Interesse is een sterk motiverende kracht die een belangrijke richtinggevende rol kan spelen in onderwijs en loopbanen. Er zijn directe voordelen van doen wat we interessant vinden. Wanneer we geïnteresseerd zijn in wat we doen hebben we meer aandacht voor wat we doen, spannen we ons meer in en voelen we ons beter. Wanneer we iets interessants aan het doen zijn, worden onze zelfregulatie, taakbetrokkenheid en volharding ook beter evenals onze prestaties (Harackiewicz et al., 2016).
Trainingen Progressiegericht Werken |
De ontwikkeling van interesses in 4 stadia
Interesse kan iets zijn wat ons op een bepaald moment overkomt maar het is tevens iets wat zich kan ontwikkelen tot een stabiele voorkeur voor een bepaald onderwerp of gebied. Deze ontwikkeling verloopt in vier stadia (Hidi & Renninger, 2006). In stadium 1 wordt de interesse getriggerd doordat individuen worden blootgesteld aan een nieuwe, verrassende, of complexe situaties. In stadium 2 wordt de interesse in stand gehouden. In dit stadium komen individuen opnieuw in aanraking met de interessante inhoud en houden zij zich er langer en met meer volharding mee bezig. In stadium 3 beginnen meer blijvende interessepatronen te ontwikkelen binnen het individu. In stadium 4 hebben zich relatief stabiele interesses ontwikkeld binnen het individu. Deze goed ontwikkelde interessegebieden kunnen mensen motiveren om zich lange tijd bezig te houden met bepaalde onderwerpen en dus een belangrijke kracht achter opleidingssucces en loopbaanontwikkeling worden.
Het stimuleren van de ontwikkeling van interesses
Ouders en docenten kunnen een belangrijke rol spelen in het cultiveren van interesses zodat deze zich kunnen ontwikkelen. De vier stadia kunnen hierbij dienen als raamwerk. Om interesses op te wekken (stadium 1) kunnen ouders en docenten leerlingen in aanraking brengen met veel verschillende onderwerpen die nieuw, complex en verrassend zijn. Het geven van keuzemogelijkheden te geven en sociale betrokkenheid helpt om interesses te laten ontstaan. Om interesses in stand te houden (stadium 2) kunnen contexten aangeboden worden die de ontwikkeling van de interesse verder stimuleren. Wat hierbij goed kan werken is om nieuwe instructie te koppelen aan al bestaande interesses. Een docent Engels kan bijvoorbeeld leerlingen een tekst laten vertalen van hun favoriete popgroep.
Om interesses nog verder te laten beklijven zodat zij zich tot meer blijvende interesses kunnen gaan ontwikkelen (stadium 3), kunnen docenten complexe echte problemen aanbieden die te maken hebben met de interesses. Doordat de problemen complex zijn en niet zozeer een eenvoudig goed/fout antwoord hebben, krijgen leerlingen de gelegenheid om diep na te denken over de vraagstukken en kunnen zij nieuwe nieuwsgierigheid ontwikkelen voor het onderwerp. Om de verdere ontwikkeling tot stabiele interesses te ondersteunen, kunnen docenten de connectie tussen de interesse en waarden helpen zichtbaar te maken. Dit kan door geven van informatie maar ook door leerlingen zelf de connectie tussen wat ze interessant vinden en wat ze belangrijk vinden te laten exploreren. Met betrekking tot de bètavakken bijvoorbeeld, kunnen docenten leerlingen vragen een opstel te schrijven over hoe bèta-deskundigheid kan helpen bij het oplossen van maatschappelijke problemen. Het onderstaande schema vat het bovenstaande samen:
Ik vraag me wel af hoe zoiets onderzocht wordt…
wat precies?