Mensen verschillen in de mate waarin zij geloven dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden. Denken dat capaciteiten nauwelijks ontwikkeld kunnen worden heet een statische mindset; denken dat ze wel ontwikkeld kunnen worden (door effectieve inspanning) heet een groeimindset. Hoewel er veel aanwijzingen zijn voor de validiteit en de voordelen van de groeimindset denken mensen met een statische mindset vaak ook veel aanwijzingen te zien voor de juistheid van hun overtuiging.
Wat kunnen we leren van het onderzoek naar de groeimindset?
‘Potentieel’ in plaats van ‘intelligentie’?
Is het zo dat we onze focus moeten verleggen van intelligentie naar potentieel? Hoewel het woord potentieel meer recht doet aan de ontwikkelbaarheid van capaciteiten kleven er nadelen aan. Het woord potentieel verwijst naar de mate waarin iemand zich kan ontwikkelen, of naar tot op welk niveau iemand zich kan ontwikkelen. Dit gebruik van het woord doet vermoeden dat er mensen met veel potentieel zijn en mensen met weinig potentieel.
Geen statische blik op potentieel
Maar ik wil dit in twijfel trekken en de volgende stelling naar voren brengen: we kunnen nooit weten wat iemands potentieel is. Wat iemand bereikt en tot hoever iemand zich zal weten te ontwikkelen, is van een enorme hoeveelheid factoren afhankelijk. Allerlei gebeurtenissen in iemands leven hebben een invloed op zijn of haar verdere ontwikkeling. Genetische factoren, omgevingsfactoren, gedragingen en consequenties van die gedragingen beïnvloeden elkaar daarbij voortdurend. Daarom moeten we het statische idee van potentieel loslaten. Door nieuwe ervaringen blijft iemands potentieel steeds veranderen.
Er zijn grenzen in wat we kunnen bereiken
In extremo kun je natuurlijk zeggen dat we beperkt zijn in onze ontwikkelingsmogelijkheden. Niemand kan dingen leren die voor iedereen onmogelijk zijn (naar de zon vliegen om maar eens iets absurds te noemen). Ook zijn er individuele verschillen in grenzen die met onze fysieke verschillen te maken hebben; een volgroeide persoon van 1m50 zal vermoedelijk geen topbasketballer worden. Ook is het redelijk om te zeggen dat met het ouder worden onze mogelijkheden om ons te ontwikkelen begrensder worden. Iemand van 70 jaar, die begint natuurkunde te studeren, zal met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen Nobelprijs meer winnen in dat vakgebied.
We kunnen de grenzen niet kennen
Maar zelfs wanneer we erkennen dat we allemaal onze grenzen hebben en wanneer we erkennen dat niet iedereen dezelfde grenzen heeft, kunnen we nog niet weten wat die grenzen precies zijn. Ik denk we moeten afleren om te denken dat we kunnen bepalen hoeveel of hoe weinig potentieel een bepaalde persoon heeft. Het is niet nodig om hier een uitspraak over te doen en het kan mensen onterecht ontmoedigen om hun best te doen.
C’est ça… of zoals een mijner mentoren het stelde ‘…het is niet een excuus, het is de reden…’