

Vermoedelijk zijn de socratische dialogen die in het vroege werk van Plato voorkomen een vrij getrouwe weergave van de werkwijze en ideeën van Socrates. De later geschreven dialogen weerspiegelen vermoedelijk meer de ideeën van Plato zelf. Plato dacht dat de werkelijkheid die wij waarnemen slechts een zwakke imitatie of reflectie van een ideale wereld was, de ideeënwereld. In deze ideeënwereld zouden begrippen in een perfecte en universele en tijdloze vorm voorkomen. De ideeën zouden we slechts kunnen doorgronden door rede. Dit gold ook voor begrippen als het goede, het rechtvaardige, deugdzaamheid, zelfbeheersing en moed. Wijsheid betekende volgens Plato het doorgronden van het goede. Hij ging ervan uit dat als je het goede zou kennen, je het onvermijdelijk ook zou willen toepassen.

Eén van de bekendste passages uit Plato’s werken is de allegorie van de grot. In dit verhaal beschrijft hij een groep gevangenen die vastgeketend zitten en kijken naar een muur. Achter hun rug is een vuur en tussen hen en het vuur lopen mensen die voorwerpen dragen. Het enige wat de gevangen kunnen zien zijn de schaduwen van de voorwerpen op de muur. Alleen door zich te bevrijden van de ketenen kan een gevangene zich omdraaien en naar het licht toegaan en de werkelijkheid gaan zien zoals deze echt is. Eerst zal hij verblind worden door het licht maar gaandeweg zal hij de werkelijkheid gaan zien en gaan begrijpen hoe mooi deze is. Wanneer hij echter terugkeert naar zijn medegevangenen in de grot om hen hierover te vertellen zal hij in het donker van de grot aanvankelijk niets zien. Als hij vertelt over de werkelijkheid zal hij niet worden begrepen door zijn medegevangenen die concluderen dat het zonlicht hem heeft geschaad. Ze kunnen hem gaan zien als een gevaar en hem willen doden.

Het doel van Plato’s Atheense Academie was om mensen via rede zich te richten op de werkelijke wereld van de ideeën. De beroemdste en meest invloedrijke leerling van de Academie was Aristoteles.

 

Uitspraken van Plato:

  • Het goede kennen is het goede doen.
  • Het begin is het belangrijkste deel van het werk.
  • De deugdzaamste mens is hij, die zich ermee tevredenstelt deugdzaam te zijn zonder te trachten het ook te schijnen.
  • Alle kennis, wanneer deze losstaat van rechtvaardigheid en deugd, is slechts sluwheid, geen wijsheid.
  • Noodzaak is de moeder van vindingrijkheid.

3. Aristoteles (384-322 BCE)

Aristoteles, geboren in Macedonië, was een leerling van Plato en hij werd later de leraar van Alexander de Grote, de grote Macedonische veroveraar. Aristoteles ontwikkelde een eigen filosofie die sterk afweek van die van Plato. Hij schreef over een enorme verscheidenheid aan onderwerpen en wordt gezien als één van de meest invloedrijke denkers in de geschiedenis. Ook was hij de grondlegger van de formele logica en had hij een grote invloed op de latere ontwikkeling van de wetenschappelijke methodologie. Hij stichtte zijn eigen school die hij ‘Het Lyceum’ noemde.

Eén van zijn bekendste werken is Ethica Nicomachea. Dit boek, bestaande uit tien delen, is vermoedelijk opgedragen aan zijn zoon of zijn vader of beiden (zij heetten beiden Nicomachus). Het boek beschrijft zijn ideeën over hoe je als mens goed zou moeten leven. Deugdzaam leven en karakter zouden de belangrijkste sleutels zijn tot het vinden van geluk.

Aristoteles zag wijsheid als de hoogste vorm van kennis en één van de meest basale deugden van mensen. Hij onderscheidde twee soorten wijsheid: praktische wijsheid (phronèsis) en theoretische wijsheid (sophia). Grofweg zou je kunnen zeggen dat praktische wijsheid gaat over hoe we als mensen moeten leven en waarom dat zo is terwijl theoretische wijsheid gaat over hoe de wereld in elkaar zit. Praktische wijsheid is prescriptief (hoe moet je leven?) en theoretische wijsheid is descriptief (hoe zijn de dingen?). Praktisch wijs handelen leidde volgens Aristoteles tot eudaimonía, een vorm van geluk die gepaard gaat met goed doen en goed leven (lees meer).

Aristoteles zag wijsheid niet als het simpelweg toepassen van ethische principes. De werkelijkheid was hiervoor te complex en veranderlijk volgens hem. Hij zag wijsheid als het diep reflecteren op een situatie en op basis daarvan komen tot een pragmatische aanpak die effectief was in die specifieke situatie. Een wijze beslissing lag volgens hem vaak in het vinden van een goed evenwicht tussen verschillende deugden.

Hij wees er verder op dat wijsheid vooral nodig is in situaties waarin er geen voor de hand liggende oplossing is. Dit zijn situaties waarin er sprake is van tegenstrijdige en onvolledige informatie en tegenstrijdige belangen. Verder benadrukte hij dat wijsheid een sterke sociale component heeft. De wijze persoon was volgens hem altijd gericht op het algemeen belang en het goede. Net als Plato had hij een essentialistische kijk op mensen en ook op wijsheid. Hij zag het karakter en de wijsheid van mensen als relatief statisch en moeilijk aanleerbaar.

 

Uitspraken van Aristoteles:

  • Twijfel is het begin van wijsheid.
  • Armoede is de vader van revolutie en misdaad.
  • Het is een teken van een ontwikkelde geest om met een gedachte te kunnen spelen zonder die te accepteren.
  • Het geheel is meer dan de som van delen.
  • We zijn dat, wat we bij herhaling doen.
  • Wijsheid heeft tot doel bijzondere feiten, die uit ervaring bekend worden, die een jonge man niet heeft omdat ze alleen door de tijd worden voortgebracht.

Overige Griekse filosofen

Naast en na Aristoteles waren er diverse filosofische stromingen die ideeën over praktische wijsheid naar voren brachten. Enkele grote filosofen uit de Hellenistische periode, waarin Alexandrië het centrum van de bloei was, zoals Euclides, Ptolemeus en Archimedes laat ik hier buiten beschouwing. Zij richtten zich sterk op natuurkundige, kosmologische en wiskundige onderwerpen en in mindere mate op praktische wijsheid. Wel wil ik enkele andere stromingen noemen: de Cynici, de Epicuristen, de Stoa en de Sceptici.

De Cynici, zoals Diogenes, pleitten ervoor om te leven in overeenstemming met de natuur. Diogenes’ enige bezit was een mantel en hij leefde in een grote kruik. Alexander de Grote zou een bewonderaar van hem geweest zijn en hem een keer bezocht en gevraagd hebben wat hij zou willen hebben. Hierop zou Diogenes geantwoord hebben: “Als ik alles kan krijgen, wil je dan een stap opzij doen, want je staat voor de zon.” Alexander zou hierop geantwoord hebben: “Als ik Alexander niet was, zou ik Diogenes willen zijn”, waarop Diogenes weer gezegd zou hebben: “Als ik Diogenes niet was, zou ik ook Diogenes willen zijn.”

 

Uitspraken van Diogenes van Sinope (404-323 BCE):

  • De mens is de intelligentste van alle dieren – en de meest dwaze.
  • Van doden mag men geen kwaad spreken.
  • Om wel te varen moet men goede vrienden of verbitterde vijanden hebben; de eersten leren ons, de laatsten wijzen ons terecht.

 

Aanhangers van het Epicurisme betoogden, in navolging van Epicurus, dat het nastreven van genot het hoogste goed in het leven is. Zij dachten dat het vermijden van pijn en verdriet de belangrijkste manier was om dit voor elkaar te krijgen. Epicurus zag het verder als belangrijk om je als mens te bevrijden van de angst voor de dood. Epicurus’ filosofie wordt wel aangeduid als hedonisme. Dit wordt tegenwoordig vooral geïnterpreteerd als het nastreven van zoveel mogelijk aards genot maar Epicurus zelf pleitte juist voor soberheid, rechtvaardigheid, vriendschap en zelfredzaamheid.

 

Uitspraken van Epicurus (341-270 BCE):

  • Laat niemand traag zijn om wijsheid te zoeken als hij jong is, noch moe worden in het zoeken ernaar als hij oud is geworden. Want geen leeftijd is te vroeg of te laat voor de gezondheid van de ziel.
  • Rijkdom bestaat niet uit het hebben van grote bezittingen, maar in het hebben van weinig behoeften.
  • Bederf wat je hebt niet door te verlangen naar wat je niet hebt. Herinner je dat wat je nu hebt ooit iets was waar je naar verlangde.
  • Heb geen angst voor de dood, want zolang wij er zijn is de dood er niet en als de dood er is zijn wij er niet meer.
  • Het hoogste goed is praktisch verstand. Daarom is praktisch verstand zelfs waardevoller dan de filosofie. Uit dit verstand vloeien de andere deugden van nature voort, en het leert ons dat het niet mogelijk is om aangenaam te leven zonder verstandig en goed en rechtvaardig te leven, en evenmin om verstandig en goed en rechtvaardig te leven zonder aangenaam te leven. De deugden horen immers van nature bij het aangename leven en het aangename leven is met de deugden onlosmakelijk verbonden.

 

Een andere stroming die invloedrijk was, was de Stoa. Zeno van Citium was hier de oprichter van. Stoa betekent zuilengang. Deze naam verwijst naar zuilengang aan de noordkant van de markt van Athene waar Zeno zijn lessen gaf. De Stoa maakte een strikt onderscheid tussen het individu en de wereld daaromheen. Stoïcijnen stelden dat je je als individu niet negatief moet laten beïnvloeden door wat er om je heen gebeurt. Je moet je niet slecht voelen over dingen die je niet kunt veranderen. Je moet ze accepteren en zelfs waarderen.

 

Uitspraken van Zeno van Citium (335-262 BCE):

  • Volg waar de rede je naartoe leidt.
  • Waarom hebben we twee oren en maar één mond? Om meer te kunnen luisteren en alleen datgene te zeggen wat nodig is.
  • Welzijn wordt bereikt met kleine stapjes, maar het is echt geen kleinigheid.

 

De laatste Griekse stroming die ik wil noemen is het Scepticisme. Deze filosofen, waartoe Pyrrho van Elis behoorde, betwijfelden of de mens ooit in staat kan zijn om echt iets te weten en kennis op te bouwen. De sceptici pleitten ervoor om ons oordeel op te schorten en te berusten in onze onwetendheid.

Noten

  1. Hij is natuurlijk wereldberoemd vanwege zijn wiskundige ‘Stelling van Pythagoras’
  2. We bespreken Thales hier maar kort maar hij was een zeer belangrijk denker en één van de grondleggers van de wiskunde.
  3. Aristophanes beeldde Socrates in een satirisch toneelstuk af als een zwendelaar en ophitser van de jeugd.

Lees ook:

Bron: De ontwikkeling van wijsheid. Over de geschiedenis en wetenschap van wijsheid

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (2)
  • Bruikbaar (1)