In mijn eerdere artikel Redenen voor scepsis over onderzoek naar geluk beschreef ik de volgende sceptische kanttekeningen bij onderzoek naar en publicaties over geluk (ik parafraseer hoe ik het toen gezegd heb): (1) Geluk is belangrijk maar het belang van geluk wordt overdreven. Geluk dient geen ultiem levensdoel te zijn. Het is van relatief belang. Er zijn veel andere dingen in het leven die evenzeer belangrijk zijn. Bovendien is het trachten te maximaliseren van geluk een onwijze strategie, (2) Veel onderzoek naar geluk is correlationeel van aard. Op grond van correlationeel onderzoek kunnen geen conclusies over causaliteit getrokken worden. Toch is de suggestie (of althans de interpretatie door het publiek) van publicaties vaak dat als een variabele correleert met geluk, dat die variabele dan geluk veroorzaakt, (3) Er zijn redenen om de validiteit van zelfgerapporteerd geluk te betwijfelen. Onderzoek van Sean Wojcik liet zien dat conservatieven zichzelf als gelukkiger beschrijven dan democraten maar ongelukkiger lijken dan democraten als twee objectieve methoden worden gebruikt (geautomatiseerde tekstanalyse en expertbeoordeling van de echtheid van hun lach).
Zelfgerapporteerd geluk op een schaal wijkt af van wat mensen zeggen in interviews
Een nieuw onderzoek van Ponocny et al. (2015) geeft extra redenen om te twijfelen aan de validiteit van zelfgerapporteerd geluk. In het onderzoek werden respondenten (n=500) eerst gevraagd om hun (1) algemene tevredenheid met hun leven (overall life satisfaction) en (2) hun geluk te beoordelen op een 10-puntsschaal.
Vervolgens werden zij geïnterviewd over goede en slechte ervaringen in hun leven en over verschillende aspecten van hun leven. Hun antwoorden werden vervolgens beoordeeld door 12 beoordelaars die de antwoorden scoorden op een 11-puntsschaal die levensgeluk uitdrukte. Er bleken scherpe discrepanties te bestaan tussen het zelfgerapporteerde geluk van de respondenten en wat zij hadden verteld in de interviews. In de interviews waren zij vaak veel kritischer over hun eigen leven dan hun score zou doen vermoeden.
Wat zegt dat ene cijfer?
Dit onderzoek versterkt mij scepsis over de waarde en bruikbaarheid zelfgerapporteerd geluk. Hoe goed kunnen wij in een cijfer uitdrukken hoe gelukkig we zijn of hoe tevreden we zijn over ons leven? Hoe goed kunnen we in dat ene cijfer recht doen aan de grote verscheidenheid aan ervaringen en gevoelens die we kunnen hebben? Hoe goed doet dat ene cijfer recht aan de vele fluctuaties die er kunnen zijn in hoe goed we ons voelen?
Hoe kunnen we weten dat dat ene cijfer niet vervuild wordt door antwoordtendenties zoals sociale wenselijkheid (de neiging om je te presenteren op een gunstige geachte manier) of het referentiegroepeffect. En hoe kunnen we weten in hoeverre dat ene cijfer niet mede bepaald wordt door effecten als jezelf voor de gek houden (self-deceptive enhancement) of jezelf moed willen inspreken (“Ik wil niet toegeven aan het feit dat ik me niet erg gelukkig voel dus ik geef mezelf een hoog cijfer”).
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks