Er wordt tegenwoordig veel gesproken over de positieve effecten voor leerlingen van autonomie-ondersteuning door docenten. Een nieuw onderzoek kijkt naar deze positieve effecten en doet nog iets meer. De onderzoekers nemen ook de effecten van het bieden van structuur mee. Daarnaast kijken ze ook naar de positieve effecten op docenten zelf.
Effecten van autonomie-ondersteuning in de klas
Het is al lang bekend dat autonomie-ondersteunend lesgeven zowel voordelen heeft voor leerlingen als voor docenten. Bij het bieden van autonomie-ondersteuning neemt de docent het perspectief van de leerling, biedt keuzemogelijkheden, geeft betekenisvolle rationales voor verwachtingen, erkent en accepteert negatieve gevoelens van leerlingen en hanteert een uitnodigend taalgebruik. Voordelen voor leerlingen hiervan zijn dat hun interesse en betrokkenheid toenemen, dat zij beter conceptueel leren en meer welbevinden ervaren. Voordelen voor docenten zijn dat zij meer vertrouwen in hun eigen bekwaamheid voor de rol hebben en dat zij tevredener zijn over hun eigen werk.
Effecten van het bieden van structuur
Naast het bieden van autonomie-ondersteuning kan ook het bieden van structuur belangrijk zijn. Bij het geven van structuur communiceert de docent duidelijke verwachtingen, verduidelijkt hoe competent functioneren eruit ziet, biedt stapsgewijze begeleiding voor hoe studenten vooruitgang kunnen boeken en gewenste resultaten kunnen bereiken, steunt vooruitgang en biedt hulp, bewaakt en past taken indien nodig aan en geeft constructieve feedback. Wanneer structuur op een autonomie-ondersteunende manier wordt aangeboden, versterkt het het zelfvertrouwen en competentiegevoel van leerlingen, hun betrokkenheid in de klas, de ontwikkeling van vaardigheden prestaties, en het gebruik van diepgaande en verfijnde leerstrategieën. Maar wanneer structuur op een dwingende manier wordt geboden, ondermijnt dit de motivatie. Cheon et al. (2019) deden twee studies naar de effecten van autonomie-ondersteuning en structuur op docenten en leerlingen.
Studie 1: voordelen voor docenten
Studie 1 onderzocht de effecten op docenten. 35 Gymnastiekdocenten werden random toegewezen aan de experimentele groep of de controlegroep. De docenten in de experimentele groep kregen een training van drie dagdelen. In het eerste dagdeel leerden ze hoe ze autonomie-ondersteuning konden bieden. In het tweede dagdeel leerden ze hoe ze structuur konden bieden. Het derde dagdeel bestond uit een discussie waarin docenten elkaar tips konden geven over hoe ze autonomie-ondersteuning en structuur in hun lessen konden bieden.
De interventie vond plaats aan het begin van het jaar. Halverwege het jaar en aan het eind van het jaar werden follow-up metingen gedaan. Bij docenten in de experimentele groep waren opmerkelijke eindejaarsvoordelen zichtbaar in hun onderwijseffectiviteit, welzijn (harmonieuze passie, werkplezier) en relatietevredenheid met hun studenten. Uit een mediatoranalyse bleek dat de verbeteringen aan het einde van het jaar in onderwijseffectiviteit en welzijn gerelateerd was aan de toegenomen vaardigheid in het bieden van autonomie-ondersteuning. Verder bleek dat de verbeterde relatiekwaliteit samenhing met het beter bieden van structuur.
Studie 2: voordelen voor leerlingen
Bij studie 2 werd een vergelijkbare opzet gebruikt als bij studie 1. Leerlingen bleken ook te profiteren van de training aan docenten. Aan het einde van het jaar waren er verbeteringen te zien in de betrokkenheid, de ontwikkeling van vaardigheden, het presteren en de bereidheid om te oefenen. Via mediatoranalyses bleek dat de door de interventie veroorzaakte bevrediging van de behoeften aan autonomie en competentie ook bijdroeg aan alle vier de voordelen voor leerlingen.
Conclusie
Dit onderzoek laat zien dat het bieden van autonomie-ondersteuning in combinatie met het bieden van structuur zowel voordelen voor leerlingen als voor docenten zelf heeft. Onderwijs draait natuurlijk primair om het bereiken van goede effecten op leerlingen maar het is zeker ook apart de moeite waard en belangrijk om te weten dat effecten op docenten ook positief zijn. Twee andere dingen zijn interessant aan deze onderzoeken. Ten eerste dat het longitudinale experimenten waren. Veel eerder onderzoek was correlationeel van aard waardoor hooguit suggestie van causaliteit kan worden gevonden. Via experimenteel onderzoek kun je daadwerkelijk causale relaties onderzoeken.
Ten tweede dat het onderzoek gedaan is in Korea. Er is in de afgelopen jaren terecht kritiek geuit op het feit dat veel psychologisch onderzoek is uitgevoerd met zogenaamde WEIRD steekproeven. Hierdoor werd vaak de bredere geldigheid en representativiteit van de gevonden conclusies in twijfel getrokken. Binnen de zelfdeterminatietheorie is zo langzamerhand zeer veel onderzoek gedaan met niet-WEIRD steekproeven.
0 reacties