In 2009 publiceerden Richard Wilkinson en Kate Pickett het boek The spirit level. In dat boek lieten ze zien hoe economische ongelijkheid in ontwikkelde landen samenhangt met gezondheidsproblemen en uiteenlopende vormen van sociale problematiek. Recent hebben deze auteurs de opvolger van dat boek gepubliceerd, getiteld The Inner level. In dit nieuwe boek presenteren ze veel nieuw onderzoek naar de correlaten van ongelijkheid.

Hoe economische ongelijkheid samenhangt met statusangst, zelfwaardering en stress

De auteurs gaan uitgebreid in op hoe de mate van ongelijkheid in een samenleving samenhangt met hoe we denken over onszelf. In meer ongelijke samenlevingen ervaren mensen over het algemeen meer statusangst en stress. Ze voelen zich meer bezorgd over hoe ze overkomen en beoordeeld worden. In dergelijke samenlevingen worden mensen aan de top meer als belangrijk en waardevol gezien en mensen onderaan de economische ladder als minder belangrijk en waardevol.

Twee reacties op een lage zelfwaardering

Dit brengt met zich mee dat er in zeer ongelijke samenlevingen een voortdurende strijd bestaat tegen het hebben van een lage zelfwaardering. Een manier waarop deze strijd zich kan uiten is door gevoelens van depressie en door sociaal teruggetrokken gedrag.

Een bijna tegenovergestelde manier om te reageren op statusangst is dat mensen overdreven positieve beelden van zichzelf kunnen gaan presenteren waarschijnlijk als compensatie van een minderwaardigheidsgevoel. In ontwikkelde landen met een hoge inkomensongelijkheid komt narcisme en zelfpromotie veel meer voor. De VS, een land met een zeer hoge economische ongelijkheid, heeft nu zelfs een narcist tot president gemaakt. Ook materialisme en consumentisme is hoger in ongelijke landen.

Hoeveel ongelijkheid is goed?

De auteurs bekritiseren specifiek de gedachte dat economische ongelijkheid gewoon meritocratisch zou zijn, met andere woorden: de hoge economische ongelijkheid in een land als de VS zou gewoon een reflectie zijn van verschillen in verdiensten en capaciteiten. Dit meritocratische argument voor ongelijkheid onderschrijven ze dus niet. Maar vinden ze dat iedere mate van ongelijkheid dan slecht is? Nee, dat zeggen ze niet. In plaats daarvan wijzen ze op de relatie die bestaat tussen de mate van ongelijkheid in landen en allerlei problemen. En hoewel ze dus niet beweren dat landen waar nu een lage mate van economische ongelijkheid bestaat nog gelijker zouden moeten worden, beweren ze ook niet het tegendeel. Het punt is namelijk dat de relatie tussen ongelijkheid en problemen bestaat op het hele spectrum. Met andere woorden: in een land als de VS (met veel ongelijkheid) zijn de problemen groter dan in landen in Noordwest Europa (met een grotere gelijkheid) terwijl Scandinavische landen (met een nog grotere gelijkheid) nog minder problemen kennen. Wellicht zouden landen met een nog hogere gelijkheid, als ze zouden bestaan, nog minder sociale problemen kennen.

Twee vormen van kritiek die mij niet overtuigen

In reactie op het werk van Wilkinson en Pickett heb ik drie soorten kritiek gehoord die ik niet overtuigend vind. De eerste is de suggestie dat de auteurs zeggen dat economische ongelijkheid wereldwijd toeneemt. Dit is niet het geval. Wereldwijd neemt de economische ongelijkheid juist af, onder andere doordat veel landen een razendsnelle economische ontwikkeling doormaken. Ook zou het, in weerwil van wat Wilkinson en Pickett zouden zeggen, in ontwikkelende landen niet erg zijn als de economische ongelijkheid toeneemt. Maar mijn begrip is dat Wilkinson en Pickett zich bewust richten op welvarende landen en zeggen dat toenemende economische ongelijkheid binnen die landen een probleem vormt.

De tweede is dat het werk van Wilkinson en Pickett niet bewijst dat economische ongelijkheid problematisch is omdat het slechts gebaseerd is op correlationeel onderzoek. Ook dit vind ik geen overtuigende kritiek. Dat correlaties geen causaliteit bewijzen is waar. Maar experimenteel onderzoek (wat nodig is voor het vaststellen van causaliteit) is om ethische en praktische redenen nauwelijks mogelijk bij dit onderwerp. Daarom valt het de auteurs niet te verwijten dat zij zich op correlationeel onderzoek baseren. Bovendien vormen de gevonden correlaties m.i. wel degelijk een sterke aanwijzing voor causaliteit. Zij wijzen namelijk tussen landen, binnen landen en over tijd alle in de zelfde richting. Veranderingen in sociale problemen volgen hierbij steeds veranderingen in economische ongelijkheid. Ik denk dat er in een onderwerp als dit nauwelijks betere aanwijzingen voor causaliteit te vinden zijn.

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (2)
  • Bruikbaar (0)