De zelfdeterminatietheorie is de bekendste motivatietheorie in de psychologie. Deze theorie is bijzonder relevant voor het onderwijs. Veel onderzoek heeft inzicht in interventies opgeleverd die de motivatie van leerling kunnen verbeteren. Ook zijn veel factoren bekend die de motivatie van leerlingen juist ondermijnen. Een nieuw onderzoek geeft overzicht over wat werkt en wat juist niet.
Zelfdeterminatietheorie: interventies voor motivatie
Docenten kunnen in belangrijke mate invloed hebben op de motivatie van leerlingen. De zelfdeterminatietheorie (ZDT) is momenteel de meest grondig onderzochte motivatietheorie. Interventies gebaseerd op deze theorie bevatten veel aanknopingspunten om motivatie van leerlingen te bevorderen. Het aantal interventies is echter groot en enigszins onoverzichtelijk.
Veelheid aan interventies, behoefte aan overzicht
Om meer overzicht te scheppen gebruikte een groep onderzoekers (Ahmadi et al., 2022) een internationaal expertpanel (N = 34) via de Delphi-methode om een classificatie van lerarengedrag te creëren die consistent is met ZDT. Een dergelijke classificatie is zowel bruikbaar voor de praktijk als voor verder wetenschappelijk onderzoek.
Methode expertonderzoek
De onderzoekers identificeerden eerst op basis van de literatuur leraar gedragingen. Ze verfijnden de labels, beschrijvingen en voorbeelden hiervan met behulp van de input van experts. Vervolgens beoordeelden deze experts iteratief drie zaken: 1) de relevantie van elk gedrag voor ZDT, 2) de psychologische basisbehoefte die elk gedrag beïnvloedde en 3) het waarschijnlijke effect op de motivatie.
Om een wederzijds uitsluitende en collectief uitputtende lijst van gedragingen te maken, nomineerden experts overlappende gedragingen die overbodig waren en suggereerden nieuwe die in de classificatie ontbraken.
Na drie rondes was het panel van deskundigen het eens over 57 motiverende gedragingen van leraren die consistent waren met ZDT. Voor de meeste gedragingen (77%) bereikten experts consensus over zowel de meest relevante psychologische behoefte als de invloed op motivatie.
Het classificatiesysteem
Het ontwikkelde classificatiesysteem bestaat uit een uitgebreide lijst van motiverend gedrag van leraren en consistente terminologie in hoe dat gedrag wordt gelabeld. Hier is mijn vertaling van dit systeem:
<?php echo do_shortcode(‘[pdf id=”25570″]
Mooi schema, heldere beschrijvingen van uitdagend en ondersteunend leraargedrag. Heel herkenbaar, voor mij als oud-docent uit het MBO.
Toch heb ik er 2 kanttekeningen bij:
1. wees voorzichtig met het inzetten van zelfstandig leren. Dat is volgens Paul Kirschner alleen weggeleid voor experts. Beginners en redelijk gevorderden hebben meer baat bij uitgewerkte concrete voorbeelden met directe instructie dan zelf het wiel moeten uitvinden. Dat geldt bijvoorbeeld voor AS4 ‘in eigen tempo progressie boeken’ en AS11 ‘zorg voor extra middelen voor zelfstandig leren’.
2. maak onderscheid in de vaardigheid die centraal staat of aangeleerd wordt. Veel schoolse vaardigheden zijn helemaal niet open. Er moet heel veel in het onderwijs (omdat we dat als samenleving belangrijk vinden): lezen, schrijven, rekenen. Veel interventies zijn gericht op het versterken van de autonomie van de leerling. Dat is natuurlijk lovenswaardig. Maar Ryan & Deci onderscheiden nog 2 andere soorten motivatie, naast de autonome: amotivatie en gecontroleerde motivatie. Niet kunnen, niet willen, iets doen vanwege externe druk (met beloningen en straffen van leraren, onderwijsassistenten, ouders en andere familieleden). Als je lezen niet leuk vindt, omdat het je heel veel energie kost, dan is het zeer de vraag of je lezen ooit interessant gaat vinden. En dan helpt een beloning, zo heeft de verguisde Skinner ons al decennia geleden geleerd. De gepresenteerde ondersteunende leraargedragingen zijn dus maar een deel van de schoolse werkelijkheid.