Adam Rutherford, Brits geneticus en schrijver, heeft een nieuw boek: How to Argue with a Racist. Ik heb het gelezen en vind het een leerzaam, interessant en goed geschreven boek. Het komt op een goed moment omdat er nu erg veel gesproken wordt over racisme en wat hier tegen te doen valt. Vaak voeren we gesprekken over ras en racisme op basis van onze persoonlijke ervaringen, intuïties, normen en waarden en gezond verstand.
Dit boek voegt hier iets waardevols aan toe omdat het uitlegt wat de wetenschap van de genetica en de wetenschap van evolutie laten zien over rassen en veronderstelde verschillen tussen rassen. Dat maakt het boek heel interessant. Maar ik heb ook twee wat kritischere gedachten bij het boek.
Hoe we vaak gemakshalve praten over rassen
Mensen verschillen van elkaar. Er bestaan zowel verschillen tussen individuen en ook tussen groepen. Deze verschillen hebben deels te maken met verschillen in onze genen. Vaak delen we mensen in in rassen. Velen denken dat het ras van mensen af te lezen is aan hoe ze eruit zien. Hierbij let men vooral op huidskleur. Ook veronderstellen veel mensen dat er fundamentele verschillen in capaciteiten en talenten zijn tussen leden van verschillende rassen.
Deze manier van indelen van mensen in rassen, vooral op grond van huidskleur, is begonnen tijdens de tijd van de Europese kolonisaties en werd ondersteund door pseudowetenschappelijke rassentheorieën van mensen als Francis Galton.
Geen wetenschappelijke basis voor ras
Maar hoe we gemakshalve praten over rassen stemt niet overeen met genetische verschillen tussen mensen en populaties en met wat we weten over evolutie. Een zekere geografische clustering op basis van genetisch materiaal is mogelijk maar de grenzen van deze clusters zijn vaag, in elkaar overlopend en veranderlijk.
Cultuur of DNA?
We schrijven verschillen tussen mensen van verschillende afkomst vaak gemakkelijk toe aan aangeboren (genetische) verschillen maar is dit terecht? Het is onmiskenbaar waar dat mensen van verschillende achtergronden sterk kunnen verschillen in hoe goed ze presteren in verschillende activiteiten. Mensen van met een Ashkenazi-Joodse achtergrond zijn bijvoorbeeld enorm oververtegenwoordigd in de groep van Nobelprijswinnaars en mensen met een West-Afrikaanse immigratieafkomst domineren de sprintonderdelen in de atletiek bij volledig. (Terzijde: dit soort verschillen lijken vaak ‘netjes’ vooroordelen te bevestigen in de trant van ‘black brawn and white brains’).
Training Progressiegericht Coachen |
Maar wanneer je de data zorgvuldig bestudeert (lees het boek voor uitleg hierover) zie je dat de basis voor dit soort groepsverschillen niet te vinden is in DNA maar in cultuur. Mensen uit verschillende etnische groepen en uit verschillende geografische gebieden hebben verschillende gewoontes, vinden vaak verschillende dingen belangrijk en cultiveren daarom binnen hun subcultuur verschillende dingen. Dit zijn die dingen waarin vertegenwoordigers uit hun groepen excellent kunnen worden.
Ras bestaat omdat we het waarnemen?
Hoewel ik het boek interessant en goed geschreven vind, heb ik er ook twee wat kritischere gedachten over. De eerste gaat over het gebruik van termen als ras, zwart, wit, Joods, etc. Aan de ene kant zegt Rutherford dat ras een slecht gedefinieerd begrip is en dat er geen biologische basis voor is. Aan de andere kant zegt hij dat ras zeker wel bestaat omdat het een sociaal construct is. Hij zegt: “Ras bestaat omdat we het waarnemen.”
Dit vind ik een merkwaardige redenering. Bij waarneming speelt interpretatie een grote rol en onze interpretatie kan vaak over van alles foutief zijn. Dat we iets waarnemen betekent dus niet dat het bestaat. Ik begrijp niet zo goed waarom Rutherford niet zegt: omdat ras zo’n slecht gedefinieerd begrip is, kunnen we het misschien beter niet meer gebruiken.
Ik zie de racist al reageren: “Ah, meneer de wetenschapper (Rutherford) is het met me eens: rassen bestaan omdat we ze waarnemen. Mijn vrienden en ik nemen ook waar dat rassen fundamenteel ongelijkwaardig aan elkaar zijn dus dat is dan ook waar!”
Zwarte en witte mensen?
Hetzelfde geldt voor het gebruik van termen als ‘witte mensen’ en ‘zwarte mensen’. Rutherford dat dit soort termen slechte wetenschappelijke aanduidingen zijn voor de immense diversiteit binnen deze miljarden mensen en dat het ironisch is dat we ruwweg weten wat deze descriptoren in de volksmond betekenen, terwijl ze onsamenhangend zijn in termen van wetenschappelijke taxonomie. Tegelijkertijd gebruik hij ze toch.
Waarom zouden we niet expliciet pleiten voor het minimaliseren van het gebruik van deze termen? Is het niet het voortdurende gebruik van deze termen dat het probleem van het denken in hokjes zal voortzetten? Moeten we niet bij elke gelegenheid protesteren tegen deze vereenvoudigingen en pleiten voor meer realistische en genuanceerde taal?
Rutherford is zelf kind van een Engelse vader en een moeder van Indiase afkomst. In het boek schrijft hij dat hij dus biraciaal is en dat de helft van zijn genetisch materiaal iets meer lijkt op dat van mensen met een Indiase afkomst en de andere helft op dat van mensen met een Engelse afkomst. Zo zou hij dus half Indiaas en half Europees zijn. Maar ik kan me eigenlijk veel beter vinden in wat hij zelf iets later schrijft: “I do not consider myself to be half-caste, or half anything.”
Hoe praten met andersdenkenden?
Een tweede wat kritischere gedachte over het boek betreft de titel. ‘How to argue with a racist’ vind ik niet zo geweldige titel. ‘Hoe discussieer je met een racist’ suggereerde wat mij betreft dat het boek ook ingaat op hoe je effectief kunnen praten met mensen met racistische ideeën. Maar dat doet het boek niet zozeer. Het reikt wel belangrijke basiskennis aan en die kan uiteraard heel nuttig zijn in gesprekken met mensen met andere ideeën over dit onderwerp.
Ik had het zeker interessant gevonden als het boek zou zijn ingegaan op hoe je constructief gesprekken kunt voeren met mensen met achterhaalde ideeën over ras. Hen puur met feiten om de oren slaan is misschien niet genoeg of effectief. Misschien zijn er goede manieren om hen aan het denken te zetten en anders te laten kijken naar het onderwerp (denk bijvoorbeeld aan epistemologisch interviewen).
Open link
► In dit onderzoek (Rattan et al., 2023) onderzochten wetenschappers hoe mensen reageren op iemand die vooringenomen of oneerlijk gedrag aanpakt. Ze ontdekten dat mensen die opkomen tegen vooroordelen worden gezien als mensen met een ‘groeimindset’ – het geloof dat mensen kunnen veranderen en leren, inclusief het overwinnen van hun vooroordelen. Deze perceptie helpt om de negatieve reacties (de ‘backlash’) te verminderen die mensen vaak ervaren wanneer ze vooringenomen gedrag confronteren.
Bijvoorbeeld, stel je hoort iemand een ongepast stereotype over een bepaalde groep mensen gebruiken. Volgens het onderzoek kan je het effectief aanpakken door iets te zeggen als: “Ik denk dat je opmerking niet helemaal klopt en mogelijk oneerlijk is ten opzichte van die groep mensen. Maar ik geloof dat je in staat bent om hierover te leren en je perspectief te veranderen.” Door op deze manier te confronteren, met een groeimindset, verminder je mogelijk de negatieve reactie van de persoon die je confronteert en anderen die het gesprek volgen.