Progressiegericht werken is nog niet zo oud. En hoewel steeds meer mensen het kennen en ermee werken, blijft het zinvol om te schrijven over waarover progressiegericht werken gaat. Hieronder kun je lezen waar de term ‘progressiegericht werken’ vandaan komt en waarover progressiegericht werken gaat.
Wij introduceerden de term progressiegericht werken in 2012
In 2012 stond ik met Gwenda Schlundt Bodien in Baarn voor een flipover om gezamenlijk te brainstormen over een naam die zo goed mogelijk zou beschrijven hoe wij werkten. Sinds ongeveer het jaar 2000 hadden wij, als auteurs, trainers en coaches, onze manier van werken ‘oplossingsgericht werken’ genoemd vanwege onze inspiratie door Insoo Kim Berg en Steve de Shazer en hun collega’s.
Maar sinds ongeveer 2005 ging die naam steeds meer wringen. In de eerste plaats omdat we steeds meer eigen termen en interventies bedachten die niet direct voortkwamen uit de oplossingsgerichte aanpak. In tweede plaats, en misschien belangrijker, omdat we steeds nadrukkelijker geïnspireerd raakten door de wetenschappelijke psychologie. En de dingen die we daarin tegenkwamen, pasten soms niet goed bij de dingen uit de oplossingsgerichte aanpak (een uitgebreidere beschrijving van dit wringen vindt je in hoofdstuk 1 van dit boek). Vanaf 2008 hadden we regelmatig gepeinsd over hoe we onze aanpak het beste konden noemen. Toen, op die dag in 2012, schreven we plotseling de naam ‘progressiegericht werken’ op de flipover en al snel realiseerden we ons: ja, dit is de naam waar we naar op zoek waren.
De toegenomen bekendheid van de term
Sinds 2012 hebben wij gestaag doorgewerkt. We hebben bijna 2000 beknopte artikelen geschreven op onze sites (deze en deze), 8 boeken geschreven, honderden mensen getraind (coaches, leidinggevenden, docenten, P&O’ers, maatschappelijk werkers, jeugdzorgwerkers en meer) en vele organisaties geholpen om de progressiegerichte technieken en principes toe te passen. Er zijn meerdere organisaties die progressiegericht werken inmiddels zelfs in hun visie hebben opgenomen.
Progressiegericht werken draait om betekenisvolle progressie
Wij realiseerden ons dat misschien wel het meest waardevolle waar we op kunnen mikken in ons werk en ons leven betekenisvolle progressie is. Met ‘betekenisvolle progressie’ bedoelen we het vooruitkomen in wat interessant en belangrijk voor ons is. Op basis van onderzoek realiseerden we dat de beleving van het bereiken van betekenisvolle progressie de motivatie, de betrokkenheid, het welbevinden en het functioneren van individuen ten goed komt (zie bijvoorbeeld hier).
Alle progressiegericht technieken hebben daarom met elkaar gemeen dat ze helpen om meer zicht krijgen op de al bereikte betekenisvolle progressie en de verder te bereiken betekenisvolle progressie. En deze technieken zijn zowel bruikbaar op individueel niveau als op teamniveau (een voorbeeld van een geliefde techniek die dit doet, is de progressiegerichte cirkeltechniek).
Via progressiegericht werken proberen wij twee kloven te overbruggen
Wij proberen via progressiegericht werken twee soorten kloven te overbruggen: de kloof tussen theorie en praktijk en de kloof tussen verschillende theorieën. Onze motivatie om de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen is gebaseerd op onze overtuiging dat wetenschappelijke psychologie (theorie) nuttig kan zijn voor wat we ook proberen te doen. Wij denken dat alles wat we proberen te doen, in ons werk en ook in ons privéleven, een psychologische component heeft. Hoe effectiever we omgaan met die psychologische component, hoe groter de kans is dat we betekenisvolle progressie zullen boeken.
Helaas zijn veel mensen slechts weinig op de hoogte van de kennis die voortgebracht is door de wetenschappelijke psychologie. In mijn boek De psychologie van progressie licht ik dit uitgebreid toe). We proberen die kloof tussen theorie en praktijk op twee manieren te overbruggen. De eerste is door te helpen de theorie op een toegankelijke manier te beschrijven voor niet-wetenschappers. Dit doen we via artikelen (zoals dit artikel) en via praktische tools (hier is een voorbeeld).
Het tweede type kloof dat we proberen te overbruggen is de kloof tussen verschillende psychologische theorieën. Veel wetenschappelijke psychologen poneren (mini-)theorieën waar ze vervolgens op voortbouwen. Wat ze vaak minder doen is om bruggen te bouwen tussen hun eigen theorieën en die van anderen. Psycholoog Walter Mischel (2008) merkte hierover eens op: “Psychologen behandelen de theorieën van anderen vaak als tandenborstels – geen zichzelf respecterende persoon wil die van iemand anders gebruiken.” Hij voegde toe dat, om een cumulatieve wetenschap tot stand te brengen, het nodig was om bruggen te bouwen tussen theorieën.
Work in progress
Wij proberen zo goed mogelijk theorieën met elkaar in verband te brengen (hoewel deze taak uitdagend is, onder andere vanwege de moeilijkheid van de psychologie zelf). Belangrijke theoretische pijlers van de progressiegerichte aanpak zoals we die nu definiëren, zijn de mindsettheorie, de zelfdeterminatietheorie, deliberate practice, deep work en het progressieprincipe. Het model hieronder beschrijft beknopt hoe deze pijlers met elkaar samenhangen (lees meer hier).
Net als de psychologische wetenschap is progressiegericht werken ook steeds in ontwikkeling. We zullen steeds verder zoeken naar zo robuust mogelijke kennis en trachten deze zo goed mogelijk te beschrijven en vertalen naar de praktijk. Progressiegericht werken zelf is ook een work in progress.
Open link
► Richard M. Ryan (2024) bespreekt hoe lastig maar ook belangrijk het is om verschillende theorieën binnen de psychologie van motivatie en onderwijs samen te brengen. Ryan legt uit dat het combineren van ideeën uit verschillende hoeken nieuwe inzichten kan geven, maar ook uitdagingen kent. Ryan wijst erop dat nieuwe ontdekkingen vaak voortkomen uit het bekijken van problemen vanuit verschillende hoeken. Theorieën helpen ons om informatie en ideeën te organiseren, maar het mixen van deze ideeën moet zorgvuldig gebeuren.
In tegenstelling tot de kritiek dat er sinds de jaren ’70 en ’80 weinig vooruit is geboekt, ziet Ryan juist grote sprongen vooruit, vooral naar een onderwijs dat meer draait om de leerling zelf. Hij beschrijft deze verandering als een grote stap voorwaarts, waarbij de behoeften en interesses van de leerling centraal staan. Ryan legt uit dat het grootste probleem niet de verschillende theorieën zijn, maar hoe deze in de praktijk worden gebracht. Beleid en regels in scholen komen niet altijd overeen met wat onderzoek aantoont als beste aanpak. Hij gelooft dat als onderzoeksresultaten goed worden toegepast, ze echt een verschil kunnen maken in zowel de wetenschap als de praktijk van het onderwijs.
Echte integratie gaat verder dan alleen ideeën bij elkaar gooien; het creëert iets nieuws dat de sterke punten van elke theorie gebruikt om beperkingen te overwinnen. Dit vereist diep nadenken en een stevige basis van aannames en doelen om echt begrip te ontwikkelen.
Ryan benadrukt dat theorieën niet alleen nuttig zijn voor de wetenschap maar ook kunnen helpen bij het verbeteren van onderwijsmethoden. Door zorgvuldig na te denken over welke ideeën samen kunnen en welke niet, kunnen onderzoekers voorkomen dat ze in de war raken door te veel ongeorganiseerde informatie.