Eén van de meest complexe taken die je als mens kunt hebben, is het opvoeden van kinderen. Omdat complexe taken vragen om een lerende houding is het misschien goed om eens te kijken wat de psychologie ons kan leren over het opvoeden van kinderen. Een goede plaats om te zoeken naar lessen is de zelfdeterminatietheorie.
Het belang van autonoom functioneren
Zoals onderzoek uit de zelfdeterminatietheorie heeft aangetoond, bestaat er een sterk verband tussen de autonomie waarmee mensen functioneren en hun welzijn, hun open, betrokken en gezond functioneren. Wanneer mensen zich autonoom voelen dan hebben ze het gevoel dat ze hun eigen keuzes kunnen maken en hun eigen voorkeuren kunnen volgen. Dit betekent niet dat ze egoïstisch, overmatig individualistisch of zelfgenoegzaam zijn. Het is zo dat mensen, onder condities die goed genoeg zijn, actief zullen proberen om de normen, regels en waarden van hun omgeving te internaliseren en integreren, met andere woorden te verinnerlijken of zich eigen te maken. Dit proces van internaliseren en integreren verloopt het best 1) wanneer deze normen, regels en waarden worden overgedragen op een manier die meer autonomie-ondersteunend dan autoritair is en 2) wanneer deze normen, regels en waarden congruent zijn met de basale psychologische behoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid (Ryan & Deci, 2011).
Hoe ouders autonomie kunnen ondersteunen
De manier waarop ouders hun kinderen opvoeden, heeft veel invloed op hun autonome functioneren en op de mate waarin zij zich ontwikkelen tot goed aangepast en goed functionerende individuen. Ouderlijke autonomie-ondersteuning betekent uiteraard niet het aanmoedigen van egoïsme, het verwaarlozen van kinderen of alles maar goed vinden. In plaats daarvan gaat autonomie over het helpen van kinderen bij het internaliseren en integreren van externe eisen en waarden. Richard Koestner en zijn collega’s hebben autonomie-ondersteuning ooit als volgt geoperationaliseerd: 1) het geven van een motivering en uitleg voor gedragsverzoeken, 2) erkennen van de gevoelens en het perspectief van het kind, 3) keuzes bieden en initiatief aanmoedigen en 4) het minimaliseren van autoritaire technieken (Knee & Uysal, 2011).
De definitie van autonomie breidt zich uit gedurende de jeugd
Kinderen opvoeden tot autonomie is een dynamisch proces. Zelfs jonge kinderen laten al merken dat ze een behoefte aan autonomie hebben. Tegelijk erkennen ook jonge kinderen al de legitimiteit van een bepaalde mate van sociale sturing en autoriteit. Terwijl kinderen opgroeien verschuift wat zij onder autonomie verstaan. Wanneer ze jong zijn heeft dit vooral betrekking op onderwerpen zoals de manier waarop zij zich uitdrukken, de kleren die ze dragen, met welke vriendjes en met welk speelgoed ze spelen en welk voedsel ze eten. Later breidt hun definitie van autonomie zich uit tot onderwerpen zoals privacy en vrijheid van denken. Vanwege het dynamische karakter van de behoefte aan autonomie onderhandelen ouders en kinderen voortdurend over hoeveel autonomie wordt gegeven en gevraagd. Tussen ouders en adolescenten kan een bepaalde mate van conflict ontstaan rondom dit proces omdat adolescenten in het algemeen meer autonomie vragen dan ouders, initieel, willen geven. Onderzoek heeft laten zien dat het de adolescenten zijn, niet de ouders, dit de leiding nemen in de ontwikkeling van hun autonomie (Helwig & McNeil, 2011).
Vraag: Is dit artikel bruikbaar voor jou? Zo ja, hoe?
Literatuur: dit artikel is geïnspireerd op 3 hoofdstukken uit het boek Human Autonomy in Cross-Cultural Context (2011): hoofdstuk 3 door Ryan & Deci, hoofdstuk 5 door Knee & Uysal en hoofdstuk 11 door Helwig & McNeil.
Open link ► Dit artikel van Soenens en Vansteenkiste (2024) stelt dat er ruimte is voor een genuanceerd perspectief binnen het debat over universeel opvoedingsadvies, gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie (ZDT). De auteurs bespreken dat hoewel opvoedingsadvies vaak als normatief en moeilijk haalbaar wordt gezien, de ZDT een middenweg biedt door te benadrukken dat het ondersteunen van de basisbehoeften van kinderen aan autonomie (zelfstandig beslissingen kunnen nemen), competentie (gevoel van bekwaamheid) en verbondenheid (hechte relaties) universeel bevorderlijk is voor hun ontwikkeling. Echter, de theorie erkent ook dat de effecten van dergelijke ondersteuning variëren afhankelijk van individuele en contextuele factoren, wat betekent dat opvoeding maatwerk blijft. Dit houdt in dat verschillende benaderingen nodig zijn die aansluiten bij de specifieke kenmerken van het kind en de situatie. Het artikel onderstreept dat opvoedingsadvies zinvol kan zijn als het met empathie en ruimte voor keuzevrijheid wordt gegeven, zodat ouders zich gesteund voelen. Bovendien benadrukken de auteurs het belang van het ondersteunen van de behoeften van ouders zelf, zowel op individueel als contextueel niveau, zodat zij hun ouderrol met voldoening en een gevoel van zinvolheid kunnen vervullen. De relevantie van het artikel ligt in het aanbieden van een gebalanceerde kijk op opvoedingsadvies, waarbij zowel de universele als de diverse aspecten van opvoeding worden erkend en geïntegreerd, wat bijdraagt aan een meer inclusieve en empathische benadering van opvoedingsondersteuning.