Pendelen tussen het onderkennen van problemen en het denken over de gewenste toekomst zorgt voor het behoud van energie voor verandering.
Vooruitgang begint vaak -misschien altijd- met ontevredenheid over de huidige situatie. Die ontevredenheid met de huidige situatie komt voort uit het besef dat dingen minder goed zijn dan ze zouden kunnen of moeten zijn. Je kunt je, met andere woorden, in zekere mate een werkelijkheid voorstellen die beter is dan de huidige. Doordat mensen zich realiseren dat zij ontevreden zijn over bepaalde aspecten van hun situatie kunnen ze gaan zoeken naar manieren om die aspecten te verbeteren. Hun ontevredenheid over hun huidige situatie is een spanning die kan worden gezien als energie voor verandering. Om effectief te kunnen werken aan progressie, het klinkt wat paradoxaal, is dus het nodig dat je kunt leven met het besef dat je je nu bevindt in een werkelijkheid die verbetering behoeft.
Probleemonderkenning plus het besef dat het beter kan worden
Om effectief aan progressie te kunnen werken is het dus nodig dat je twee manieren van kijken min of meer tegelijk in je hoofd kunt houden. De ene kijk is die van probleemonderkenning, het besef dat er dingen niet goed gaan. De tweede kijk is de toekomstgerichte kijk van het besef van dat het beter kan en hoe het beter kan. Mijn idee is dat je deze twee manieren van kijken in je denken zo dicht mogelijk bij elkaar moet blijven brengen. Als je de nadruk op een van de twee ten koste van de ander gaat leggen is de kans groot dat je je energie voor verandering verliest. De onderstaande figuur illustreert dit.
Twee valkuilen: doemdenken en motivatieverlies
Als je je denken sterk richt op het onderkennen van problemen en minder nadruk legt op het besef dat verbetering mogelijk is, kun je ten prooi vallen aan doemdenken. Je kunt overweldigd worden door de intensiteit van de problemen en je kunt er moedeloos, wanhopig of razend van worden. Deze emoties komen je niet goed van pas bij het zetten van constructieve stappen vooruit. Als je je denken sterk richt op het je voorstellen van een betere wereld en minder nadrukkelijk stilstaat bij het feit dat er nu problemen zijn, dan kun je, gek genoeg, ook je motivatie, je energie voor verandering verliezen. In dit artikel leg ik uit waarom dat zo is (kort gezegd: door positieve fantasieën, zonder de huidige problematische werkelijkheid onder ogen te zien, maken we ons brein wijs dat verbetering al bereikt is).
We kunnen op zijn minst pendelen
Misschien is het niet mogelijk om letterlijk tegelijkertijd te denken over de problematische werkelijkheid en de gewenste toekomst. Maar wat wij wel kunnen doen is pendelen tussen deze twee perspectieven. Er zijn diverse technieken bekend die dit pendelen tussen de huidige werkelijkheid en de gewenste toekomst mogelijk maken, zoals mentaal contrasteren, de cirkeltechniek en het CPW 7-stappen model (stap 2 en 3).
Dat ‘pendelen’ beschrijf ik in mijn laatste boek ‘Cruciale dialogen’ via het Cruciale dialoogmodel dat ik bouwde – enerzijds – uitgaande van het model van de Nederlandse Stichting Dialoog (gebaseerd op het lemniscaatmodel van Alex Bos en onlangs – na het verschijnen van ‘Cruciale dialogen’ – nog geüpdatet door Francis Gastmans) en -anderzijds – het Creatief wisselwerkingsproces (zoals geformuleerd door dr. Henri Nelson Wieman en Charlie Palmgren – zie ook mijn vorige commentaar).
Dit ‘liggende acht’ model onderzoekt in de linkse lus of wat jij ‘ontevredenheid’ noemt wel gerechtvaardigd is. Is het probleem wel degelijk een probleem? Die linkse lus is opgebouwd uit twee fasen. In fase 1 ‘communicatie’ worden de feiten omtrent de ontevredenheid tegen het licht gehouden. Hierbij is het ‘helder’ bewustzijn (Awareness) van groot belang. In fase 2 ‘appreciatie’ worden die feiten geïnterpreteerd vanuit de verschillende denkkaders, mentale modellen, … Hierbij is het ‘gekleurd’ bewustzijn (Consciousness) aan zet.
Wanneer men terug in het midden van de liggende acht komt, na het veelvuldig ‘pendelen’ tussen fase 1 en fase 2, heeft men (hopelijk) het probleem (de ontevredenheid in uw termen) diepgaand begrepen. Dit begrijpen leidt dan inderdaad naar een emotionele reactie, een spanning die door Peter Senge (Robert Fritz citerend) ‘creatiespanning’ genoemd wordt en die dus inderdaad kan gezien worden als energie voor verandering.
De verandering of transformatie, naargelang, wordt dan werkelijkheid door de rechtse lus van het Cruciale dialogenmodel (de liggende acht) te doorlopen. Fase 3 ‘imaginatie’ zorgt voor de mogelijke creatieve oplossingen. Wanneer die voor handen zijn, wordt er nagegaan of de noodzakelijke middelen (waaronder de oh zo noodzakelijke moed) wel aanwezig zijn en wordt er als het ware gependeld tussen fase 3 en fase 4. Dit gebeurt tijdens het ‘beslissingsmoment’: “welke van de mogelijke oplossingen gaan we kiezen om uit te voeren?”. Fase 4 ‘Transformatie’ is dan de effectieve uitvoering.
Je dient de twee manieren van kijken effectief min of meer tegelijk in je hoofd te houden. Want wat ik nu logisch als een aaneenschakeling van vier opeenvolgende fasen heb beschreven, wordt in werkelijkheid heel wat chaotischer beleefd. Uw idee: “dat je deze twee manieren van kijken in je denken zo dicht mogelijk bij elkaar moet blijven brengen” onderschrijf ik volledig, en de metafoor van de liggende acht geeft dit m.i. duidelijk aan. Indien men na de eerste rit nog niet tevreden is met het resultaat (de ‘ontevredenheid’ blijft bestaan), wordt een volgende rit op de achtbaan ingezet.
Er is dus niet alleen het pendelen tussen de twee lussen, er is ook het pendelen in elke lus, en het terug inzetten van een totaal nieuwe pendelbeweging.
Naast de door jouw vermelde technieken heb ik, uitgaande van heel wat denkmodellen, de ‘liggende acht’ ontwikkeld (met honderd boeken en een schaar knutselde Johan zijn modelletje klaar).
Creat!vely.
Bedankt Johan,
In je reactie verwijs je naar iets wat ik dit artikel niet expliciet heb genoemd maar in de progressiegerichte aanpak ook sterk zit.
Ook in het kijken naar de huidige situatie (en het verleden) ga je al van ‘min’ naar ‘plus’. Terwijl je onderkent dat er een verbeterbehoefte is in de huidige situatie, kijk je vervolgens ook naar wat er al goed functioneert in de huidige situatie en welke progressie er al is. Dit brengt je op ideeën voor verder progressie en versterkt je optimisme. Zie het 7-stappen model voor een uitgewerkt voorbeeld.
Leuk ook dat je Robert Fritz noemt, Die heb ik ooit ook gelezen. Bevat interessante ideeën die me wel hebben beïnvloed.
Dag Coert,
Naar aanleiding van dit artikel, en ook het eerdere stuk over mental contrasting vroeg ik me het volgende af.
Is het ook afhankelijk van hoe zwart de situatie is in hoeverre je als gesprekspartner die wil helpen aandacht zult besteden aan de beleving van het probleem om de energie voor verandering er als het ware in te houden?
Ik bedoel dat ik me kan voorstellen dat als het gat tussen gewenste situatie en huidige situatie erg groot is je misschien voorzichtiger zult zijn c.q. het minder behulpzaam is om de aandacht voor het probleem ‘levend’ te houden. Je gesprekspartner is hiervan misschien zo doordrongen dat het naar voren brengen van de mogelijkheid van een andere toekomst al lastig genoeg is.
In situaties waarin dat gat tussen huidige situatie en de wens kleiner is, is het risico van verlies van de energie wellicht groter? En zou je dit dus als helpende gesprekspartner goed in het oog moeten houden?
Ik hoop dat ik mijn vraag helder heb geformuleerd.
Hoe denk jij hierover?
Beste Cora, Ik kan me de vraag voorstellen maar ik denk niet dat dat zo is. Onderzoek naar mental contrasting met implementatie intenties (WOOP; zie een eerder artikel) laat zien dat de aanpak werkt, niet alleen bij lichte of eenvoudige problemen, maar ook bij zwaardere. Het is niet zo dat het behoud van energie specifiek zit bij het focusen op de huidige (problematische) situatie (ik zou spreken van een situatie waarin er een verbeterbehoefte bestaat) maar juist in het pendelen tussen de twee. Wat kan helpen, denk ik, in gevallen waarin er een groot gat bestaat tussen huidige situatie en gewenste situatie is om de gewenste situatie te beschrijven in termen die dichtbij en realistisch zijn.