Een interessante cognitieve fout is de zero-sum bias. Dit is de neiging om situaties te snel te zien als zero-sum. Zero-sum situaties zijn situaties waarin de winst van de ene persoon altijd gepaard gaat het verlies van de andere (lees meer). Er bestaan natuurlijk echt zero-sum situaties. Dit zijn situaties waarin er sprake is van schaarste. Als er 3 sollicitanten zijn voor 1 functie dan betekent inderdaad de winst van de ene persoon het verlies van de 2 andere personen. Maar de zero-sum bias betekent dat we de neiging hebben om situaties als zero-sum te interpreteren terwijl ze dat niet zijn.
Trainingen Progressiegericht Werken |
Zero-sum bias: op individueel en collectief niveau
Deze neiging kan zich zowel op het niveau van individuele interacties voordoen als op het niveau van groepen en landen. Een voorbeeld van de zero-sumbias is terug te zien in het gezegde: “Als er twee ruilen, moet er één huilen”. Dit gezegde lijkt te suggereren dat er bij ruilen altijd één persoon aan het langste eind trekt en de ander aan het kortste eind. Maar bij ruilen, en bij economische transacties in het algemeen, is het vaak zo dat beide partijen tegelijk profiteren (lees meer).
Ook denken mensen soms dat het slecht is voor de economie van het eigen land als het beter begint te gaan met de economie van een ander land. Ook dit is meestal niet waar. Dat de economie van een ander land beter wordt, betekent bijvoorbeeld vaak ook dat dit land een aantrekkelijkere afzetmarkt wordt wat ook voor het eigen land een voordeel kan betekenen.
Evolutionaire oorzaak
Het idee dat het pas goed met ons gaat als het slecht met anderen gaat, is gevaarlijk en vrijwel altijd irrationeel. Hoe kan het dan dat de zero-sum bias toch veel voorkomt? Dit heeft vermoedelijk een evolutionaire oorzaak. Gedurende het overgrote deel van de evolutie van onze breinen hebben mensen te maken gehad met grote schaarste. In deze enorm grote historisch periode hadden veel situaties daadwerkelijk een zero-sum karakter. De neiging om situaties als zero-sum te beleven heeft onze voorouders tienduizenden jaren lang een grotere overlevings- en reproductiekans opgeleverd.
Nonzero neemt toe
Maar sinds een paar honderd jaar is er sprake van steeds minder schaarste voor een steeds groter deel van de wereldbevolking (lees meer). Tegelijk is de wederzijdse afhankelijk van mensen onderling enorm toegenomen en is dagelijks samenwerken met elkaar de gewoonste zaak van de wereld voor vrijwel iedereen. Met andere woorden: veel situaties hebben een non-zero-sum karakter gekregen (lees ook). Maar onze zero-sum manier van denken is daarmee beslist nog niet verdwenen.
Alles tot een wedstrijd willen maken is niet verstandig
Deze zero-sum neiging komt waarschijnlijk sterk tot uiting in onze neiging om met anderen te willen concurreren. Deze gerichtheid op concurreren brengt ook wel met zich mee dat we situaties soms veranderen in competitieve situaties terwijl dit niet nodig is. En we moeten hier ook wel voorzichtig mee zijn. Een wedstrijdje aangaan met iemand kan heel leuk zijn en zal echt niet altijd alleen maar slecht zijn. Maar in bepaalde omstandigheden kan competitiviteit echt nadelige effecten op onze motivatie en op de kwaliteit van onze relaties hebben (lees dit en dit).
De voorspoed van anderen is meestal ook goed voor ons
In de meeste situaties van ons leven vereist onze eigen voorspoed niet dat het slecht gaat met anderen. In de meeste situaties kan het tegelijk goed gaan met onszelf en met anderen. En ik denk zelfs dat het in steeds meer situaties zo is dat onze eigen voorspoed zelfs afhankelijk is van de voorspoed van anderen. Maar intuïtief kan dit moeilijk te begrijpen zijn.
Open link
► Dit onderzoek van Ballinger et al. (2023) introduceert een nieuw concept om de reacties van de meerderheidsgroep op organisatorische diversiteitsinitiatieven te verklaren: de ‘leken theorieën van diversiteitsinitiatieven’.
Er zijn twee soorten overtuigingen: Zero-sum beliefs (ZSBs) en Win-win beliefs (WWBs). ZSBs gaan ervan uit dat diversiteitsinspanningen ten koste gaan van de leden van de meerderheidsgroep.
WWBs stellen dat diversiteitsinitiatieven alle raciale groepen kunnen bevoordelen.
In Studie 1 werden metingen van ZSBs en WWBs gecreëerd en gevalideerd. Studie 2 toonde aan dat ZSBs en WWBs verschillen van 10 intergroepsmetingen en dat elk van deze theorieën uniek helpt bij het verklaren van de reacties van blanken op diversiteitsinitiatieven. Studie 3 liet zien dat ZSBs en WWBs de reacties van blanken op het diversiteitsbeleid van een fictief bedrijf voorspellen.
De resultaten suggereren dat ZSBs en WWBs beide bijdragen aan het begrijpen van de weerstand en steun van de meerderheidsgroep voor organisatorische diversiteitsinitiatieven.