Deliberate practice, wat je zou kunnen vertalen als doelbewust oefenen, komt erop neer dat je geconcentreerd werkt aan (deel)taken waar jij nu nog niet betrouwbaar competent op kunt functioneren. Je zoekt hierbij dus de grens van je eigen competentie op, het punt waar het moeilijk begint te worden voor jou. Dat is wat je gaat oefenen. Je oefent kleine stukjes en je oefent ze steeds opnieuw. Daarbij is het belangrijk dat je één of andere vorm van betrouwbare feedback hebt om te beoordelen of je progressie boekt.
Bij deliberate practice oefen je dus kleine stukjes en zo gauw je een foutje ziet, probeer je het meteen opnieuw te doen en nu beter, totdat het foutje weg is. En als je progressie boekt, door een stukje dat je moeilijk vond onder de knie te krijgen, verschuif je je aandacht naar een nieuw stukje dat je moeilijk vindt en ga je dat vervolgens oefenen. Je bent je vaardigheid dus continu bewust aan het oprekken.
Dit wegoefenen van foutjes is de kracht van deliberate practice. Het is een belangrijke reden waarom deliberate practice gemakkelijker is voor iemand met een groeimindset dan voor iemand met een statische mindset. Als we een statische mindset hebben, associëren we het maken van fouten namelijk met een gebrek aan talent. Als we een groeimindset hebben, associëren we het ontdekken van fouten als een kans om te leren.
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks