Wetenschap is de meest betrouwbare route naar kennis, ook over psychologie en wijsheid

 

Dit fragment is overgenomen uit het boek De Ontwikkeling van Wijsheid.

 

Gedurende het overgrote deel van de menselijke geschiedenis was progressie over generaties heen niet of nauwelijks aanwezig. Vele duizenden generaties lang was het niet zo dat opeenvolgende generaties steeds iets gezonder en welvarender werden. In sommige periodes ging het wat beter, in andere periodes wat slechter, vaak veel slechter. Een eerste grote doorbraak vond zo’n 12.000 jaar geleden plaats: de landbouwrevolutie. Deze vormde de basis voor de eerste menselijke nederzettingen en staten. Pas veel later, vanaf halverwege de 16e eeuw, vond in Europa een volgende doorbraak plaats: de wetenschappelijke revolutie. In deze periode vond een enorme verschuiving plaats in het denken over onszelf, de wereld en onze plek daarin en over wat we weten over hoe we dingen te weten kunnen komen.

Trainingen Progressiegericht Werken

Griekse bouwstenen

Al sinds de oudheid hebben filosofen de eerste onderdelen van wat nu wetenschap wordt genoemd tot stand gebracht.

  • Dit begon al in de Archaïsche periode (ca. 800-480 BCE) met als centrum de stad Milete in Klein-Azië. Filosofen als Thales, Heraclitus en Democritus begonnen vragen te stellen over hoe de wereld in elkaar zit en daar hypotheses over te formuleren.
  • In de Klassieke periode (ca. 500-323 BCE), toen Athene het centrum vormde, stelden de grote filosofen Socrates, Plato en Aristoteles vragen over de juistheid van ideeën. Ook kwamen in die tijd veel kennisgebieden op, evenals de ontwikkeling en uitwerking van taxonomieën en methodologieën waaronder de logica.
  • In de Hellenistische periode (334–30 BCE) was Alexandrië (in het Egyptische deel van het Griekse rijk) het centrum van de Griekse filosofie met als belangrijkste denkers Euclides, Ptolemeus en Archimedes. In deze tijd was er een sterke ontwikkeling van de wiskunde en de natuurkunde en ontstonden er veel technologische toepassingen. Dit is ook de tijd waarin de beroemde bibliotheek van Alexandrië werd gebouwd. Er zijn schattingen dat deze bibliotheek in haar glorietijd ongeveer een half miljoen boeken bevatte, waaronder talloze werken van de grote oude filosofen. Van de bibliotheek is niets overgebleven. Gedacht wordt dat grote delen ervan zijn verwoest tijdens een brand in 48 BCE toen Julius Caesar in Alexandrië was om Cleopatra te beschermen tegen haar rivale Arsinoë IV. Wat er over was van de bibliotheek ging vermoedelijk geheel verloren tijdens de opkomst van het Christendom.

De Middeleeuwen

De Middeleeuwen (ca. 500-1500) waren in Europa grotendeels een tijd van stagnatie wat betreft de ontwikkeling van wetenschappelijk denken. Dit was het tijdperk waarin het Christendom een bijna alles bepalende invloed kreeg in de Westerse wereld. Zowel hoe mensen dienden te denken over de oorsprong en structuur van de wereld (en het heelal) als hoe men zich diende te gedragen werd voorgeschreven door de Bijbel en hoe die werd uitgelegd door vertegenwoordigers van de kerk. De Hebreeuwse Bijbel wordt in het Christendom het Oude testament genoemd en in het Jodendom de Tenach. Het is een verzameling van Egyptische en Babylonische verhalen. Veel van die verhalen hadden een impliciete boodschap over wijsheid. Het verhaal van Job is bijvoorbeeld te lezen als een pleidooi voor rechtschapenheid en bescheidenheid. En in het boek Leviticus wordt bijvoorbeeld de gouden regel van reciprociteit genoemd die te zien is als een pleidooi voor het rekening houden met de perspectieven en belangen van anderen.

Het Nieuwe Testament beschrijft het leven van Jezus Christus die de zoon van God zou zijn en goddelijke wijsheid zou hebben. Hoewel het Christendom in veel landen invloed aan het verliezen is, is de figuur van Jezus tot op de dag van vandaag voor talloze mensen een voorbeeld. Zeker in de vroege Middeleeuwen lag er een taboe op kennis van oude filosofen en op niet-religieuze denkbeelden. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken stagneerde hierdoor lange tijd. In de Arabische wereld kwam vanaf ongeveer de 7e eeuw de Islam op. Deze bood aanvankelijk meer ruimte voor de ontwikkeling van kennis die niet direct gerelateerd aan of ingeperkt door religie was. De Arabische wereld nam in deze periode dan ook een voorsprong in kennisontwikkeling via denkers als Al-Chwarizmi. Deze kwam met belangrijke bijdragen op het gebied van de astronomie en wiskunde.

De Scholastiek

Vanaf circa de 10e eeuw was er sprake van een langzame herontdekking van Griekse en Romeinse werken. In deze periode werd in Europa de Scholastiek invloedrijk met denkers als Albertus Magnus (1200-1280), Thomas van Aquino (1225 –1274) en Willem van Ockham (1288 – 1347). Deze denkers werkten weliswaar binnen een religieus kader maar waren tegelijkertijd serieuze filosofen.

  • Een belangrijke bijdrage van Albertus Magnus was dat hij de werken van Aristoteles systematisch vertaalde en interpreteerde in het Latijn, waardoor deze teksten beschikbaar werden voor het middeleeuwse Westen. Hij integreerde Aristotelische filosofie met de christelijke theologie, wat de basis legde voor veel van de scholastieke gedachtegang die volgde.
  • Willem van Ockham is vooral bekend vanwege zijn Scheermes van Ockham. Dit principe stelt dat een verschijnsel verklaard moet worden met zo min mogelijk aannames, waarbij elke veronderstelling die geen toegevoegde waarde heeft voor de verklaring, dient te worden geschrapt. In de wetenschap komt deze manier van denken later terug als het principe van spaarzaamheid.
  • Thomas van Aquino zag wijsheid als de belangrijkste van de deugden (“Van alle menselijke bezigheden is die van wijsheid de meest perfecte, de meest sublieme, de meest winstgevende, de meest heerlijke.”).

Herontdekking van klassieke filosofen

De scholastici waren uiteraard, net als iedereen in de Middeleeuwen, gebonden aan en ingeperkt door religieus dogma en zij zochten naar rationele onderbouwingen voor het bestaan van God en naar een integratie van het Christendom met Plato en Aristoteles.

In de 13e eeuw werd de invloed van met name Aristoteles zeer groot. Hij werd door de gezaghebbende Thomas van Aquino “De filosoof” genoemd. Wat Aristoteles bij uitstek interessant maakte voor Christelijke filosofen was dat hij een model van de kosmos had bedacht waarin de aarde centraal stond en statisch was. De zon en de planeten zouden om de aarde heen draaien. Verder dacht Aristoteles dat het heelal bestond uit twee delen: het aardse en het hemelse. De aarde zag hij als veranderlijk en als bestaand uit de vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. De hemel zag hij als onveranderlijk en als bestaand uit een vijfde element: de ether.

Dit beeld zagen Middeleeuwse theologen als goed verenigbaar met het Bijbelverhaal. Dit geocentrische en geostatische model van het heelal werd het geaccepteerde model, in een vlak na het begin van onze jaartelling door de Alexandrische astronoom Ptolemeus (87-150) aangepaste versie.

Renaissance

De herontdekking van de Griekse en Romeinse denkers en cultuur breidde zich steeds verder uit en droeg bij aan de overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance (15e en 16e eeuw). Met de naam Renaissance (wedergeboorte) werd uitgedrukt dat men deze periode zag als een wedergeboorte van de verworvenheden van de Klassieke Oudheid. Het was een periode van grote culturele bloei, wetenschappelijke vooruitgang en vele uitvindingen.

De Duitser Nicolaas van Cusa (1401-1464) was een voorbeeld van hoe de tijden aan het veranderen waren. Hij was niet alleen een theoloog maar tevens filosoof, wiskundige, astronoom, humanist en jurist. Hij bedacht onder andere het begrip Docta ignorantia wat “geleerde onwetendheid” betekent. Hij bedoelde hiermee dat de menselijke kennis over God per definitie beperkt is en dat we als mensen niet verder kunnen komen dan benoemen wat God niet is.

De wetenschappelijke revolutie

  • Als startpunt van de wetenschappelijke revolutie zien historici het jaar 1543. In dat jaar publiceerde Nicolaus Copernicus (1473-1543) zijn ideeën over het heliocentrische model van het heelal. Op grond van zijn observaties en berekeningen zou de zon niet om de aarde draaien maar de aarde om de zon. De Katholieke kerk liet Copernicus aanvankelijk met rust. Al snel begon men het heliocentrische model echter als een serieuze bedreiging te zien.
  • Copernicus’ navolger Giordano Bruno (1548-1600) eindigde op de brandstapel. Maar het tij was niet te keren. De ontdekkingen gingen door.
  • Johannes Kepler (1571-1630) ontdekte bijvoorbeeld dat de banen van planeten om de zon elliptisch waren (in plaats van rond). Het heliocentrische model werd steeds geloofwaardiger voor steeds meer mensen.

Galileo Galilei (1564-1642) wordt gezien als de eerste echte wetenschapper. Hij leverde in zijn eerste boek bewijs voor de juistheid van Copernicus’ heliocentrische model van het heelal. Hij werd daarop door de kerk onder huisarrest geplaatst. Zijn tweede boek werd naar het toen vrijzinnige Nederland gesmokkeld waar het uitgegeven werd. Waarom Galilei gezien wordt als de eerste echte wetenschapper, in de moderne zin van het woord, is dat hij bewust hypotheses formuleerde en experimenten deed om deze hypotheses te toetsen. Hij werkte daarmee expliciet vanuit de gedachte dat bewijs bepalend moet zijn voor het wel of niet geloven van ideeën. Er ontstond een groot optimisme over de mogelijkheid van de mens om de wereld beter te gaan begrijpen.

Wiskunde werd daarbij gezien als een belangrijk instrument. Galilei deed de uitspraak: “Het boek van het universum is geschreven in de taal van de wiskunde.” De wetenschap won steeds meer terrein. In de eerste plaats kwam dit door de overtuigende werking van de gevonden bewijzen. In de tweede plaats kwam dit door het feit dat de ontwikkelingen in de wetenschap leidden tot talloze praktische toepassingen zoals de boekdrukkunst, de bril, de microscoop, de telescoop, de thermometer en de barometer.

► De meest glorieuze gebeurtenis van de wetenschappelijke revolutie was de publicatie het boek Principia Mathematica in 1687 door Isaac Newton (1642-1727). In dit werk leverde hij een enorme bijdrage aan de wiskunde en natuurkunde. Parallel aan de toenemende invloed van wetenschappelijk denken vond er een verschuiving richting humanistisch denken plaats die menselijkheid en het wereldlijke bestaan meer centraal stelden. Religieus dogmatisch denken verdween niet maar werd wel minder dominant. De wetenschappelijke revolutie betekende het volwassen worden van de wetenschap. De invloed op de maatschappij was groot. Er ontstond een groot geloof in de kracht van rede en de mogelijkheid tot vooruitgang.

► De 18e eeuw was de periode van de Verlichting ingeleid door denkers als Baruch Spinoza (1632-1677). Idealen die in deze periode centraal kwamen te staan waren rede, wetenschap, humanisme en het geloof in progressie. De technologische vooruitgang maakte de industriële revolutie mogelijk die begon rond 1750. Na de grote doorbraken in de astronomie en de natuurkunde begonnen ook de biologie en de chemie zich te ontwikkelen als wetenschappen.

► Het belangrijkste fundament van de biologische wetenschap kwam tot stand in het werk van Charles Darwin (1809-1882) die in 1859 zijn evolutieleer presenteerde in zijn boek On the origin of species. Dit boek droeg bij aan een veranderende kijk op hoe soorten zich ontwikkeld hebben en op de plaats van de mens in de natuur. Het werk van Copernicus en Galilei maakte duidelijk dat de aarde, en dus de mens, niet het middelpunt van het heelal waren. Darwins werk maakte duidelijk dat de mens afstamt van andere dieren en verwant is met alle levende wezens op aarde en dus een minder speciale positie heeft dan voorheen gedacht werd.

Wetenschap

Wetenschap is de systematische activiteit van het opbouwen en organiseren van kennis in de vorm van toetsbare verklaringen en voorspellingen over de wereld. Het wetenschappelijke proces bestaat uit het doen van observaties, het bestuderen van de wetenschappelijke literatuur, het formuleren van vragen, het toetsen van ideeën via systematisch onderzoek en het publiceren van bevindingen.

Wetenschap is dynamisch en een voortdurend ‘work in progress’. Dit heeft ermee te maken dat het systeem van wetenschap principes en regels bevat die helpen om wetenschap zelfcorrigerend en cumulatief te maken. Wetenschappers delen niet alleen hun bevindingen via publicaties met elkaar maar ook beschrijvingen van hun methodes. Hierdoor wordt toetsing en replicatie (herhaling) van hun onderzoek door andere wetenschappers mogelijk. Een proces van collegiale toetsing, peer review genaamd, functioneert als een filter om ervoor te zorgen dat alleen onderzoek dat voldoet aan wetenschappelijke eisen in wetenschappelijke tijdschriften verschijnt. Replicatiestudies maken het mogelijk om bevindingen te toetsen via dezelfde methodes maar met andere proefpersonen en onderzoekers. Door voort te bouwen op robuuste bevindingen en door bevindingen die niet ondersteund worden in replicatieonderzoek te negeren of extra kritisch te bekijken, wordt geleidelijk aan wetenschappelijke kennis ontwikkeld. Deze kennis kan zich stap voor stap ontwikkelen tot een netwerk van samenhangende stukjes kennis waarvoor op verschillende manieren en door verschillende wetenschappers empirisch bewijs is gevonden.

Dit is een wat geïdealiseerde versie van wetenschap. In de praktijk verloop wetenschap rommeliger. Ook kan wetenschap misbruikt en gecorrumpeerd worden, bijvoorbeeld door commerciële belangen. Maar de praktijk van wetenschap werkt vrij goed en kan bovendien steeds verbeterd blijven worden.

Alternatieve routes naar kennis?

Wetenschap is de meest betrouwbare weg voor mensen om te komen tot kennis. Twee alternatieve routes naar kennis zijn minder betrouwbaar.

  • Eén van die routes is het volgen van dogma’s, religieus, ideologisch of anderszins. Door vasthoudend te blijven observeren en te blijven komen met controleerbare bewijzen heeft het religieuze dogma dat de aarde het centrum van ons het universum was geen stand weten te houden ondanks verwoede pogingen van de kerk om dit beeld in stand te houden. Hetzelfde geldt voor de evolutieleer van Darwin. Sinds deze gepresenteerd is, hebben religieuze leiders zich ertegen verzet. Maar het verzet is vergeefs gebleken. Inmiddels erkent ook de katholieke kerk de geldigheid van de evolutieleer (deze erkenning kwam pas enkele jaren geleden). Dit zijn slechts twee voorbeelden. Vasthouden aan dogma’s is op de lange duur kansloos tegen een steeds grotere hoeveelheid bewijs voor alternatieve verklaringen voor de werkelijkheid die voortkomen uit het wetenschappelijke proces.
  • Een tweede route is die van de intuïtie. Als mensen hebben we vaak de overtuiging dat iets waar is simpelweg omdat we het gevoel hebben dat het waar is. Zo’n sterk gevoel dat iets waar is zonder dat we dit gevoel precies kunnen onderbouwen of bewijzen, noemen we een intuïtie. Intuïties kunnen natuurlijk juist blijken te zijn. Niet alles waarvan we het gevoel hebben dat het waar is, is feitelijk onwaar. Veel van die dingen kloppen misschien wel aardig. Maar we weten inmiddels door een enorme hoeveelheid onderzoek in de psychologie dat onze intuïties vaak niet juist zijn. Sterker nog, de manier waarop we de wereld waarnemen, waarop we redeneren en waarop we oordelen is op talloze manieren systematisch vertekend.

Onderzoek van psychologen als Daniel Kahneman, Amos Tversky, Richard Nisbett en Lee Ross en vele navolgers heeft dit soort cognitieve fouten keer op keer bewezen. Enkele van dit soort fouten zijn de confirmation bias, de fundamentele attributiefout en de self-serving bias. Het lastige is dat we ons doorgaans in het geheel niet bewust zijn van dit soort cognitieve fouten. We hebben er op school niet over geleerd en we merken niet dat we ze maken. We denken in sterke mate dat de wereld is zoals we hem waarnemen en dat wat voelt als waar ook waar is. Maar dat is dus vaak onterecht. Zeker waar het psychologische onderwerpen betreft. Onze intuïties over alles wat te maken heeft met mensen en relaties zijn waarschijnlijk nog sterker dan over dingen die een wat minder centrale rol spelen in ons leven. Over exacte onderwerpen, zoals scheikundige, natuurkundige of wiskundige onderwerpen hebben we vaak niet zulke uitgesproken ideeën. Daarom is het bij deze onderwerpen misschien iets gemakkelijker om aan te nemen wat een expert erover zegt. Maar we hebben allemaal voortdurend met psychologische onderwerpen te maken. Daarom hebben we daar wel sterke intuïties over. En als de wetenschap dan komt met tegen-intuïtieve kennis, dan kunnen we deze al snel wantrouwen.

Wetenschap van psychologie en wijsheid?

Sommige mensen betwijfelen zelfs of je onderwerpen binnen de psychologie überhaupt wel wetenschappelijk kunt benaderen. Nu is het zo dat het wetenschappelijk benaderen van psychologische onderwerpen in zeker opzicht extra lastig is in vergelijking met het bestuderen van bijvoorbeeld scheikundige reacties. De onderwerpen binnen de psychologie, menselijk gedrag, menselijke cognities en menselijke relaties, zijn namelijk enorm complex, veranderlijk en subjectief. Hetzelfde geldt voor het onderwerp wijsheid. Wijsheid is complex. Het bevat vele componenten of aspecten. Ideeën over wijsheid zijn veranderlijk.

We denken over veel onderwerpen nu anders dan mensen in de oudheid. Wijsheid is ook subjectief. Wat de ene persoon als heel wijs beschouwt, kan een ander als onnozel zien. Dus, kan de scepticus vragen, hoe kun je hier nu ooit wetenschappelijk mee aan de slag? Hoe kun je hier nu robuuste kennis over opbouwen? Hierop heb ik twee antwoorden. Het eerste is dat ik erken dat we altijd met bescheidenheid moeten blijven denken over wetenschappelijke bevindingen over psychologische onderwerpen, inclusief wijsheid. Het tweede is dat wetenschap de minst slechte manier is om kennis op te bouwen over wijsheid. Er is namelijk geen andere route naar kennis over wijsheid die niet onbetrouwbaarder is.

Dogmatische routes naar kennis over wijsheid zijn veel problematischer. Er zijn minder geldige redenen om geloofwaardigheid toe te kennen aan religieus of ideologisch ingegeven beweringen over hoe we moeten leven en morele keuzes moeten maken. Religie en ideologie zijn in het algemeen onbetrouwbare gidsen voor moraliteit en wijsheid. Het is uiteraard niet zo dat ieder voorschrift in religieuze of ideologische geschriften onwaar of onwijs zou zijn. Ik ben ervan overtuigd dat in veel van dit soort geschriften vele pareltjes van wijsheid te vinden zijn. Maar het onbetrouwbare van dit soort bronnen zit hem erin dat de stellingen multi-interpretabel en onbewezen zijn en vaak onderling tegenstrijdig. Hierdoor zijn dit soort geschriften voor elk wat wils. Ieder kan er naar believen zijn eigen morele boodschappen uitfilteren. Zo kon het ook gebeuren dat in de periode 2016-2020 in de Verenigde Staten een grote meerderheid van de Christenen Donald Trump aanhing en zijn handelen zag als in overeenstemming met het Christelijk geloof terwijl in veel Europese landen meerderheden van de Christenen hem afwezen en zijn handelen beschouwden als strijdig met hun geloof.

 

⩥⩥⩥

 

  • De eerste aanzetten tot wetenschap dateren al uit de Griekse oudheid.
  • In de Middeleeuwen stagneerde de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken.
  • De Renaissance bracht culturele bloei, wetenschappelijke vooruitgang en vele uitvindingen.
  • De wetenschappelijke revolutie startte in 1543 met Copernicus’ heliocentrische model van het heelal.
  • Tijdens de Verlichting onstond een groot vooruitgangsgeloof dat bijdroeg aan de industriële revolutie en het ontstaan van wetenschappen als de biologie en de chemie.
  • Wetenschap is de meest betrouwbare route naar kennis, ook over psychologie en wijsheid.

 

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (3)
  • Bruikbaar (0)