A Trick of the Mind: How the Brain Invents Your Reality is het eerste populair-wetenschappelijke boek van Daniel Yon. De auteur is neurowetenschapper en experimenteel psycholoog aan de University of London. Hij laat zien hoe één model, het voorspellende brein, in staat is om een brede reeks verschijnselen te verklaren, van alledaagse waarneming tot complottheorieën.
Het voorspellende brein
Het idee van het voorspellende brein wordt in de huidige cognitieve neurowetenschap breed aanvaard. De gedachte daarachter is dat onze hersenen niet passief prikkels afwachten, maar onafgebroken theorieën opstellen over wat er zo dadelijk te zien, te horen of te voelen valt. Elke lichtvlek op het netvlies en elke trilling in het oor wordt direct getoetst aan zo’n theorie. Komt de waarneming niet overeen, dan ontstaat er een voorspellingsfout die als alarmsignaal naar hogere hersengebieden gaat. Valt de afwijking mee of is het bewijs zwak, dan blijft de theorie staan; is de afwijking groot en herhaald, dan past het brein zijn verbindingen aan. Zo blijven onze interpretaties stabiel genoeg om niet door willekeurige ruis omvergeblazen te worden en toch flexibel genoeg om echte veranderingen meteen op te pikken.
Het brein als wetenschapper
Om dit grotendeels onbewuste proces tastbaar te maken, introduceert Yon het beeld van het brein als wetenschapper. De top-down verwachtingen die voortdurend naar lagere gebieden stromen vormen samen een werkzame theorie over wat er op elk moment te zien, te horen of te voelen valt. Elke concrete voorspelling – bijvoorbeeld dat een een zin een bepaald werkwoord zal bevatten, fungeert als een deelproef binnen die overkoepelende theorie. De zintuigen leveren de meetgegevens.
Wanneer waarneming en theorie niet samenvallen, ontstaat een voorspellingsfout, vergelijkbaar met een experiment dat de heersende wetenschappelijke opvatting tegenspreekt. Dat foutsignaal trekt omhoog door het netwerk en veroorzaakt kleine aanpassingen in de betrokken synapsen, zodat de theorie direct wordt bijgesteld. Dit mini-onderzoek herhaalt zich in milliseconden in de visuele cortex, maar dezelfde cyclus speelt ook langzaam en cumulatief door in de loop van een mensenleven, waarbij hij stap voor stap onze identiteit, overtuigingen en wereldbeelden doorontwikkelt.
Om de reikwijdte van dat ene principe – het brein dat voortdurend test en bijstelt wat het verwacht – inzichtelijk te maken, verdeelt Yon zijn betoog in drie delen. Het eerste deel beschrijft de materiële wereld van objecten en geluiden. Het tweede deel richt zich op de mentale wereld van anderen en van onszelf. Het derde deel onderzoekt de wereld van ideeën waarbinnen cultuur, creativiteit en collectieve overtuigingen vorm krijgen.
Deel I – De materiële wereld
In het eerste deel laat Yon zien hoe hersenen van onvolledige en vaak dubbelzinnige zintuigsignalen toch een stabiele, driedimensionale omgeving construeren. Hij opent met een ogenschijnlijk simpel gegeven: de buitenwereld is ruimtelijk, maar wat op het netvlies valt is niet meer dan een plat lichtpatroon. Eén en hetzelfde patroon kan in theorie door talloze combinaties van objecten, afstanden en lichtvallen worden veroorzaakt. De negentiende-eeuwse fysioloog Hermann von Helmholtz noemde dit al een “ill-posed inverse problem”: om uit het tweedimensionale plaatje de juiste driedimensionale wereld te destilleren heb je extra kennis nodig. Hij veronderstelde dat het brein die ontbrekende kennis onbewust toepast en sprak van onbewuste inferentie.
Yon laat zien hoe hedendaagse neurowetenschap dit oude inzicht heeft uitgewerkt tot het huidige model van voorspellende verwerking. Hogere hersengebieden sturen voortdurend hun best onderbouwde theorie naar lagere zintuiggebieden: “Dit is waarschijnlijk wat je zo meteen zult zien.” De visuele cortex vergelijkt die theorie met de echte lichtvlekken die net zijn binnengekomen. Komt de waarneming overeen, dan blijft alles zoals het was. Wijkt het beeld af, dan ontstaat een voorspellingsfout, een duidelijk herkenbaar neuronaal signaal. Dat signaal reist omhoog en dwingt de betrokken kennisverbindingen tot bijstelling. Deze cyclus, wiskundig beschreven in het zogeheten free-energy-principe, zorgt ervoor dat het brein verrassing zoveel mogelijk beperkt: genoeg om bij te leren, niet zoveel dat het systeem wordt overspoeld.
Illusies illustreren de werkwijze van het voorspellende brein. In de Kanizsa-driehoek tekent het brein randen en een helder wit vlak bij, puur omdat die extra driehoek de meest waarschijnlijke verklaring is voor de gebroken vormen in het beeld. Bij zwaar vervormde, zogeheten noise-vocoded spraak verstaan proefpersonen pas duidelijke woorden zodra zij vooraf weten welke zin zij zouden moeten horen; de voorspelling maakt het geluid begrijpelijk. En in de blinde vlek vult het brein simpelweg het ontbrekende stukje beeld in met het patroon dat direct ernaast ligt.
Waarnemen is geen fotokopie van de werkelijkheid, maar een eindeloze poging van het brein om afwijkingen tussen verwachting en input klein te houden. Die strategie maakt onze ervaring soepel en coherent, maar betekent ook dat we soms letterlijk iets “zien” of “horen” wat er fysiek niet is.
Deel II – De mentale wereld
In het tweede deel richt Yon zich op verschijnselen die we niet rechtstreeks kunnen zien: intenties, gevoelens en herinneringen. Hij betoogt dat het brein ook hier werkt met dezelfde voorspellende logica als bij alledaagse waarneming. Wanneer u probeert te raden waarom iemand lacht of twijfelt aan de juistheid van uw eigen keuze, vergelijkt het brein een interne verwachting – een kleine theorie over wat er aan de hand is – met signalen die het opvangt uit gedrag, lichaamstaal en eigen lichamelijke gewaarwordingen. Dat beoordelingsproces heet metacognitie: een soort interne kwaliteitscontrole.
Onderzoek laat zien dat het gevoel van zekerheid ontstaat doordat dit controlesysteem de ‘ruis’ in de onderliggende hersenactiviteit taxeert. Is het signaal helder, dan ervaart u hoge zekerheid; is het schokkerig en onduidelijk, dan voelt u twijfel. Raakt die interne ruismeter ontregeld, dan kan het brein de voorspellingsfout verkeerd inschatten. Dat leidt tot hardnekkige overschatting (“ik weet zeker dat ik gelijk heb”), ondermijnende onzekerheid (“ik kan niets vertrouwen”) of zelfs hallucinaties, waarbij innerlijke gedachten als buitenaf komende stemmen worden ervaren.
Deel III – De wereld van ideeën
Het laatste deel onderzoekt hoe voorspellende hersenen culturele patronen oppakken, kopiëren en onvermijdelijk vervormen. Dit kopiëren-met-ruis lijkt op genetische mutatie: de meeste varianten verdwijnen, maar enkele leiden tot vernieuwing. Zo verklaart Yon hoe kunststijlen, wetenschappelijke paradigma’s en technische innovaties ontstaan zonder dat er een alwetende ontwerper nodig is. Hij legt het proces naast de werking van grote taalmodellen. Systemen zoals GPT produceren tekst door kansverdelingen op basis van miljarden zinnen; toch ontstaat er iets nieuws omdat de sampling nooit één op één kopieert.
Daarna richt hij zich op volatiliteit en waanideeën. Wanneer de omgeving plots onvoorspelbaar aanvoelt – denk aan pandemie, oorlog of economische instorting – verhogen hersenen hun leersnelheid. Dat is adaptief, want zij moeten sneller nieuwe patronen oppikken, maar het vergroot tegelijk de kans om in betekenisloze fluctuaties toch een overtuigend verhaal te zien. Yon bespreekt laboratoriumstudies waarin proefpersonen onder stress sneller causale verbanden ‘zien’ tussen willekeurige stimuli. Hij koppelt dit aan maatschappelijke casussen zoals Pizzagate en QAnon.
Kracht en kwetsbaarheid
Door zintuiglijke waarneming, sociale cognitie, creativiteit en collectieve dwalingen in één raamwerk te plaatsen laat Yon zien hoe dezelfde voorspellende architectuur onze scherpste vermogens en onze grootste blinde vlekken produceert. De kracht van het systeem schuilt in zijn flexibiliteit: bij elke foutmelding kan het model scherper worden. De kwetsbaarheid zit in situaties waarin verwachtingen te dominant worden en data negeren, of juist in periodes van zulke extreme onzekerheid dat vrijwel elk patroon onmiddellijk als feit wordt omarmd.
Conclusie
De ideeën in dit boek zijn voor iedereen waardevol. Ze maken duidelijk dat wat we waarnemen nooit de absolute waarheid is, maar altijd door onze eigen theorieën wordt gefilterd. Dat besef bevordert intellectuele nederigheid. Tegelijk waarschuwt het boek dat we in tijden van stress en grote verandering extra vatbaar zijn voor onbetrouwbare informatie. Door juist dan bewust een pauze in te lassen en onze bronnen te controleren voordat we een nieuwe overtuiging omarmen, remmen we het gissende brein af en verkleinen we de kans dat misinformatie wortel schiet.
0 reacties