Waarom groepsgemiddelden misleiden en individuele dynamiek de sleutel is

door | okt 22, 2025 | Progressiegericht werken | 0 Reacties

Waarom groepsgemiddelden misleiden en individuele dynamiek de sleutel is

In de sociale wetenschappen voltrekt zich langzaam maar zeker een paradigmaverschuiving. Decennialang hebben onderzoekers zich gebaseerd op grootschalige studies en groepsgemiddelden om te begrijpen wat mensen motiveert, hoe ze leren en waarom ze vastlopen. Maar steeds vaker botsen ze op de beperkingen van deze aanpak. Een interventie die “gemiddeld effectief” is, blijkt voor veel individuen niet te werken. Een persoonlijkheidstest voorspelt gedrag in een specifieke situatie nauwelijks. Wat verklaart deze discrepantie? We lopen tegen de grenzen aan van een oud paradigma en zien de contouren van een nieuwe manier van denken, waarin niet het gemiddelde, maar de unieke dynamiek van het individu centraal staat. Dit artikel verkent deze fundamentele verschuiving en laat zien hoe de progressiegerichte aanpak hier goed op aansluit.

De traditionele focus: de mythe van de gemiddelde mens

Het meeste psychologisch onderzoek richt zich op Inter-Individuele Variatie (IEV): de verschillen tussen mensen. We vergelijken experimentele groepen of zoeken naar correlaties in grote steekproeven. Stel, we onderzoeken de impact van feedback op motivatie. We vinden dat Groep A (positieve feedback) gemiddeld hoger scoort dan Groep B (kritische feedback). We concluderen dat positieve feedback motiverender is. De cruciale, vaak onuitgesproken aanname is dat deze groepsconclusie generaliseerbaar is naar de individuen binnen die groep.

Het probleem met gemiddelden: de heterogeniteitsrevolutie

We realiseren ons steeds vaker dat effecten vrijwel nooit universeel zijn. Dit leidt tot wat recent de “Heterogeniteitsrevolutie” wordt genoemd (Bryan et al., 2021). Misschien werkte de positieve feedback uitstekend voor onzekere deelnemers, maar demotiveerde het juist de experts die behoefte hadden aan kritische nuance. Dit noemen we heterogeniteit: mensen reageren verschillend op dezelfde situatie of interventie. Het groepsgemiddelde kan daardoor een vertekend beeld geven dat misschien niet één echt persoon accuraat representeert. De focus verschuift daarom van de vraag “Werkt dit?” naar “Voor wie, wanneer, en onder welke omstandigheden werkt dit?”.

De realiteit van fluctuatie: je bent niet elke dag dezelfde

Het probleem is niet alleen dat mensen van elkaar verschillen, maar ook dat we zelf van moment tot moment veranderen. Dit noemen we Intra-Individuele Variatie (IAV): de fluctuaties binnen één persoon over tijd. Onderzoeker William Fleeson (2001) bracht dit systematisch in kaart door mensen intensief te volgen in hun dagelijks leven. Hij ontdekte iets opmerkelijks: de variatie binnen één persoon over een paar weken (bijvoorbeeld in hoe extravert men zich gedraagt) is vaak groter dan de gemiddelde verschillen tussen personen. Toch zijn we geen chaos. Fleeson (2004; 2015) ontdekte dat hoewel ons gedrag fluctueert, onze gemiddelde tendensen zeer stabiel zijn (over een periode van enkele weken). Dit leidt tot een nieuw beeld: psychologische eigenschappen zijn geen vaste punten, maar verdelingen van gedragingen. We hebben een stabiel centrum, maar bewegen constant rond dat centrum als reactie op onze omgeving.

Het fundamentele probleem: de ergodische fout

Deze twee observaties – dat mensen verschillend reageren (heterogeniteit) en binnen zichzelf fluctueren (intra-individuele variatie) – zijn geen toeval. Ze wijzen op een fundamenteel probleem met het generaliseren van groepsdata naar individuen. Waarom is het generaliseren van de groep (IEV) naar het individu (IAV) zo riskant? De fundamentele verklaring werd prominent toegepast op de psychologie door Peter Molenaar (2004) in zijn ‘Manifest voor een Idiografische Wetenschap‘. Hij wees op de ergodische theorie. Simpel gezegd: je mag groepsdata alleen toepassen op individuen als aan twee strikte voorwaarden is voldaan:

  1. Iedereen moet op dezelfde manier functioneren, met identieke psychologische processen (Homogeniteit).
  2. Deze processen mogen niet veranderen over tijd (Stationariteit).

In de psychologie – en zeker in coaching, management en onderwijs – is dit vrijwel nooit het geval. Mensen zijn verschillend (heterogeen) en ze ontwikkelen zich (zijn niet-stationair). Wanneer we deze voorwaarden negeren, begaan we de Ergodische Fout (Fisher et al., 2018). Het is alsof we het weer van morgen proberen te voorspellen op basis van de gemiddelde jaartemperatuur. Het klimaat (de groepsstatistiek) is fundamenteel iets anders dan het weer (het individuele proces over tijd).

Het nieuwe paradigma: relationeel realisme en dynamische systemen

Deze inzichten dwingen ons om psychologische concepten te herzien. Het idee dat ‘motivatie’ of ‘intelligentie’ vaste, interne eigenschappen zijn die gedrag veroorzaken, staat onder druk. Een krachtig alternatief is het Relationeel Realisme (Barrett & Theriault, 2025). Dit perspectief stelt dat psychologische fenomenen geen vaste entiteiten zijn, maar relationele constructies. Ze ontstaan tijdelijk en dynamisch in de interactie tussen de persoon, hun doelen en de context. ‘Motivatie’ is dus niet iets wat je ‘hebt’, maar een toestand die ontstaat wanneer een activiteit aansluit bij persoonlijke waarden in een ondersteunende omgeving. Dit leidt tot een focus op dynamische systemen. In plaats van te zoeken naar verborgen oorzaken, kijken we hoe elementen elkaar direct beïnvloeden. We zien dit terug in netwerkmodellen, waar bijvoorbeeld klachten elkaar versterken in een vicieuze cirkel: slecht slapen leidt tot vermoeidheid, wat leidt tot piekeren, wat weer leidt tot slecht slapen (Borsboom & Cramer, 2013).

Het cyclisch model van betekenisvolle progressie als antwoord

Deze inzichten vragen om nieuwe modellen die dynamiek en relationaliteit expliciet maken. Het Cyclisch Model van Betekenisvolle Progressie is daar een voorbeeld van. Het model biedt een samenhangend kader dat helpt om inzicht te krijgen in hoe betekenisvolle progressie tot stand komt en hoe deze blijvend kan worden ondersteund.

De negen componenten van het model

Het model beschrijft geen vaste stappen of volgorde, maar een dynamisch geheel van negen samenhangende componenten die elkaar onderling beïnvloeden:

  1. Groeimindset: Het geloof dat onze capaciteiten ontwikkelbaar zijn en dat progressie mogelijk is. Dit opent de deur naar duurzame inspanning, omdat we inspanning zien als de sleutel tot leren. Belangrijk: een groeimindset is geen vaststaande overtuiging maar verandert onder invloed van feedback en cultuur.
  2. Autonome motivatie: De energie om geconcentreerd te werken aan wat belangrijk en interessant is. Deze motivatie is geen stabiele eigenschap, maar een toestand die fluctueert afhankelijk van de mate waarin mensen zich gezien en vrij voelen om keuzes te maken.
  3. Duurzame inspanning: Doelgericht, geconcentreerd en volhardend handelen dat leren en presteren verbindt. Inspanning is niet iets wat iemand ‘heeft’, maar ontstaat wanneer mensen zich betrokken voelen bij betekenisvolle doelen.
  4. Betekenisvolle progressie: Vooruitgang in wat als belangrijk en waardevol wordt ervaren. De betekenis hiervan is relationeel en situationeel – wat voor de één betekenisvol is, verschilt van de ander.
  5. Progressiemonitoring: Het opmerken en bekrachtigen van stapjes vooruitgang. Dit maakt vaak onzichtbare progressie zichtbaar en doorbreekt de negativiteitsbias. Zonder monitoring blijft progressie onopgemerkt en is er geen terugkoppeling naar mindset en motivatie.
  6. Optimale leer-/werkervaring en emotioneel welzijn: Een toestand waarin mensen goed functioneren én zich goed voelen. Emotioneel welzijn is geen bijproduct, maar een centrale uitkomst die mensen motiveert om verder te gaan.
  7. Groeimindsetondersteuning en autonomie-ondersteuning: Communicatie en contexten die geloof in ontwikkelbaarheid versterken én psychologische basisbehoeften ondersteunen. Deze werken synergetisch: procesgerichte feedback wordt gecombineerd met keuzevrijheid en het serieus nemen van perspectieven.
  8. Invloeden vanuit bredere cultuur en instituties: De manier waarop onderwijs, werkplekken en maatschappelijke normen het geheel versterken of verzwakken. Een cultuur die leren waardeert en autonomie serieus neemt, vergroot de kans op betekenisvolle progressie.
  9. Persoonlijke keuzes en neigingen: Individuele voorkeuren en karakteristieken die bepalen hoe iemand omgaat met kansen voor progressie. Deze vormen het vertrekpunt van de cyclus en evolueren zelf door progressie.

De dynamiek van twee versterkende cycli

De kern van het model bestaat uit twee primaire lussen die elkaar versterken:

  1. De groeimindsetcyclus: Groeimindsetondersteuning versterkt het vertrouwen in ontwikkelbaarheid (groeimindset) → dit leidt tot duurzame inspanning → die resulteert in betekenisvolle progressie → progressiemonitoring maakt dit zichtbaar → wat het geloof in ontwikkelbaarheid verder versterkt.
  2. De autonomemotivatiecyclus: Autonomie-ondersteuning wekt autonome motivatie op → die maakt duurzame inspanning mogelijk → wat leidt tot betekenisvolle progressie → progressiemonitoring bekrachtigt dit → wat de autonome motivatie opnieuw versterkt.
  3. Wederzijdse versterking: Deze cycli versterken elkaar wederzijds: groeimindset draagt bij aan autonome motivatie doordat mensen zich vrijer voelen om te leren. Betekenisvolle progressie versterkt beide – het voedt zowel het geloof in ontwikkelbaarheid als het gevoel van eigenaarschap.

Het model vanuit het nieuwe paradigma

Het Cyclisch Model van Betekenisvolle Progressie heeft een dynamisch en relationeel perspectief en sluit daarmee naadloos aan bij het nieuwe paradigma:

  • Dynamiek staat centraal: Het model is cyclisch en beschrijft feedback loops, geen lineaire oorzaak-gevolg. Het ervaren van progressie versterkt motivatie en mindset, wat leidt tot inspanning, die weer tot progressie leidt. Deze cyclus ontvouwt zich over tijd (IAV) en zorgt dat progressie geen eenmalige gebeurtenis is, maar een proces van continue ontwikkeling.
  • Relationeel ontworpen: Begrippen als motivatie, inzet en mindset zijn geen vaste eigenschappen maar dynamische toestanden die ontstaan in wisselwerking met de omgeving. Ze krijgen betekenis in relatie tot doelen, contexten en culturele invloeden. Dit past bij relationeel realisme: psychologische fenomenen als tijdelijke, functionele constructies.
  • Focus op het individu (idiografisch): Het model benadrukt “betekenisvolle” progressie en “persoonlijke” keuzes. Wat betekenisvol is, is subjectief. Het model biedt een raamwerk om de unieke dynamiek van individuen te begrijpen. Variatie is geen ruis, maar indicatie van de rijkdom van menselijk functioneren.

Implicaties voor de praktijk

Voor professionals die progressie willen faciliteren, betekent deze paradigmaverschuiving een bevrijding van de zoektocht naar de ‘magische interventie’ die altijd werkt. De suggesties die volgen uit deze manier van denken, zijn:

  1. Omarm heterogeniteit. Accepteer dat geen enkele aanpak voor iedereen werkt. In plaats van te vragen “Wat werkt?”, vraag “Wat werkt voor deze persoon, in deze situatie, op dit moment?”.
  2. Monitor over tijd. Omdat processen dynamisch zijn, is het essentieel om progressie continu te monitoren. Progressiemonitoring (een kerncomponent van het Cyclisch Model) is cruciaal om de intra-individuele dynamiek te vangen en interventies tijdig bij te sturen.
  3. Begrijp het systeem. Kijk naar de wisselwerking. Hoe beïnvloeden de mindset, de motivatie en de omgeving elkaar bij dit specifieke team of deze persoon? Intervenieer daar waar de meeste hefboomwerking zit om de positieve cyclus te versterken.

Conclusie

De verschuiving van het gemiddelde naar het individu is geen academische discussie. Het is de sleutel tot het beter begrijpen en effectiever ondersteunen van menselijke ontwikkeling. De progressiegerichte aanpak, met haar focus op dynamiek, context en betekenisvolle vooruitgang, sluit naadloos aan bij deze nieuwe realiteit. Het Cyclisch Model van Betekenisvolle Progressie biedt een bruikbare toepassing van deze filosofische inzichten in de praktijk van onderwijs, begeleiding en werk. Het helpt verklaren hoe mensen in wisselende omstandigheden tot inzet komen, hoe motivatie en mindset fluctueren, en hoe betekenis ontstaat in de interactie tussen individu en omgeving. Door de wisselwerking tussen deze factoren in kaart te brengen, helpt het model om zowel persoonlijke als collectieve ontwikkeling duurzaam te ondersteunen.

 

Referenties

 

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (2)
  • Bruikbaar (2)

0 reacties

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

 

Voeg je bij 547 andere abonnees
 

► UPDATES & REACTIES

  1. Heb je het filmpje van Nathan Rutjes gezien? Hoe hij een jeugdvoetbalelftal coacht is geweldig. https://www.instagram.com/reel/DQcBbAJje4X/?igsh=MXhpdjk1YzF1Yzgwcw==

  2. Coert Visser
  3. Coert Visser
  4. Coert Visser
  5. Coert Visser
  6. Coert Visser
  7. Coert Visser
  8. Coert Visser