Zoals je waarschijnlijk al hebt gelezen, is er binnen de psychologie veel ophef over de geldigheid van eerder gevonden uitkomsten van onderzoek. Hoewel sommige wetenschappers wat defensief reageerden op deze ophef, zijn anderen serieus bezig met het verbeteren van de kwaliteit van de psychologische wetenschap. Ik noem hieronder drie voorbeelden van hoe ze daarmee bezig zijn.
Wat is ook weer het probleem? In mijn artikel Psychologie op weg naar volwassenheid zette ik problemen, reacties en oplossingsrichtingen op een rijtje. Kort gezegd is het probleem dat er veel twijfel is ontstaan over de juistheid van resultaten van veel wetenschappelijk onderzoek dat in het verleden is uitgevoerd. De belangrijkste aanleiding voor die twijfel is dat er veel replicatieonderzoeken zijn uitgevoerd waarbij de de effecten van de originele onderzoek vaak niet opnieuw gevonden zijn. Hierdoor zijn onder andere concepten als priming, ego-depletie en powerposes, tenminste gedeeltelijk, in diskrediet geraakt. Enkele van die problemen die ten grondslag liggen aan de beperkte robuustheid van wetenschappelijke onderzoeken zijn publicatiebias, p-hacking, vermenging van wetenschap en commercie.
Zoals gezegd, sommige wetenschappers reageerden defensief op de replicatie-onderzoeken door kritiek te leveren op de manier waarop deze waren opgezet en uitgevoerd. Maar de meerderheid van de wetenschappelijke gemeenschap erkent dat er echte problemen zijn en werkt hard op ze op te lossen. Ik wil drie voorbeelden noemen van hoe de wetenschappelijke psychologie progressie aan het boeken is.
1. Replicatie-onderzoek gaat verder
Onderzoekers gaan door met het repliceren van eerder onderzoek. Een voorbeeld is het onderzoek naar de zogenaamde facial feedback hypothese. Deze hypothese, die gebaseerd is op het werk van één van de grondleggers van de psychologie, Williams James, zegt dat gezichtsuitdrukkingen niet slechts uitdrukkingen van emoties zijn die ontstaan zijn in ons brein. In plaats daarvan is er volgens James sprake van tweerichtingsverkeer: gezichtsuitdrukkingen beïnvloeden ook ons emoties. Een beroemd onderzoek van Strack et al. (1988) bevestigde deze hypothese. Zijn lieten deelnemers aan hun experiment een pen in hun mond nemen, waardoor hun mondspieren geforceerd werden in een houding die leek op een glimlach en constateerden dat deze deelnemers zich blijer gingen voelen. Dit invloedrijke onderzoek is nu gerepliceerd in 17 laboratoria van over de hele wereld en de resultaten van het oorspronkelijke experiment zijn niet bevestigd. In 9 experimenten vond met resultaten in dezelfde richting als in het oorspronkelijke experiment maar het gevonden effect was veel zwakker. In de overige experimenten vond men een tegengesteld effect. Tezamen genomen geven deze resultaten genoeg aanleiding om de facial feedback hypothese serieus te betwijfelen (lees meer).
Welke volgende concepten in de psychologie zullen in diskrediet raken?
2. Individuele wetenschappers trekken hun lessen
Naar aanleiding van al deze toestanden reageerden enkele wetenschappers defensief maar er zijn ook wetenschappers die serieus lessen trekken uit het gebeurde. Michael Inzlicht (foto), een onderzoeker die zich jarenlang bezighield met onderzoek naar ego-depletie, moest aanvankelijk diep slikken maar heeft vervolgens besloten om de lessen te trekken uit huidige crisis door de een open en kritisch zelfonderzoek te doen. Om erachter te komen in welke mate hij zelf had bijgedragen aan de crisis heeft heeft al zijn eigen eerdere onderzoeken geanalyseerd aan de hand van drie metrieken: de p-curve, de R-Index en de TIVA (lees hier hoe en waarom hij dat zo deed). Om erachter te komen of de wetenschappelijke kwaliteit van zijn werk over de jaren beter was geworden vergeleek hij zijn eerste 10 papers, met zijn laatste 10 papers. Inzlicht schrijft dat meer dan een beetje bang was voor wat hij zou ontdekken en hij oordeelt uiteindelijk vrij hard over de resultaten maar stelt vast dat zijn onderzoeken aantoonbaar van betere kwaliteit aan het worden zijn (lees de details hier).
Zoals je weet doet goed voorbeeld volgen. Michael Kraus deed in reactie op de zelf-analyse van Inzlicht een nog gedetailleerdere zelf-analyse:
Auditing my research practices was horrifying, but also necessary for moving forward. New blog. https://t.co/gj4ghf67Lx
— Michael W. Kraus (@mwkraus) August 23, 2016
Zullen andere wetenschappers deze voorbeelden gaan volgen?
3. Big data psychologie
Ik meldde al eens dat er door de nieuwe mogelijkheden van ICT een nieuw soort onderzoek ontstaat dat voorheen onmogelijk was. Een pionier op dit gebied is Alex Pentland van MIT (lees meer). Een ander voorbeeld is een nieuw onderzoeksproject, het Kavli Human project, dat 10.000 mensen decennialang wil gaan volgen. In het project worden gigantisch veel gegevens over die mensen en over de manier waarop zij met elkaar interacteren gemeten en geanalyseerd: genetische data, genome data, medische gegevens, dieet, creditcard transacties, lichamelijk activiteit, persoonlijkheids- en intelligentietestscores, sociale interacties, opleidingsprestaties, informatie over werk, slaap, GPS locaties, etc, etc (lees hier een interview met Paul Glimcher over dit project).
Voor het eerst zal het mogelijk zijn om gigantische datasets op te bouwen, iets wat in sommige andere wetenschappen al langer het geval is, en om relaties tussen variabelen over tijd te onderzoeken. Natuurlijk zit er ook een enge kant aan dit soort onderzoek. Je kunt je afvragen of dit een stap richting een Big Brother maatschappij is. Aan de andere kant zou het een logische vervolgstap kunnen zijn die ons kan helpen om meer inzicht te krijgen in hoe we de kwaliteit van ons bestaan kunnen verbeteren.
Vormt dit nieuwe soort onderzoek de toekomst van de wetenschappelijke psychologie?
Wat zijn jouw gedachten over deze ontwikkelingen in de psychologie?
Hier is een kritisch artikel over big data in de psychologie. http://evidencebasedhrm.be/wp-content/uploads/2014/11/Big_Data_PV_TS_typisch_dusbowl.pdf
Mijn standpunt is dat je heel veel interessante verbanden kan bloodleggen met deze methode, maar dat er tussen die “ontdekte” verbanden dikwijls valse correlaties gevonden worden. Daarom is het belangrijk om daarna verder onderzoek te doen om te zien of er een oorzakelijk verband is.
Zoals veel nieuwe technologieen wordt ook deze wat gehyped waardoor je veel kaf zal tegenkomen.
Ik ben wat meer vertrouwd met big-data analyses in de wereld van het technisch onderhoud, en ook daar worden dikwijls valse correlaties gevonden. Dus, als het bij machines zo gemakkelijk voor komt zal het bij mensen nog veel meer het geval zijn.
Ja, dat is denk ik een reëel gevaar. Bedankt Jozef.