In onze trainingen progressiegericht werken bieden we deelnemers veel gelegenheid om te oefenen met verschillende technieken en methodieken. Hieronder ligt ik twee dingen toe aan hoe we dat oefenproces meestal vormgeven: beginnen met standaardcasussen en contrasterend leren.
Beginnen met standaardcasussen
Veel van de progressiegerichte technieken en methodieken die we aanreiken aan deelnemers in onze trainingen zijn voor hen vrij nieuw of helemaal nieuw. Als we de techniek voor het eerst aanbieden om uit te gaan proberen, doen we dat vaak aan de hand van een standaardcasus die wij aanreiken. Dit is een eenvoudige situatie die in het algemeen goed herkenbaar is voor de deelnemers.
De reden om dit te doen is dat het werken met een eenvoudige en herkenbare standaardcasus het gemakkelijker maakt voor deelnemers om zich goed te concentreren op hoe de methodiek werkt. Wanneer we in het verleden deelnemers weleens de gelegenheid boden om meteen met eigen casussen te werken, merkten we nogal eens dat zij ingewikkelde casussen kozen die ook vaak emotioneel geladen waren. Het effect was meestal dat de tijd die bedoeld was voor oefenen vooral besteed werd om te praten over de casus en hoe frustrerend die was en nauwelijks over de methodiek die wij hen aangereikt hadden.
De progressiegerichte technieken lenen zich vaak erg goed om ook te gebruiken in complexe en emotioneel beladen situaties. Maar de eerste kennismaking in een training is niet zo’n geschikt moment om de methodiek meteen los te laten op zo’n lastige situatie. Door eerst te werken met een eenvoudige en herkenbare standaardcasus kun je je als deelnemer goed concentreren op wat de techniek precies inhoudt en hoe hij werkt. Als je de techniek daarna goed in de vingers begint te krijgen kun je hem gaan uitproberen in complexere situaties.
Contrasterend leren
Een tweede principe dat we veel gebruiken is dat van contrasterend leren. Dit wil zeggen dat we in de manier waarop we de methodieken presenteren zowel aandacht besteden aan veel voorkomende aanpakken in de praktijk die niet goed werken als aan de effectieve aanpak die wij hen willen aanleren. We beginnen meestal met enkele herkenbare (want vaak voorkomende) niet-effectieve manieren van werken. We laten deelnemers deze niet-effectieve manieren zelf eerst analyseren en laten er ook enkele voorbeeldfilmpjes van zien.
We leggen dan uit waarom mensen geneigd kunnen zijn tot deze aanpakken en we analyseren samen met deelnemers waarom de aanpakken niet goed werken en wat voor schade ze mogelijk kunnen veroorzaken. Dit is vaak verhelderend voor deelnemers en maakt het nieuwsgierig naar hoe een effectieve aanpak er dan uit zou moeten zien. Deze nieuwsgierigheid ontstaat onder andere omdat ze bij zichzelf toch wel eens de neiging herkennen om de beschreven niet-effectieve manieren te gebruiken.
Vervolgens leggen we de effectieve manier uit en geven deelnemers gelegenheid om deze eerst zelf uit te proberen. Daarna laten wij een voorbeeldfilmpje zien van de effectieve aanpak. Dat gaan we daarna samen analyseren. We bieden ook een theoretisch kader dat zowel de niet-effectieve aanpakken als de effectieve aanpak inkadert. Dit leidt tot een goed overzicht en begrip.
Deze contrasterende manier van leren vinden deelnemers over het algemeen heel verhelderend. Het stimuleert hun leerproces. Ze leren niet alleen hoe de effectieve manier van werken eruit ziet maar zien ook het verschil hiervan met niet-effectieve manier van werken en snappen beter waarom deze minder goed werken. Het resulteert er in dat deelnemers gemakkelijker de niet-effectieve manieren van werken zullen weten te voorkomen en de effectieve zullen weten te kiezen.
0 reacties