Door onderzoek in de zelfdeterminatietheorie is al lang bekend dat factoren zoals straf, beloning, druk en concurrentie de kwaliteit van de motivatie van individuen kunnen verminderen. Wanneer dit soort factoren toegepast worden, kan de autonome motivatie van individuen, (bestaande uit de intrinsieke motivatie als de geïnternaliseerde motivatie) onder druk komen te staan (lees meer over de aard en het belang van autonome motivatie). Er kan in zulke omstandigheden een meer gecontroleerde motivatie ontstaan die over het algemeen gepaard gaat met angst, spanning en minder goed functioneren. Eén factor die ook de autonome motivatie onder druk kan zetten is het geven van cijfers voor prestaties, een methode die natuurlijk veel gebruikt wordt in scholen. Een nieuw onderzoek van Krijgsman et al. (2017) verkent de relaties tussen het geven van cijfers en de motivatie van leerlingen in de gymnastiekles (N=409).
Cijfers, basisbehoeften en kwaliteit van de motivatie
De onderzoekers keken met name naar de rol die de de psychologische basisbehoeften (aan autonomie, competentie en verbondenheid) spelen bij het mogelijk ondermijnende effect van cijfers op motivatie. Leerlingen uit 31 klassen van 29 scholen in België vulden vragenlijsten in die verschillende aspecten van hun motivatie, angst en psychologische behoeften bevrediging maten na twee lessen: de ene met en de andere zonder cijfermatige beoordeling van prestaties. Na de lessen waarin cijfers waren gegeven, rapporteerden de leerlingen minder intrinsieke motivatie en geïdentificeerde regulatie (een vorm van geïnternaliseerde motivatie) en meer externe regulatie, amotivatie en angst. De verschuiving van autonome motivatie naar gecontroleerde motivatie trad dus inderdaad op bij het geven van cijfers. Zoals verwacht bleek de mate van bevrediging van de basisbehoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid hierbij een mediërende rol te spelen. De figuur hieronder toont de relaties tussen de onderzochte variabelen.
Reflectie
Op basis van deze inzichten lijkt het me verstandig om in het onderwijs goed na te denken over het gebruik van cijfers. Mij lijkt het verstandig om schoolcijfers niet teveel te benadrukken en misschien minder vaak te gebruiken dan nu het geval is. Misschien is het niet nodig of mogelijk om cijfers helemaal uit te bannen in het onderwijs en misschien is het gebruik ervan soms zelfs nuttig of onmisbaar. Misschien is dit deels afhankelijk van het vak dat gegeven wordt.
We moeten over cijfers niet denken als hulpmiddelen om leerlingen te motiveren, hooguit als hulpmiddelen om ze te informeren. Daar waar ze gebruikt worden lijkt het me verstandig om expliciet dingen te doen die de bevrediging van de basisbehoeften van leerlingen ondersteunen, zoals het bieden van keuzes, het geven van competentie-ondersteunende feedback en het stimuleren van goede samenwerkingsrelaties.
Open link
► Dit onderzoek (Kjærgaard et al., 2023) onderzoekt de invloed van cijferloos leren op een reeks uitkomsten, met de nadruk op latere academische prestaties van studenten. Uit de bevindingen blijkt dat cijferloos leren de motivatie kan verhogen en oppervlakkig leren kan verminderen, maar geen significant effect heeft op de latere academische prestaties van studenten. De studie concludeert dat cijferloos leren een relevant alternatief kan zijn voor cijfers, mits zorgvuldig ontworpen. Dit onderzoek draagt bij aan het begrip van hoe een cijferloze leeromgeving de druk op studenten kan verminderen en de focus kan verleggen van prestatie naar leren, zonder de academische resultaten te beïnvloeden.
Open link
► Dit onderzoek van Kusurkar et al. (2023) gaat over hoe toetsen de motivatie van studenten beïnvloeden in het onderwijs voor gezondheidsberoepen. De onderzoekers keken naar twee dingen: hoe toetsen de motivatie van studenten beïnvloeden en wat voor effect dit heeft. Ze bekeken studies uit databases zoals PubMed, van 2010 tot 2020. Ze gebruikten zelfdeterminatietheorie om te begrijpen of toetsen zorgen voor autonome of gecontroleerde motivatie bij studenten.
Uit het onderzoek bleek dat toetsen die focussen op het onthouden van feiten vaak leiden tot oppervlakkig leren, omdat studenten dan alleen leren voor de toets. Maar toetsen die leuk zijn en studenten actief laten leren, leiden tot meer inspanning en een betere verbinding met de leerstof.
De conclusie is dat studenten vaak leren wat nodig is voor de toets en niet wat ze in de praktijk nodig hebben. Daarom zouden leraren in gezondheidsberoepen hun manier van toetsen moeten veranderen. Ze moeten toetsen maken die echt belangrijk zijn voor de praktijk en die studenten echt interesseren.