Eén van de dingen die psychologie moeilijk maken, is dat psychologische onderwerpen vaak allerlei paradoxen bevatten. Een voorbeeld van zoiets paradoxaals vindt je terug in het hebben van problemen. Als we het hebben van een probleem definiëren als het je bevinden in een onwenselijke situatie dan ligt het voor de hand om te stellen dat het in het algemeen niet prettig is om een probleem te hebben. Als we het hierbij laten, is alles overzichtelijk en eenvoudig. Maar de werkelijkheid is verrassender. Natuurlijk is en blijft het hebben van problemen in het algemeen niet fijn. En overladen worden door problemen kan ervoor zorgen dat je overbelast raakt. Maar te weinig problemen hebben is misschien ook bepaald niet fijn.
Een reeks problemen
Als er een probleem X optreedt tijdens je dag dan is het logisch dat je je daar niet prettig bij voelt. Als het probleem niet snel of eenvoudig op te lossen is, kan dit vervelende gevoel ook aanhouden en je blijven bezighouden gedurende je dag. Maar als er zich plotseling een ander probleem, probleem Y, voordoet dan neemt dit nieuwe probleem weer beslag op je aandacht en gevoel. Je voelt je nu onprettig bij dit nieuwe probleem. Maar tegelijkertijd verdwijnt probleem X naar de achtergrond. Je denkt minder over probleem X na en het negatieve gevoel dat je er over had is ook minder intens geworden of verdwijnt zelfs geheel. Vervolgens kom je misschien een derde probleem tegen op je dag, probleem Z, en het proces herhaalt zich. Nu verdwijnt ook probleem Y weer naar de achtergrond en je wordt nu in beslag genomen door probleem Z.
Relativeren
De indruk die ik heb is dat als je later je weer richt op probleem X of Y, je die problemen dan gemakkelijker kunt relativeren. Ze roepen in tweede instantie vaak minder intense emoties op en het is gemakkelijker om aan de slag te gaan om ze op te lossen. Het feit dat dit gewoon problemen in een reeks problemen is, relativeert ze. Was probleem A het enige probleem van de dag gebleven dan was dit wellicht niet gebeurd. Wellicht had je dan de hele dag de gelegenheid gehad om bij probleem A stil te blijven staan. Wellicht was je het dan ook blijven zien als een groot probleem. Zo bekeken zou het dus wel eens goed kunnen zijn niet te weinig problemen te hebben.
Vitaliteit
Ik heb me wel eens verbaasd over de hoeveelheid verantwoordelijkheden sommige mensen lijken aan te kunnen. De agenda van de Amerikaanse president is elke dag volgepland. Gedurende de hele dag wordt de president geconfronteerd met een reeks van problemen. En dit zijn vaak geen kleine probleempjes. Het is het soort problemen dat bij de president komen omdat ze op een lager niveau niet opgelost konden worden. Ik heb mij weleens afgevraagd hoe het kan dat een Amerikaanse president in zo’n situatie vitaal en positief kan blijven. Obama, ongeveer mijn leeftijd, lijkt me vitaler dan ik, terwijl ik heel wat minder problemen hoef op te lossen.
Er zijn hier natuurlijk verschillende verklaringen voor mogelijk. Maar één deelverklaring ligt mogelijk in het mechanisme dat ik hierboven beschreef. Juist het feit dat je met meerdere problemen geconfronteerd wordt, maakt het gemakkelijk om elk van die problemen te relativeren. Ik denk: te weinig problemen hebben, is niet goed voor je.
dit merkte ik vroeger bij mijn eigen ouders op: ik was een nog studerende jongvolwassene en zij waren intussen beiden met pensioen.
Omdat zij weinig vrienden hadden en geen sociale contacten (in bv een vereniging) of nog weinig zingeving in hun leven vonden (in bv vrijwilligerswerk) maakten zij zich zorgen over de kleinste onbenulligheden en begonnen daar om de haverklap over te kibbelen, soms tot en met luid geruzie.
Wat bij mij de conclusie opwekte: “als je geen zorgen hebt, leef je niet” en “Of dan ga je er wel zoeken, al was het in onbenulligheden en desnoods tot in het absurde”