In een vorig artikel legde ik uit dat dat menselijke bloei hand in hand gaat met groei naar psychologische complexiteit. Maar wat houdt dit precies in, en waarom is het de moeite waard om te groeien naar complexiteit? In dit artikel ga ik in op onderzoekende vragen en belicht ik belemmeringen op het pad naar psychologische complexiteit. Ook leg ik uit dat psychologische complexiteit belangrijke voordelen heeft.
Onderzoekende vragen
Toen ik recent iemand sprak over het concept goei naar complexiteit, stelde mijn gesprekspartner enkele onderzoekende vragen. De eerste was: “Is het omgaan met complexiteit ook niet erg vermoeiend?” De tweede was: “Heeft het écht zin, aangezien we toch nooit alle complexiteit van het leven kunnen bevatten?” Deze vragen zijn begrijpelijk en nuttig. Mijn korte antwoord is: “Ja, verdieping vraagt meer mentale inspanning, maar het leidt ons van simpele, foutieve modellen naar inzichten die minder foutief zijn en dichter bij de werkelijkheid komen. Daardoor ervaren we uiteindelijk meer voldoening en effectiviteit.”
Hieronder leg ik uit waarom ik dit denk.
Meer en minder foutieve modellen
Het is waar: we zullen nooit alle complexiteit van het leven kunnen vangen. Maar we kunnen wél onderscheid maken tussen meer en minder onware modellen van de werkelijkheid. Zo leek in vroegere tijden de platteaardetheorie eenvoudig en correct maar we weten nu: ze is niet waar. Het rondeaardemodel biedt een verfijnder en realistischer begrip—een duidelijk voorbeeld van groei naar complexiteit in ons denken.
Kortom: hoewel we nooit alle complexiteit zullen kunnen vatten, kunnen we wel progressie boeken.
Wat is psychologische complexiteit?
Csikszentmihalyi’s definitie van psychologische complexiteit betekent dat je emoties, cognities en sociale relaties steeds fijnmaziger leert onderscheiden én tegelijkertijd leert zien hoe ze samenhangen.
- Emotionele complexiteit: Emotionele complexiteit houdt in dat je lichamelijke signalen herkent en die via eerder verworven emotionele concepten categoriseert, zodat je gevoelens met oefening kunt bijsturen. Daarnaast onderscheid je een breed spectrum aan nuances en kun je emoties actief omzetten door de betekenis die je eraan geeft te verschuiven.
- Cognitieve complexiteit: Je bent in staat meerdere gezichtspunten of verklaringen tegelijk te overzien. In plaats van een eenvoudige ja/nee-oplossing zie je paradoxen, ambiguïteit en onderliggende aannames. Dat maakt je oordelen rijker en je beslissingen flexibeler.
- Sociale complexiteit: Je herkent in je relaties zowel je eigen rol als die van anderen in verschillende contexten. Je ziet hoe iemands gedrag voortkomt uit persoonlijke doelen én uit groepsdynamieken; je navigeert soepel tussen verschillende sociale verwachtingen en verhoudingen.
Toegenomen psychologische complexiteit betekent dus dat je een subtieler en gelaagder beeld hanteert van jezelf, de wereld en het leven – door zowel fijnmazig onderscheid te maken (differentiatie) als samenhang te zien tussen al die nuances (integratie).
Simplistische versus complexe uitingen
Een psychologisch complexe manier van kijken kenmerkt zich dus door een subtiel en gelaagd beeld van jezelf en de wereld. Het tegenovergestelde daarvan kunnen we benoemen als een zwart-wit manier van denken over een simplistische manier van denken. Hier zijn enkele voorbeelden van beide.
Zwart-wit en simplistisch | Subtiel en gelaagd (psychologische complexiteit) | |
Over het zelf |
|
|
Over de wereld/ het leven |
|
|
Dat mensen zo kunnen verschillen in hun psychologische complexiteit kan onder andere samenhangen met enkele belemmeringen in onszelf.
Belemmering 1: Behoefte aan cognitieve sluiting
Onze need for cognitive closure (NFC) – de drang om snel een definitief antwoord te vinden en onzekerheid te vermijden – varieert sterk tussen individuen en beïnvloedt hoe mensen complexe informatie verwerken (Chen et al., 2021). Mensen met een hoge NFC ervaren ambiguïteit als onaangenaam en zoeken daarom bevestiging voor hun eerste oordeel. Ze pakken de meest voor de hand liggende verklaring en zetten deze vervolgens vast in hun brein, waardoor tegenstrijdige signalen weggedrukt worden en verder verkennen en leren uitblijft (Kossowska, 2007).
Daarnaast hangt NFC samen met waardevoorkeuren: wie sterk verlangt naar sluitende antwoorden hecht meer belang aan zekerheid en conformiteit, en minder aan stimulatie en autonomie (Calogero et al., 2009). Dit alles betekent dat hoge NFC-typen sneller tot oppervlakkige conclusies komen en complexere, genuanceerdere inzichten vermijden.
Door bewuste oefeningen in te bouwen – zoals het expliciet onderzoeken van tegengeluiden en het openhouden van vragen – kun je je tolerantie voor onzekerheid vergroten en daarmee ruimte scheppen voor verdieping en een rijker denkmodel.
Belemmering 2: Variatie in cognitieve stijlen
Er bestaan aanzienlijke individuele verschillen in cognitieve stijlen. Recente onderzoeken onderscheiden minimaal vier deels onafhankelijke denkstijlen: actief open-minded denken, gesloten denken, voorkeur voor intuïtief denken en voorkeur voor inspannend (analytisch) denken (Newton et al., 2023; Bayrak et al., 2023).
Zo kan iemand hoog scoren op actief open-minded denken—wat gepaard gaat met nieuwsgierigheid en de neiging alternatieve verklaringen af te wegen—terwijl diezelfde persoon laag scoort op inspannend denken en dus minder snel systematisch te werk gaat. Anderen combineren juist een sterke analytische aanpak met een diepgeworteld verlangen naar snelle, sluitende antwoorden. Deze multidimensionale kijk verklaart waarom mensen verschillend reageren op complexe taken, variërend van vatbaarheid voor misinformatie tot effectiviteit in groepsbesluitvorming (Bayrak et al., 2023; Akinci & Sadler-Smith, 2013). Metingen zoals de Rational-Experiential Inventory (REI) en de Comprehensive Thinking Styles Questionnaire (CTSQ) maken het mogelijk om deze stijlen betrouwbaar te onderscheiden (Pennycook et al., 2016; Newton et al., 2021).
Door bewust te oefenen in zowel analytische technieken als open-minded reflectie, kun je je denkflexibiliteit vergroten en zo beter omgaan met complexe vraagstukken.
Oorzaken en effecten van psychologische complexiteit
Verschillende onderzoeken hebben laten zien hoe psychologische complexiteit ontstaan en welke effecten het heeft:
- Rathunde en Csikszentmihalyi (1991) gebruikten vier jaar lang de Experience Sampling Methode bij ruim 200 adolescenten en hun ouders om het gezinsklimaat te onderzoeken. Factoranalyse van het Complex Family Questionnaire bracht twee dimensies aan het licht: stimulatie (autonomie en uitdaging) en ondersteuning (steun en verbondenheid). Jongeren uit gezinnen die hoog scoren op beide dimensies ervaren meer flow-ervaringen en een hoger algemeen welzijn dan jongeren uit eenzijdige gezinnen.
- İmamoğlu (1998) ontwierp de Balanced Differentiation and Integration Scale (BDIS) om bij 117 Turkse studenten via vragenlijsten te meten hoe ze balans vinden tussen zelfontplooiing en verbondenheid. Factoranalyse toonde twee onafhankelijke, maar samenwerkende dimensies: differentiatie (individuatie vs. aanpassing) en integratie (separatie vs. verbondenheid). Studenten die op beide hoog scoorden, vertoonden het beste psychologisch welzijn, veerkracht en adaptief gedrag, wat aantoont dat optimale ontwikkeling zowel uniciteit als verbondenheid vergt.
- Gute et al. (2008) analyseerden semigestructureerde interviews uit het Creativity in Later Life-project bij negen creatieve volwassenen (o.a. Oscar Peterson en Freeman Dyson) op kenmerken van differentiatie (ruimte voor eigen interesses, verantwoordelijkheid) en integratie (emotionele steun, gedeelde waarden). Alle deelnemers beschrijven hun gezin als zowel warm en gestructureerd als ruimte biedend voor autonomie en exploratie, wat cruciaal bleek voor hun latere creatieve succes.
- Gute et al. (2016) bestudeerden via uitgebreide interviews en de NEO-FFI en California Adult Q-Sort de persoonlijkheid van Oscar Peterson. Ze ontdekten dat hij tegengestelde eigenschappen—extraversie én diepe concentratie—bewust integreerde, iets wat traditionele tests niet opvingen. Zijn creatieve succes vloeide voort uit de samensmelting van differentiatie (uniciteit) en integratie (dialoog tussen tegenpolen), wat volgens Csikszentmihalyi de kern van psychologische complexiteit vormt.
Ontwikkelingsproces met individuele variaties
Zoals Csikszentmihalyi opmerkte, leidt groei naar complexiteit niet naar een uniform eindpunt, maar juist tot meer uniciteit: ieder mens ontwikkelt zijn eigen, unieke complexiteitsprofiel. We groeien niet langs hetzelfde pad, niet in dezelfde richting en niet in hetzelfde tempo.
- Persoonlijke kenmerken en disposities—zoals behoefte aan cognitieve stimulatie en de mate van need for cognitive closure—vormen samen met ervaringen de basis van ons traject. Daarnaast spelen opvoeding en opleiding een belangrijke rol: een stimulerende leeromgeving met ruimte voor experiment en reflectie bevordert diepgaand denken, terwijl een schoolcultuur die vooral op reproduceerbare kennis stuurt vaak leidt tot eenvoudiger modellen.
- Ook culturele omgevingen beïnvloeden hoe psychologische complexiteit zich ontwikkelt. In culturen die diversiteit en dialoog waarderen, worden meerdere perspectieven geïntegreerd, terwijl in eendimensionale of hiërarchische samenlevingen snelle, sluitende antwoorden de norm zijn.
De groei naar complexiteit is dus een veelzijdig, dynamisch proces waarin persoonlijke neigingen, sociale contexten, opleidingsachtergrond en culturele invloeden samenkomen om ieder individu een eigen, unieke route van verdieping te laten afleggen.
Conclusie
Psychologische complexiteit is geen luxe, maar een noodzakelijke vaardigheid in een wereld die zich steeds minder in zwart-wit laat duiden. Zoals we zagen, vergt verdiept denken meer inspanning – het confronteert ons met onzekerheid en nuance – maar het beloont ons ook met rijker zelfinzicht, betere besluitvorming en een realistischer wereldbeeld.
Maar dit betekent niet dat complexiteit het antwoord op alles is. Je kunt je voorstellen dat ‘evil geniuses’ uiterst psychologisch complex zijn, maar toch destructief handelen. Om zowel te floreren als een goed mens te zijn, is naast complexiteit ook een sterke morele basis onmisbaar.
De weg naar complexiteit kent obstakels: onze behoefte aan snelle antwoorden (need for closure), verschillen in cognitieve stijlen en omgevingen die simplistisch denken bevoordelen. Toch tonen studies aan dat we onze denkflexibiliteit kunnen trainen – door open te staan voor tegenstrijdige informatie, systeemdenken te ontwikkelen en complexe uitdagingen niet te vermijden.
Groeien in complexiteit is geen uniform proces. Ieder ontwikkelt een uniek denkraamwerk, gevormd door persoonlijkheid, ervaringen en cultuur. Eén ding blijft voor iedereen gelden: hoe rijker en genuanceerder onze mentale modellen, hoe beter we de werkelijkheid tegemoet treden – niet door alles te doorgronden, maar door steeds minder primitieve zwart-wit denkbeelden te omarmen. De vraag is welke kleine stap we vandaag zetten om ons denken te verdiepen. Want net als een tuin groeit door geduldige verzorging, bloeit onze geest door voortdurende oefening in nuance.
Vragen voor reflectie
- Welke kleine stap kun je vandaag zetten om zowel je unieke perspectief (differentiatie) als je verbinding met anderen (integratie) te versterken?
(Bijvoorbeeld: je verdiepen in iets wat je fasineert, of actief luisteren naar een tegengeluid.) - Herkende je bij jezelf een situatie waarin je neiging tot ‘snelle sluiting’ (need for closure) een genuanceerder beeld in de weg zat?
Hoe kun je die reflex de volgende keer bewust uitstellen? - Stel je voor dat je over een maand psychologisch complexer wilt zijn: welke nieuwe gewoonte of vraag zou je kunnen introduceren?
(Denk aan: vaker “Aan de ene kant…, aan de andere kant…” gebruiken, of tegenstellingen in jezelf omarmen.) - Welk ‘zwart-wit-denken’ in je eigen leven verdient een update naar een gelaagder perspectief?
(Bijvoorbeeld: “Ik ben slecht in X” → “Ik kan X leren, als ik Y doe”) - Hoe zou je iemand anders kunnen helpen groeien in psychologische complexiteit?
(Bijvoorbeeld door een open vraag te stellen zoals: “Wat maakt dit ingewikkeld?”)
Literatuur
- Akinci, C., & Sadler‐Smith, E. (2013). Assessing individual differences in experiential (intuitive) and rational (analytical) cognitive styles. ORG: Other Individual Issues & Organizational Behavior (Topic).
- Bayrak, F., Doğruyol, B., Alper, S., & Yilmaz, O. (2023). Multidimensional intuitive–analytic thinking style and its relation to moral concerns, epistemically suspect beliefs, and ideology. Judgment and Decision Making. https://doi.org/10.1017/jdm.2023.45
- Calogero, R., Bardi, A., & Sutton, R. (2009). A need basis for values: Associations between the need for cognitive closure and value priorities. Personality and Individual Differences, 46, 154–159. https://doi.org/10.1016/j.paid.2008.09.019
- Chen, X., Xu, Z., Li, T., Wang, L., Li, P., Xu, H., Feng, C., & Liu, C. (2021). Multivariate morphological brain signatures enable individualized prediction of dispositional need for closure. Brain Imaging and Behavior, 16, 1049–1064. https://doi.org/10.1007/s11682-021-00574-w
- Gute, G., Gute, D. S. & Csikszentmihalyi, M. (2016). Assessing psychological complexity in highly creative persons: The case of jazz pianist and composer Oscar Peterson. Creativity Research Journal, 28(3), 256–265.
- Gute, G., Gute, D. S., Nakamura, J. & Csikszentmihalyi, M. (2008). The early lives of highly creative persons: The influence of the complex family. Creativity Research Journal, 20(1), 1–12.
- İmamoğlu, E. O. (1998). Individualism and collectivism in a model and scale of balanced differentiation and integration. Journal of Cross-Cultural Psychology, 29(3), 291–311.
- Kossowska, M. (2007). The role of cognitive inhibition in motivation toward closure. Personality and Individual Differences, 42, 1117–1126. https://doi.org/10.1016/j.paid.2006.09.026
- Newton, C., Feeney, J., & Pennycook, G. (2021). The Comprehensive Thinking Styles Questionnaire: A novel measure of intuitive-analytic thinking styles [Preprint]. OSF. https://doi.org/10.31234/OSF.IO/R5WEZ
- Newton, C., Feeney, J., & Pennycook, G. (2023). On the disposition to think analytically: Four distinct intuitive-analytic thinking styles. Personality & Social Psychology Bulletin, 50, 906–923. https://doi.org/10.1177/01461672231154886
- Pennycook, G., Cheyne, J. A., Koehler, D. J., & Fugelsang, J. A. (2016). Is the cognitive reflection test a measure of both reflection and intuition? Behavior Research Methods, 48, 341–348. https://doi.org/10.3758/s13428-015-0576-1
- Rathunde, K. & Csikszentmihalyi, M. (1991). Adolescent happiness and family interaction. In K. Pillemer & K. McCartney (Eds.), Parent–child relations: Mind, self, and context (pp. 359–383). Lawrence Erlbaum Associates.
0 reacties