We moeten als mensen niet alleen voortdurend effectief proberen om te gaan met verwachtingen en druk van buitenaf. We staan ook voor de uitdaging om effectief om te gaan met onze eigen emoties, impulsen en neigingen. Mensen kunnen heel verschillende emoties ervaren in bepaalde situaties en hun emoties ook in een heel verschillende intensiteit ervaren. De zelfdeterminatietheorie (ZDT) onderscheidt drie soorten van omgaan met emoties. In een nieuw artikel beschrijven Roth, Vansteenkiste & Ryan (2019) wat deze inhouden en wat de verschillende effecten van deze drie manieren van emotieregulatie zijn.
De drie soorten emotieregulatie die ZDT onderscheidt zijn:
1. Integratieve emotieregulatie
In integratieve emotieregulatie (IER) worden emoties gezien als interne processen waarbij informatie naar je bewustzijn wordt gebracht die benut kan worden om beter te gaan functioneren. IER heeft drie componenten.
- Ten eerste worden de emoties op een niet-oordelende, ontvankelijke manier onder ogen gezien, zoals dat bij mindfulness gebeurt (lees ook dit artikel over emodiversiteit).
- Ten tweede wordt onderzocht wat de relatie tussen de emotie enerzijds en de eigen interesses, waarden en doelen anderzijds is. Op deze manier wordt getracht de betekenis of functie van de emoties te begrijpen.
- Ten derde wordt gedrag gekozen. Dit gedrag kan ofwel gepaard gaan met het uitdrukken van de emoties ofwel het bewust niet uiten van de emoties.
2. Gecontroleerde emotieregulatie
- Bij gecontroleerde emotieregulatie worden emoties als druk of als bedreigend ervaren. Een manier van gecontroleerde emotieregulatie is om emoties te trachten onder controle te krijgen (dit heet suppressive emotion regulation; SER). Dit kan geprobeerd worden door de emoties te ontkennen en vermijden en door te proberen ze te verbergen voor anderen.
- Gecontroleerde emotieregulatie kan leiden tot gedrag dat er inauthentiek uitziet (denk bijvoorbeeld aan iemand die lacht als een boer met kiespijn).
- Mensen die vooral leunen op gecontroleerde regulatie bespreken hun emoties minder gemakkelijk met anderen en vragen minder om hulp en steun. Ze kunnen meer last hebben van piekergedachten en depressiviteit.
- Cognitief herwaarderen van emoties kan ofwel op een integratieve (autonome) manier of een gecontroleerde manier plaatsvinden. Bij de integratieve manier zijn eerst de emoties onderkend en onderzocht; bij de gecontroleerde manier niet.
3. Emotiedysregulatie
- Bij emotiedysregulatie kan de persoon niet goed met de eigen emoties omgaan, ze noch goed onder ogen zien, noch ze beheersen. De emoties worden als overweldigend ervaren en belemmeren een goed functioneren van de persoon.
- Emotiedysregulatie kan zich uiten in emotionele uitbarstingen en in vermijdingsgedrag. De persoon heeft last van veel spanning en er kan sprake zijn van automutilatie.
- Ook worden mensen die op deze manier omgaan met emoties vaker door anderen afgewezen vanwege hun impulsieve gedrag en uitbarstingen.
Onderzoek: IER werkt het beste
- Bevindingen uit correlationeel onderzoek laten zien dat integratieve emotieregulatie (in tegenstelling tot de andere twee vormen van emotieregulatie) samenhangt met enkele positieve verschijnselen. Mensen die IER gebruiken, hebben in het algemeen meer empathie voor anderen als die tegenslag ervaren en vertonen meer prosociaal gedrag. Ook hangt IER samen met het tot stand brengen van intimiteit in relaties.
- Experimenteel onderzoek heeft laten zien dat gecontroleerde emotieregulatie de communicatie en relatie tussen mensen kan verslechteren en bloeddrukverhogend werkt. IER daarentegen kan de communicatie en relatie verbeteren en leiden tot meer emotioneel bewustzijn en betrokkenheid. Hierdoor kan IER bijdragen aan het oplossen van conflicten.
- Onderzoek laat tot dusverre zien dat IER bijdraagt aan welbevinden en goede relaties. Verder lijkt het zo te zijn dat IER mensen minder overgevoelig maakt (immuniseert) voor vergelijkbare toekomstige (emotionerende) situaties.
Wat is de rol van opvoeders en opleiders?
- Hoe we als ouders en opvoeders omgaan met kinderen, leerlingen of studenten heeft invloed op welke voorkeursstijl van emotieregulatie zij ontwikkelen.
- Een autonomie-ondersteunende stijl, waarbij de psychologische basisbehoeften ondersteund worden, hangt samen met de integratieve emotieregulatiestijl.
- Een gecontroleerde stijl van omgaan met jonge mensen, waarbij gebruik wordt gemaakt van straffen, dreigen en belonen, hangt samen met een gecontroleerde stijl van emotieregulatie.
- Voorwaardelijke achting door opvoeders, blijkt vooral samen te hangen met emotiedysregulatie. Voorwaardelijke negatieve achting is het onthouden van aandacht als straf. Dit betekent dat de opvoeder minder aandacht aan het kind besteedt wanneer dit zich niet gedraagt volgens de verwachting. Voorwaardelijke positieve achting is het verschaffen van aandacht als beloning. Dit betekent dat de opvoeder vooral aandacht geeft wanneer het kind zich gedraagt volgens de verwachting. Voorwaardelijke negatieve achting voorspelt de dysregulatie van angst en gaat gepaard met gevoelens van wrok richting de ouders. Voorwaardelijke positieve achting voorspelt zowel dysregulatie als gecontroleerde regulatie.
Serieus, begrijpelijk en leerzaam. Een bijzondere combinatie, knap.
Een emotie die ik niet kan onderdrukken: ik paste dit IER toe maar trof veel cynische en nare en koude afrekenaars aan onder anderssoortige managers. De nachtmerries houden aan, ik aanvaard dat, maar ik deed anderen dit niet aan en ik zal het ook nooit doen, nooit, nooit, nooit
Bedankt voor je reactie, Pieter. Ik heb je een mailtje gestuurd.
Open Link
► In dit onderzoek (Benita et al., 2023) werd onderzocht hoe autonome en gecontroleerde doelmotivaties verschillend bijdragen aan integratieve en onderdrukkende emotieregulatie tijdens het nastreven van doelen. Ook werd gekeken hoe deze vormen van emotieregulatie op hun beurt de voortgang en het behalen van doelen en het welzijn beïnvloeden.
Er zijn twee studies uitgevoerd. In beide studies werd ontdekt dat autonome doelmotivatie leidde tot integratieve emotieregulatie, wat positief voorspelde of doelen werden bereikt en hoe goed het welzijn was. Beide studies tonen dus aan dat er een autonome route is naar het nastreven van doelen. Echter, alleen in de eerste studie werd gevonden dat gecontroleerde doelmotivatie leidde tot onderdrukkende emotieregulatie en de voortgang en het behalen van doelen.
Er zijn verschillen gevonden tussen de resultaten van de twee studies. Zo legde autonome doelmotivatie in de tweede studie de voortgang van doelen uit via integratieve emotieregulatie, terwijl in de eerste studie dit indirecte effect marginaal was. Ook bleek dat in de tweede studie autonome doelen niet op zichzelf stonden, maar alleen via integratieve emotieregulatie het doel werd bereikt.
Belangrijk om op te merken is dat in beide studies werd gevonden dat onderdrukkende emotieregulatie leidde tot negatieve resultaten: het was negatief gerelateerd aan doelvoortgang en positief gerelateerd aan negatieve gevoelens tijdens het nastreven van doelen. Onderdrukkende emotieregulatie bleek echter niet gerelateerd te zijn aan het op lange termijn behalen van doelen.
Deze resultaten zijn belangrijk omdat ze het begrip vergroten van hoe mensen omgaan met tegenslagen tijdens het nastreven van doelen. Ze benadrukken het belang van de regulatie van doelgerichte emoties en hoe verschillende vormen van doelmotivatie en emotieregulatie de voortgang, het behalen van doelen en het welzijn kunnen beïnvloeden. Het onderzoek ondersteunt ook eerdere bevindingen over de voordelen van autonome doelmotivatie en integratieve emotieregulatie, en de nadelen van gecontroleerde doelmotivatie en onderdrukkende emotieregulatie.