Veel beweringen die onwaar zijn, worden toch door velen geloofd. Wij mensen zijn blijkbaar gevoelig voor het geloven van onwaarheden. Een nieuw artikel van De keersemaecker et al., (2019) beschrijft 7 nieuwe studies naar het zogenaamde schijnwaarheidseffect. In deze studies onderzoeken ze of individuele verschillen in intelligentie, in cognitieve stijlen en in onze behoefte aan duidelijkheid samenhangen met verschillen in onze gevoeligheid voor dit schijnwaarheidseffect.
Het schijnwaarheidseffect
Onderzoek van Hasher, Goldstein, & Toppino’s (1977) liet een wat zij noemden illusory truth effect (schijnwaarheidseffect) zien. Wat zij demonstreerden is dat mensen beweringen die ze eerder hebben gehoord vaker geloofden dan nieuwe beweringen, ongeacht of deze herhaalde beweringen waar waren. Een verklaring voor dit effect is dat we in het algemeen beweringen die we gemakkelijker kunnen verwerken en begrijpen, eerder geloven (zie o.a. Dechêne et al., 2010). Herhaling leidt dus tot een groter verwerkingsgemak (process fluency) wat leidt tot het eerder geloven van beweringen, ongeacht of ze waar of onwaar zijn.
De verrassende robuustheid van dit effect
Het schijnwaarheidseffect is verrassend robuust gebleken. Begg et al., (1992) lieten zien dat het zelfs optreedt wanneer we ons de herhaalde informatie niet bewust herinneren. Dechêne et al., (2010) demonstreerden dat het effect even sterk bij jongeren en ouderen optrad. Pennycook et al., (2018) lieten zien dat het effect optrad zelfs wanneer mensen de bewering niet wilden geloven. Fazio et al., (2015) toonden dat ook de aanwezigheid van juiste kennis ons niet beschermt tegen het schijnwaarheidseffect. En zelfs wanneer respondenten expliciet geïnformeerd worden over juistheid of onjuistheid van een bewering blijft het effect optreden (Unkelbach & Greifeneder, 2018).
Wat is de rol van individuele verschillen?
De keersemaecker et al., (2019) onderzochten of individuele verschillen een rol spelen in onze gevoeligheid voor het schijnwaarheidseffect. Ze keken of de volgende drie variabelen gevoeligheid voor het effect beïnvloedden:
- Cognitieve capaciteiten (intelligentie). Meer intelligente mensen verwerken informatie sneller en onthouden die gemakkelijker waardoor ze wellicht meer gevoelig zijn voor het schijnwaarheidseffect. (Dit werd onderzocht in studies 1,2,5).
- Need for cognitive closure (NFC): Mensen met een grotere behoefte aan duidelijke antwoorden zouden gevoeliger kunnen zijn voor het schijnwaarheidseffect. (Dit werd onderzocht in studie 1).
- Cognitieve stijlen: Mensen met een meer intuïtieve/ervarende stijl van denken zouden gevoeliger voor het schijnwaarheidseffect kunnen zijn dan mensen met een meer rationale/analytische denkstijl. (Dit werd onderzocht in studies 1,3,4,5,6,7).
De onderzoekers voerden tevens een meta-analyse uit om de resultaten van de studies te integreren.
Resultaten
In alle zeven studies werd het schijnwaarheidseffect opnieuw gevonden. Deelnemers geloofden herhaalde informatie eerder dan nieuwe informatie, ongeacht of die informatie waar was of niet. De drie variabelen van individuele verschillen bleken geen van alle een effect te hebben op de mate waarin het schijnwaarheidseffect optrad. In de onderstaande figuur is te zien dat de correlaties tussen deze variabelen en het schijnwaarheidseffect niet significant afwijkt van 0.
Discussie
Dat de individuele verschillen die meegenomen zijn in deze studie niet samenhingen met het schijnwaarheidseffect betekent niet dat ieder individu er even gevoelig voor is. Maar er is nog niet veel bekend over welke individuele verschillen gevoeligheid voor het effect wel voorspellen. Los van deze wetenschappelijke vraag is er de belangrijke praktische vraag wat we kunnen doen om ons te beschermen tegen onwaarheden. Politici zoals Donald Trump, Boris Johnson en Thierry Baudet lijken nu bewust misbruik te maken van onze goedgelovigheid voor herhaalde informatie om hun macht te vergroten. Hoe kunnen we ons hier tegen beschermen?
Wat is jouw antwoord?
Link naar artikel
► Dit artikel (Mattavelli et al., 2023) gaat over een verschijnsel dat het “schijnwaarheidseffect” wordt genoemd, waarbij mensen de neiging hebben herhaalde uitspraken als meer waar aan te merken dan nieuwe uitspraken. De auteurs voerden drie experimenten uit om te onderzoeken of mensen voorspellen dat de waarheidsoordelen van anderen meer vertekend zijn door herhaling dan die van henzelf, wat zij de “blinde vlek voor het waarheidseffect” noemden. In experiment 1 voorspelden deelnemers dat herhaling de waarheidsoordelen in het algemeen zou vergroten, zonder significant verschil tussen voorspellingen voor henzelf en die van anderen. In Experiment 2 voorspelden deelnemers een groter effect van herhaling voor anderen dan voor zichzelf, maar alleen bij het gebruik van ongeloofwaardige uitspraken. Experiment 3 repliceerde de bias blinde vlek met matig plausibele uitspraken, en deelnemers onderschatten de omvang van het waarheidseffect. De auteurs concluderen dat mensen in het algemeen de omvang van het waarheidseffect onderschatten, vooral voor zichzelf.