Reactance effect: sterker bij gedachtencontrole of bij gedragscontrole?

 

Het reactance effect (Brehm, 1966) is het verschijnsel dat we geneigd zijn defensief te reageren als we het gevoel hebben dat iemand anders onze vrijheid van denken of doen probeert in te perken. Reactance kan optreden als iemand op ons in zit te praten of ons onder druk zet. Het gaat gepaard met een gevoel van boosheid en kan zich uiten in de vorm van een boze reactie. Ook kan het ertoe leiden dat we juist het tegenovergestelde gaan doen van wat de ander wil dat we doen. Ma et al. (2019) hebben onderzocht of reactance sterker optreedt bij gedragscontrole of bij gedachtencontrole.

Verwachting: sterkere reactance bij gedachtencontrole

Ma et al. verwachtten dat reactance sterker zou optreden bij pogingen tot gedachtencontrole dan gedragscontrole. Zij verwachtten dit omdat ze verwachtten dat mensen pogingen tot gedachtencontrole zouden opvatten als pogingen om niet alleen de vrijheid van denken maar ook de vrijheid van doen proberen in te perken. Ze verwachtten dat mensen pogingen tot gedragscontrole alleen zouden opvatten als een poging tot inperking van gedrag (en niet van denken).

Resultaat: gedachtencontrole levert meer reactance op dan gedragscontrole

In een eerste studie (N=372) lieten ze respondenten reageren op vacatureteksten. Een deel van de vacatureteksten mikte op gedachtencontrole (we willen dat je zus en zo denkt), een ander deel op gedragscontrole (we willen dat je je zus en zo gedraagt). Respondenten in de gedachtencontrole-conditie ervoeren een sterkere statereactance (boosheid, negatieve motivatie) en waren minder geneigd te solliciteren dan in de gedragscontrole-conditie.

In studie 2 (N=564) lieten ze respondenten reageren op drie soorten advies van een leidinggevende. Conditie 1 was gericht op gedachtencontrole (waarbij de medewerker op een bepaalde manier moest gaan denken). Conditie 2 was gericht op gedragscontrole (waarbij de medewerker op een bepaalde manier moest handelen). Conditie 3 was een neutrale conditie waarbij geen gedachtencontrole en geen gedragscontrole plaatsvond. De respondenten voelden zich het meest ingeperkt in de gedachtencontrole-conditie en ervoeren de sterkste reactance in deze conditie. In deze conditie ervoeren zij dat de leidinggevende niet alleen de gedachten maar ook het gedrag probeerde te bepalen. In de gedragscontrole-conditie ervoeren zij alleen een inperking van het gedrag, niet van de gedachten.

In de derde studie (N=294) werd respondenten gevraagd te reageren op een interventie. In conditie 1 was de interventie gericht op gedachtencontrole, in conditie 2 op gedragscontrole. Ook in deze studie ervoeren de respondenten een grotere reactance in de gedachtencontrole-conditie dan in de gedragscontrole-conditie. In studie 4 (N=189) werd respondenten gevraagd te reageren op beschrijvingen van twee culturen. De ene cultuur kenmerkte zich door gedachtencontrole, de andere door gedragscontrole. De respondenten reageerden met meer reactance op de gedachtencontrole-cultuur dan op de gedragscontrole-cultuur.

Conclusie en discussie

Als mensen hebben we een nadrukkelijke behoefte om zelf te bepalen wat we denken en wat we doen (lees meer over de behoefte aan autonomie). Wanneer we het gevoel hebben dat onze autonomie van buitenaf wordt bedreigd proberen we deze te beschermen. Het onderzoek van Ma et al. laat zien dat we nog sterker (negatief) reageren op pogingen van buitenaf om ons denken te bepalen dan op pogingen om ons gedrag te bepalen. Dit lijkt begrijpelijk. De vrijheid om te denken lijkt een soort laatste vrijheid te zijn. Ook al dwingt iemand ons om iets te doen, we kunnen er nog altijd over denken wat we zelf willen. Maar als men ook nog probeert deze laatste vrijheid af te pakken, verliezen we al onze autonomie.

Hoe kunnen we rekening houden met deze onderzoeksbevindingen? De principes van autonomie-ondersteuning uit de zelfdeterminatietheorie lijken een duidelijke richting te bieden. Samengevat zijn deze: 1) neem anderen serieus in hoe zij de situatie zien, 2) bied keuzemogelijkheden, 3) stimuleer eigen initiatief en uitproberen, 4) betrek hen waar mogelijk bij beslissingen, 5) wees duidelijk wat je van hen verwacht en waarom je dit verwacht (geef een rationale, zodat ze zelf het belang kunnen zien van wat je van ze vraagt). Tezamen laten deze principes zien dat je de behoefte van de ander aan autonomie in denken en doen respecteert en wilt ondersteunen.

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (5)
  • Bruikbaar (1)