Het heterogeniteitsprincipe speelt een sleutelrol bij het beoordelen van de effectiviteit van sociale wetenschappelijke interventies. Dit principe gaat uit van het idee dat de effectiviteit van interventies verschilt op basis van individuele kenmerken en contextuele omstandigheden – wat voor de ene persoon werkt, werkt misschien niet voor de andere. Recente bevindingen in een studie van Török et al. (2022) naar groeimindsetinterventies bij zelfhandicappen onderstrepen deze notie, waarbij zij verschillen blootleggen in hoe mensen met uiteenlopende overtuigingen over intelligentie reageren op deze interventies.
Paradigmaverschuiving: De Heterogeniteitsrevolutie
De verschuiving naar het heterogeniteitsprincipe wordt gezien als een revolutie binnen de sociale wetenschappen. Deze revolutie werd aangedreven door de zogenaamde replicatiecrisis binnen de psychologie, waarbij het duidelijk werd dat veel eerder vastgestelde effecten niet reproduceerbaar waren in vervolgonderzoeken met grotere steekproeven. Dit legde een fundamenteel probleem bloot in de traditionele onderzoeksbenadering die streefde naar het vaststellen van universele effecten.
Om dit principe inzichtelijker te maken, kunnen we denken aan insuline als behandeling voor diabetes. Voor mensen met diabetes is insuline vaak een levensreddende behandeling. Maar voor mensen zonder deze aandoening is het gebruik ervan niet alleen nutteloos, maar kan het zelfs gevaarlijk zijn. Het heterogeniteitsparadigma, zoals voorgesteld door Tipton, Bryan & Yeager (2020), erkent en benadrukt dergelijke verschillen, en wijst erop dat gemiddelde effectgrootte vaak misleidend kan zijn, aangezien het de complexiteit en variabiliteit van menselijk gedrag kan maskeren.
Helpen groeimindsetinterventies om zelfhandicappen te verminderen?
Het onderzoek van Török et al. (2022) brengt het heterogeniteitsprincipe prachtig in beeld. Ze richtten hun aandacht op de interactie tussen bestaande en geïnduceerde overtuigingen over intelligentie en zelfhandicappen. Zelfhandicappen is een defensieve strategie waarbij individuen bewust hun prestaties ondermijnen om een excuus voor falen te hebben. Dit kan worden gezien als een manier om het zelfbeeld te beschermen; wanneer het falen zich voordoet, kan het individu de schuld geven aan de opzettelijk gecreëerde obstakels in plaats van aan zijn of haar eigen bekwaamheden.
De onderzoekers voerden een reeks experimenten uit waarbij ze de mindset van studenten manipuleerden en observeerden hoe dit hun neiging tot zelfhandicapping beïnvloedde. Wat ze vonden, was verhelderend: studenten die aanvankelijk een statische mindset hadden – het geloof dat intelligentie onveranderlijk is – profiteerden aanzienlijk van een groeimindsetinterventie, wat leidde tot een vermindering van zelfhandicapping. Omgekeerd hadden studenten die al een groeimindset hadden, minder baat bij de interventie.
Conclusie en Implicaties
Het onderzoek van Török et al. (2022) suggereert dat groeimindsetinterventies kunnen helpen bij het verminderen van zelfhandicapping, maar vooral bij studenten die aanvankelijk een statische mindset hebben over intelligentie. Voor studenten die al een groeimindset hebben, lijkt de interventie minder effect te hebben.
Het erkennen van heterogeniteit in behandelingseffecten verrijkt ons begrip van interventies, zoals die rond de groeimindset. Het benadrukt het belang van het rekening houden met individuele en contextuele factoren bij het beoordelen van de effectiviteit van een interventie.
In plaats van te streven naar een universele ‘silver bullet’-oplossing, wijst dit principe op de noodzaak van een genuanceerdere aanpak die rekening houdt met de diversiteit en complexiteit van menselijke ervaringen en gedragingen. Deze meer gedifferentieerde benadering kan ons begrip van psychologische interventies aanzienlijk verdiepen en kan mogelijk bijdragen aan hun verbeterde effectiviteit.
0 reacties