Wat hebben een wereldberoemde jazz-fusion bassist (Victor Wooten) en de waarschijnlijk meest invloedrijke band aller tijden, The Beatles, met elkaar gemeen? Op het eerste gezicht misschien weinig, maar bij nader inzien delen ze een krachtig inzicht: de beste manier om iets te leren is door de combinatie van praktijkleren en theorieleren (met de hoofdrol voor praktijkleren).
Praktijkleren en theorieleren
Het boek Leren & presteren (2017) introduceerde de termen praktijkleren en theorieleren om twee verschillende, maar elkaar versterkende manieren van leren te beschrijven.
- Praktijkleren draait om het actief ervaren en experimenteren in je eigen werkomgeving of studiecontext. Je stelt een concreet leerdoel vast, bedenkt een compacte interventie gebaseerd op eerdere ervaringen, voert die stap uit en reflecteert er kritisch op. Wat werkte goed? Wat niet? Vervolgens verwerk je die inzichten in je volgende actie en herhaal je de cyclus. Zo ontstaan geleidelijk toepasbare, contextspecifieke oplossingen die direct aansluiten bij jouw persoonlijke doelen.
- Theorieleren richt zich op het vergaren en toepassen van wetenschappelijk onderbouwde kennis uit boeken, artikelen en onderzoeken. Deze kennis is flexibel en voortdurend in ontwikkeling: ze kan je eigen aannames toetsen, nieuwe invalshoeken bieden en je helpen bredere verbanden te zien. Hoewel theorieleren de valkuil kent dat kennis soms moeilijk vertaalbaar is naar concrete situaties, biedt het een waardevolle tegenhanger voor de beperkte reikwijdte van persoonlijke ervaring.
Het onderscheid tussen praktijkleren en theorieleren is zinvol omdat beide vormen van leren verschillende aspecten van ontwikkeling bedienen. praktijkleren bevordert instrumentele rationaliteit: het zoeken naar werkzame, directe oplossingen in jouw eigen context. Theorieleren ondersteunt epistemische rationaliteit: het verdiepen en verbreden van je kennisbasis, gebaseerd op algemeen geldende principes. Door beide benaderingen te combineren, kun je niet alleen effectief handelen, maar ook onderbouwd blijven groeien. Zo werk je continu aan duurzame vooruitgang, gebaseerd op een mix van eigen ervaring en wetenschappelijke inzichten—en benut je het beste van beide werelden.
Deze werkwijze is treffend terug te zien in de filosofie van de virtuoze bassist Victor Wooten.
Victor Wooten: Muziek leren als leren spreken
Victor Wooten is een internationaal geroemde Amerikaanse bassist en winnaar van vijf Grammy Awards. Naast muzikant is hij ook bekend als muziekdocent en auteur met vernieuwende ideeën over muziekeducatie. In een recent interview zette hij helder uiteen hoe hij denkt over het leren van muziek, met bijzondere aandacht voor intuïtie en speelplezier.
Wooten groeide letterlijk op in de muziek: hij was het jongste kind van vijf muzikale broers, en speelde al in de band voordat hij naar de kleuterschool ging. “Ik ben eigenlijk in een band geboren,” zegt hij terugblikkend. Zijn broers moedigden hem direct aan om mee te spelen, waardoor hij op jonge leeftijd voortdurend omringd was door ervaren muzikanten. Het leren gebeurde spelenderwijs, door samen muziek te maken — zonder ooit afgestraft te worden voor fouten. Dit gaf hem het gevoel van vrijheid en vertrouwen dat zijn latere visie op leren diep heeft gevormd.
Muziek leren vergelijkt Wooten nadrukkelijk met de manier waarop kinderen hun moedertaal verwerven. Baby’s leren immers niet spreken door eerst het alfabet of grammaticaregels uit het hoofd te leren, maar door meteen woorden en klanken uit te proberen met volwassenen als gesprekspartners. In die eerste jaren krijgen kinderen nooit te horen dat hun taalgebruik “fout” is; een peuter die “blankie” zegt in plaats van “blanket” wordt niet afgestraft, maar aangemoedigd. Volwassenen passen hun taal aan het kind aan, reageren positief op pogingen tot communicatie en helpen zo om het vertrouwen van het kind te versterken.
Wooten vertaalt dit naar muziek: volgens hem zouden beginnende muzikanten niet hoeven wachten tot ze “goed genoeg” zijn om met anderen te spelen. Juist door direct samen te spelen met meer ervaren muzikanten, leren beginners het snelst. Hij benadrukt het belang van vrijheid om te experimenteren, fouten te maken en te ontdekken wat je wel en niet kunt — zonder de angst om bekritiseerd te worden. Deze speelse, onderzoekende houding is volgens Wooten de sleutel tot het ontwikkelen van een persoonlijke muzikale stem.
Zijn motto, “speel veel, oefen weinig,” betekent in de praktijk: focus op het samen muziek maken, improviseren en communiceren. Zelfs tijdens het oefenen raadt hij aan om het muzikaal en plezierig te houden — speel bijvoorbeeld een toonladder over een swing-, funk- of rockbeat, of verzin zelf variaties. Zo blijft muziek leren altijd een positieve, intrinsiek motiverende ervaring die zelfvertrouwen en plezier vergroot. Uiteindelijk ontstaat zo, net als bij taal, een natuurlijke beheersing door te doen, proberen, spelen en samen te ontdekken.
Hoewel Wooten sterk inzet op praktijkleren, ziet hij muziektheorie als een krachtige aanvulling. Hij zegt zelfs dat hij graag eerder met theorieleren was begonnen, omdat het zijn intuïtieve muzikale groei enorm had kunnen versterken. Theorie biedt volgens hem nieuwe perspectieven en verrijkt het spontane en intuïtieve samenspel aanzienlijk — maar altijd als aanvulling op, en niet als vervanging van, het leren door te doen.
► Interessant, die filosofie van Victor Wooten maar werkt het echt in de praktijk? Laten we kijken naar de waarschijnlijk meest succesvolle muziekgroep in de geschiedenis.
The Beatles: theoretische kennis ten dienste van praktijkleren
The Beatles waren een Engelse band die in de jaren zestig uitgroeide tot de waarschijnlijk meest invloedrijke groep in de geschiedenis van de populaire muziek. Hun creatieve impact is vandaag de dag nog overal hoorbaar. The Beatles braken talloze muzikale grenzen open en bepaalden de standaard voor generaties muzikanten na hen.
De band bracht een ware stroom aan muzikale innovaties teweeg die de popmuziek blijvend veranderden. Zo maakten The Beatles het gangbaar dat bands hun eigen nummers schreven en opnamen, wat de creatieve autonomie van artiesten enorm vergrootte. Hun liedjes kenmerkten zich door een opvallende rijkdom aan melodieën, inventieve harmonieën en onverwachte wendingen, waardoor hun muziek een ongekende diepgang kreeg. Ze experimenteerden bovendien met het verschuiven van toonsoorten binnen een nummer wat bijdroeg aan hun karakteristieke, frisse sound en met verschuivingen in maatsoorten door soms extra tellen toe te voegen of weg te laten. Zelfs liedjes die in de oren van de meeste luisteraars heel eenvoudig klinken, zitten soms bijzonder complex in elkaar (zie bijvoorbeeld Michelle).
Ook op het gebied van genrevermenging waren The Beatles pioniers: ze combineerden moeiteloos elementen uit klassieke muziek, jazz, rock-’n-roll, folk, Indiase muziek en meer, waarmee ze een compleet nieuwe muzikale mainstream creëerden. Daarbij introduceerden ze exotische instrumenten zoals de sitar en de tabla in de popmuziek, wat het klankpalet van de westerse muziek aanzienlijk verruimde.
Op het gebied van muzikale effecten en studiotechnieken waren ze eveneens vernieuwend. I Feel Fine was het eerste commerciële popnummer waarin gitaarfeedback bewust als muzikaal effect werd gebruikt. Daarnaast maakten The Beatles pionierend gebruik van opnametechnieken zoals kunstmatige dubbele tracking (ADT), tape loops en het achterstevoren afspelen van opnames (backmasking). Door de studio als creatief instrument te benaderen, lieten ze zien dat de muzikale mogelijkheden vrijwel grenzeloos waren.
Hoe hebben ze dit alles voor elkaar gekregen in nog geen 10 jaar? De belangrijkste schrijvers van de groep, Paul McCartney en John Lennon, konden geen noten lezen en hadden vrijwel geen theoretische kennis over muziek. Hun muzikale vaardigheden vooral intuïtief en experimenteel. Zonder formele opleiding leerden ze liedjes naspelen, improviseren en traden ze veel op. Hun muzikale fundament ontstond volledig vanuit hun praktijkervaring: door te doen, te proberen, te mislukken, te experimenteren en weer opnieuw te beginnen.
Zo gauw ze een platencontract kregen, begon hun samenwerking met producer George Martin. Dit betekende een omslagpunt. Martin, klassiek geschoold, bracht ideeën in over arrangementen, harmonieën en opnametechnieken. Hij bouwde voort op de creatieve vondsten van de bandleden, zonder hun intuïtie te overschaduwen. Martins theoretische en technische kennis hielp vooral McCartney en Lennon om hun muzikale intuïtie te vertalen naar verrassende, gelaagde en vernieuwende composities.
Een van de beste voorbeelden van gezamenlijke vernieuwing en synergie tussen praktijk en theorie binnen The Beatles is het nummer “Penny Lane”. Dit lied, vooral geschreven door Paul McCartney, geldt als schoolvoorbeeld van harmonische inventiviteit, vooral door het gebruik van modulatie: het proces waarbij de toonsoort tijdens het nummer meermaals verschuift. Volgens de analyse in een bekende muziekvideo over dit nummer paste McCartney deze techniek maar liefst zeven keer toe in Penny Lane. Die harmonische verschuivingen zijn niet louter technisch, maar dienen vooral om het emotionele verhaal van het lied te versterken en een gevoel van lichtheid en verwondering te creëren.
De rol van George Martin was daarbij cruciaal, maar altijd aanvullend en faciliterend. Met zijn klassieke achtergrond en kennis van arrangementen wist hij de ideeën van McCartney en de andere bandleden te vertalen naar gelaagde muzikale details in de studio. Een goed voorbeeld hiervan is de beroemde trompetsolo in Penny Lane. Paul McCartney had trompettist David Mason op televisie zien spelen en wilde een vergelijkbare klank in het nummer verwerken. Tijdens de opname zong McCartney de melodie voor aan Mason, waarna George Martin het idee noteerde. Mason speelde de solo vrijwel direct in, zonder een vooraf uitgeschreven partituur. Martin was zeer belangrijk maar hij zag zichzelf nadrukkelijk als iemand die vooral de creativiteit van Paul en John ondersteunde: “There is no doubt in my mind that the main talent of that whole era came from Paul and John. George, Ringo and myself were subsidiary talents.”
Penny Lane laat zo prachtig zien hoe een intuïtieve, experimentele benadering van muziek maken – het proberen, luisteren, aanpassen – hand in hand kan gaan met diepgaande theoretische kennis en technische expertise. De samenwerking tussen McCartney, Lennon, en de andere bandleden en Martin maakte het mogelijk om muzikale grenzen te verleggen en popmuziek te verrijken met een complexiteit en gelaagdheid die tot dan toe ongekend was.
Praktijk en theorie in progressiegericht werken
Ik vind Wootens filosofie inspirerend en denk dat hij breder toepasbaar is dan alleen in de muziek. Ook in de ontwikkeling van de progressiegerichte aanpak is deze wisselwerking tussen praktijkleren en theorieleren voortdurend aanwezig geweest. Hoewel we vanaf het begin hebben benadrukt dat onze aanpak is gebaseerd op psychologisch wetenschappelijk onderzoek, is het minstens zo waar dat het voortdurende uitproberen, verfijnen en leren door te doen – in trainingen, coaching, onderwijs en samenwerking – een essentiële rol heeft gespeeld. Theorie gaf richting en verdieping, maar het was in de praktijk dat de aanpak zijn vorm vond, groeide en werd aangescherpt. Juist door deze voortdurende interactie tussen theorie en praktijk kon de aanpak worden wat hij nu is.
► Ik vermoed dat de filosofie van Wooten niet alleen binnen de muziek bruikbaar is maar is overal van toepassing waar mensen willen leren, innoveren en samenwerken. Wat denk jij?
0 reacties