Leven we inmiddels in een rechtvaardige maatschappij waarin we allemaal gelijke kansen hebben? Behoren discriminatie op grond van geslacht, etniciteit, sekse, seksuele geaardheid, handicap, leeftijd, etc., nu definitief tot het verleden? Zijn individuen die discriminatie in onze maatschappij aan de orde proberen te stellen daarom slechts zeurpieten, aanstellers of aandachtszoekers? Of hebben zij wel degelijk een punt en zijn mensen die het bestaan van discriminatie ontkennen juist glasharde leugenaars? Kaidi Wu & David Dunning (2020) hebben een artikel geschreven dat behulpzaam kan zijn in het denken over deze vragen. Ze hebben het over een speciaal soort cognitieve blinde vlek. Zij betogen in hun artikel dat leden van sociaal dominante groepen zich weinig bewust zijn van de sociale privileges die ze hebben.
Er is nog steeds discriminatie
Onderzoek in de VS heeft laten zien dat mannen met een lichte huidskleur in veel minder sterke mate denken dat discriminatie op grond van sekse en huidskleur nog bestaat dan vrouwen en mensen met een donkere huidskleur. Onderzoek laat zien dat discriminatie echter nog steeds bestaat en objectief meetbaar is Bleich et al., 2019; Blendon & Casey, 2019; McMurtry et al., 2019; SteelFisher et al., 2019).
Individuen met sociaal privilege kunnen hun eigen privilege vaak niet zien
Wu & Dunning denken dat het niet zo is dat leden van sociaal dominante groepen bewust ontkennen dat discriminatie bestaat maar dat er bij hen sprake is van ‘hypocognitie’. Dit betekent het volgende. Doordat leden van dominante sociale groepen zelf relatief weinig ervaring hebben met situaties waarin sprake is van stereotypering of directe of subtiele vormen van discriminatie, hebben ze relatief weinig besef van het bestaan hiervan. Hierdoor beseffen ze ook weinig hoe bevoorrecht ze zijn om niet dagelijks met dit soort nadelen om te hoeven gaan.
Je kunt je als man minder gemakkelijk bewust zijn van je sociale privilege als je je niet op grond van je eigen ervaring realiseert hoe extra lastig het is om regelmatig om te moeten gaan met stereotyperingen over vrouwen of vormen van discriminatie waar vrouwen regelmatig mee te maken kunnen krijgen. Je kunt je als persoon met een lichte huidskleur moeilijk bewust zijn van het sociale nadeel (door stereotypering en discriminatie) van een donkere huidskleur als je deze nadelen niet of nauwelijks kent uit je eigen ervaring.
Subtiele mechanismes die deze blinde vlek versterken
Er zijn verschillende subtiele andere mechanismes die het lastiger maken voor individuen uit sociaal dominante groepen om hun eigen sociale privilege te zien en onderkennen. Wu & Dunning noemen er verschillende.
Ten eerste: natuurlijk hebben leden uit sociaal dominante groepen ook te maken met allerlei obstakels en tegenslag in hun leven. En dit kunnen ook (/zelfs) obstakels zijn die te maken hebben met het feit dat ze lid van een sociaal dominante groep zijn. Vanwege verschillende psychologische mechanismes (zoals de negativiteitsbias en de self-serving bias) zullen deze individuen zich sterk bewust zijn van dit soort obstakels. En dit maakt het misschien nog lastiger voor deze individuen om te zien dat er voor hen toch sprake is van een netto sociaal privilege voor hen.
Ten tweede: een subtiel voordeel dat ze hebben maar waar ze zich vaak niet bewust van zijn, is dat het dominante vaak automatisch gezien wordt als de norm. Als de opdracht is: denk aan een manager van een groot bedrijf, dan zullen veel mensen snel denken aan een lange man met een lichte huidskleur. Ten derde: onderzoek heeft laten zien dat mensen in hogere machtspositie zich (onbewust) minder snel inleven in de omstandigheden en gevoelens van anderen. Dit heeft er vermoedelijk mee te maken dat anderen voor hen minder snel een bedreiging vormen en dat er dus minder noodzaak is om heel aandachtig te letten op wat zij zeggen en doen. Deze minder sterke inleving maakt het moeilijker om de obstakels van leden uit niet-dominante groepen te kunnen zien.
Maak het onzichtbare zichtbaar
Mensen keihard confronteren omdat ze zeggen dat sociale privileges niet bestaan, heeft weinig zin en kan zelfs averechts werken. Het heeft geen zin om dat deze mensen in het algemeen wel degelijk eerlijk zeggen wat ze denken. Ze ontkennen sociaal privilege niet tegen beter weten in. Ze zien het niet. Een andere strategie biedt meer perspectief. Die strategie komt neer op: maak het onzichtbare zichtbaar. Een anekdote die in het artikel wordt genoemd illustreert de kracht hiervan.
In 1959 liet een journalist met een lichte huidskleur, John Howard Griffin, zijn huid donker maken om te leven als een donkere man. Hij ging op reis door het zuiden van de VS tijdens de tijd van rassensegregatie. Hij kreeg te maken met een aanval van minachting, haat, racistische uitlatingen en bedreigingen van mensen met een lichte huidskleur. Af en toe kreeg hij een lift aangeboden. Hij was verbaasd over hoe snel begonnen te praten over stereotype beelden en het leven als ‘neger’. Na een maand kon Griffin er niet langer tegen hoe hij werd behandeld en trok hij een klooster in. Hij schreef over deze ervaring: “De hel kan niet meer eenzaam of hopeloos zijn.”
In objectieve zin zijn de omstandigheden voor individuen van niet-dominante groepen verbeterd maar dit betekent niet dat er geen problemen meer zijn. Een experiment liet zien hoe het zichtbaar maken van stereotypering en discriminatie kan helpen. “Blanke” en “Aziatische” amerikanen deden mee aan een experiment. In de experimentele conditie werden de deelnemers geïnformeerd over de daadwerkelijke frequentie waarmee “Aziaten” in het dagelijks leven geconfronteerd werden met discriminatie vanaf de jaren ’50 tot nu. Een week later werden de deelnemers hierover bevraagd. De onderstaande grafiek laat de resultaten zien.
Discussie
Als partijen de werkelijkheid verschillend waarnemen, komen we vaak snel in welles-nietes discussies terecht. Om verder te komen is het vaak nodig om meer te weten te komen over het perspectief en de ervaringswereld van de ander. Iedereen die dit leest heeft een positie in dit soort processen. Misschien behoor je tot een sociaal dominante categorie of tot een niet-dominante categorie. Of misschien behoor je tot beide categorieën tegelijkertijd. Wu en Dunning hebben het over de Amerikaanse situatie. In de Nederlandse situatie zijn de tegenstelling wellicht iets minder scherp maar hun argument is, denk ik, ook relevant voor de Nederlandse situatie. Hopelijk kunnen hun inzichten het ons iets gemakkelijker maken om het gesprek op een constructieve manier met elkaar aan te gaan.
Tegelijkertijd lees ik regelmatig (en ik kan dit ook wel begrijpen) dat deze strategie beledigend overkomt voor de minder sociaal geprivilegieerde groep, alsof hun ervaringen pas gehoord worden of pas tellen van zodra deze bevestigd zijn door de sociaal wél geprivilegieerde groep. Ik vraag me af of er geen compromis is tussen beide strategieën.