Don A. Moore, hoogleraar psychologie aan de University of California, heeft een boek geschreven met de titel Perfectly Confident, How to calibrate your decisions wisely. Het boek gaat over de vraag in welke mate het goed is om veel vertrouwen te hebben in je eigen kunnen en in een goede afloop van de dingen die je onderneemt. Velen denken dat een groot zelfvertrouwen kan helpen om goed te presteren en misschien wel een voorwaarde is voor goed presteren.
Maar Moore laat zien dat een groot zelfvertrouwen dat niet geworteld is de realiteit meer kwaad dan goed doet. Zelfoverschatting lijkt meer kwaad dan goed te doen vooral bij activiteiten die vragen om inspanning en competentie. Maar zelfoverschatting komt ook veel voor. Hoe kunnen we onszelf ertegen beschermen?
3 Soorten zelfoverschatting
Moore legt uit dat er drie soorten zelfoverschatting zijn:
- Overestimation: zelfoverschatting waarbij je zelfbeoordeling positiever is dan je objectieve prestatie. Overestimation komt veel voor. Twee mechanismes die hier een rol in spelen zijn wishful thinking (“Ik wil het dus het lukt vast”) en de planning fallacy (de neiging om te onderschatten hoe lang het duurt om iets voor elkaar te krijgen). Maar zelfonderschatting komt ook veel voor en kan te maken hebben met piekeren en het overschatten van risico’s.
- Overplacement: zelfoverschatting waarbij je jezelf hoger inschat dan anderen. Mensen blijken in het algemeen geneigd zijn om zichzelf hoger dan anderen in te schatten voor relatief eenvoudige taken en bekende gebeurtenissen maar lager voor relatief moeilijke en onbekende gebeurtenissen. Ook underplacement komt veel voor en kan tot uiting komen in het imposter syndrome (het gevoel dat je je positie en eigenlijk niet verdient en elk moment door de mand kan vallen).
- Overprecision: zelfoverschatting waarbij je de juistheid/betrouwbaarheid van je eigen oordelen of voorspellingen overschat. Overprecision komt veel voor, underprecision komt nauwelijks voor. Extreme voorbeelden van overprecision kom je bijvoorbeeld tegen bij religieuze fanatici.
De relatie tussen zelfvertrouwen en presteren
Velen, onder wie de vader van de moderne psychologie, William James, vermoeden dat er een causale relatie tussen zelfvertrouwen en presteren bestaat. Op zich is dit niet raar. We zien veel bekende en succesvolle mensen zie veel zelfvertrouwen uitstralen. Maar deze correlatie is misschien minder sterk dan we denken. Wie weet hoeveel van zelfvertrouwen blakende mensen nooit succesvol zijn geworden en daarom buiten ons gezichtsveld blijven? En wie weet hoeveel succesvolle mensen misschien minder zelfvertrouwen hebben dan wij denken?
En dat zelfvertrouwen met succes lijkt samen te hangen betekent niet dat er een causale relatie is. Er kan een derde variabele zijn, zoals competentie, die zowel het zelfvertrouwen als het succes veroorzaakt. In verschillende experimenten onderzochten Moore en zijn collega’s of mensen die optimistisch waren over hoe ze een taak zouden uitvoeren deze taak beter uit zouden voeren dan mensen die er pessimistisch over waren. Hoewel mensen in het algemeen verwachtten dat optimisten beter zouden presteren bleken de resultaten hier nauwelijks of geen bewijs voor te leveren.
De juiste mate van zelfvertrouwen
Dat we onszelf vaak overschatten betekent niet simpelweg dat we negatiever over onszelf moeten gaan denken. Zelfonderschatting is namelijk evenzeer een probleem als zelfonderschatting. Waar zelfoverschatting kan zorgen voor het aangaan van te grote risico’s kan zelfonderschatting leiden tot inactiviteit en onderbenutting van je mogelijkheden. We moeten dus proberen de gulden middenweg te vinden. Dit is er een waarbij ons zelfvertrouwen een goede reflectie is van hoe goed we ergens echt in zijn.
7 Manieren om je zelf te beschermen tegen zelfoverschatting
Onze mate van zelfvertrouwen dient volgens Moore geworteld te zijn in de realiteit. We kunnen meer zicht krijgen op de realiteit over onszelf en onze inschattingen door bepaalde technieken toe te passen. Hier zijn enkele voorbeelden:
- Zie ik het verkeerd? Als we willen weten of een denkbeeld dat we hebben juist is hebben we de neiging op zoek te gaan naar bewijs dat dit denkbeeld ondersteunt (dit is een aspect van de confirmation bias). Wat we beter zouden kunnen doen is op zoek naar naar aanwijzingen dat ons denkbeeld niet juist is. Door te onderzoek waar je het misschien verkeerd ziet en door het tegenovergestelde van jouw denkwijze te onderzoeken, kun je vermoedelijk meer leren.
- Advocaat van de duivel: Door mensen de rol van advocaat van de duivel te geven en door kritiek uit te nodigen kun je een realistischer beeld krijgen van hoe je bezig bent en mogelijkheden voor progressie ontdekken.
- Maak kansinschattingen: Je kunt jezelf aanwennen om te denken in termen van kansinschattingen. In plaats van te proberen te bepalen of gebeurtenis X of Y zal plaatsvinden, kun je je zelf aanleren om voor zowel X als Y een kansinschatting te maken. Hierdoor worden je voorspellingen en beslissingen beter.
- Objectieve standaarden: Je kunt leren gebruik te maken van objectieve standaarden als je jezelf beoordeelt. In plaats van jezelf af te vragen: hoe goed ben ik als boekhouder, verkoper of wat je beroep dan ook is, kun je deze beoordeling in stukjes ophakken: hoe goed ben ik in aspect A, B, C, D en E van mijn werk? Dit blijkt mensen al bescheidener en realistischer te maken.
- Wisdom of the crowd: Onderzoek heeft laten zien dat als je inschattingen moet maken of voorspellingen moet doen, het simpelweg verzamelen van inschattingen van meerdere personen en deze dan middelen tot opmerkelijk goede inschattingen kan leiden, vaak beter dan inschattingen van experts. Het lijkt zelfs zo te zijn dat je de wisdom of the crowd helemaal alleen kunt gebruiken. Dat werkt zo: eerst maak je je eerste inschatting en schrijf je die op. Vervolgens vraag je jezelf af wat er mis is met deze inschatting en waarom. Als je dat gedaan hebt maak je een tweede inschatting. Door vervolgens deze eerste en tweede inschatting te middelen, neemt de kwaliteit van je inschatting over het algemeen toe.
- Neem welke-beslissingen: wen jezelf aan om niet of-beslissingen te nemen maar welke-beslissingen. In plaats van je zelf de vraag te stellen ga ik X wel of niet doen (een of-beslissing), kun je jezelf beter aanleren om meerdere opties te definiëren en je vervolgens af te vragen wat de mogelijke voor- en nadelen van elke optie zijn alvorens te beslissen.
- Post-mortem en premortem analyses: Een post-mortem analyse is een analyse van wat er fout is gegaan nadat er iets behoorlijk fout is gegaan. Dit kan je helpen om zicht te krijgen op fouten en zwakke plekken waardoor fouten in de toekomst mogelijk vermeden kunnen worden. Een pre-mortem-analyse is het tijdens je project (dus voordat er feitelijk iets fout is gegaan) je voor te stellen dat wat je probeert te bereiken straks helemaal fout is gegaan. Dit kan helpen om zwaktes en fouten al te ontdekken voordat er iets mis is gegaan. Dit is een vorm van defensief pessimisme, focussen op wat er fout kan gaan met als doel dit te vermijden.
Reflectie
Kan het ontnuchterend zijn om te ontdekken dat je minder uitzonderlijk, geniaal, muzikaal, knap, etc bent dan je wellicht dacht? Natuurlijk. Jezelf zien als geweldig goed en beter dan anderen en denken dat jij gelijk hebt en anderen niet, kan, op het moment dat je het denkt, misschien wel fijn zijn. Maar voor zover deze gedachten niet geworteld zijn in de realiteit (en dat is niet zo onwaarschijnlijk) kunnen ze je later duur komen te staan. Je kunt jezelf en anderen erdoor in grote problemen brengen (zie een voorbeeld).
Realisme over jezelf werkt beter en is daarom nastrevenswaardig.
0 reacties