Een nieuw onderzoek van Theodore Powers en zijn collega’s kijkt naar de relatie tussen zelfkritiek en depressie en in hoeverre autonomie-ondersteuning kan helpen om depressieve symptomen te verminderen.
Onderzoek binnen de zelfdeterminatietheorie heeft laten zien dat individuen die autonoom gemotiveerd zijn meer progressie boeken en zich beter voelen. Ook heeft onderzoek laten zien dat autonomie-ondersteuning door ouders, leraren of leidinggevenden de autonome motivatie van respectievelijk kinderen, leerlingen en medewerkers vergroot. Dat klinkt logisch en eenvoudig. Maar er is nog iets meer aan de hand in het samenspel tussen deze variabelen. Nieuw onderzoek van Levine et al. (2020) laat namelijk zien dat er een opwaartse spiraal optreedt tussen autonome motivatie en autonomie ondersteuning.
Hoe hangt autonomie-ondersteuning door sportcoaches samen met het functioneren van sporters? In de sportwereld komen regelmatig verhalen naar buiten over hoe sporters door hun coaches autoritair worden begeleid. In de turnwereld werden sporters bijvoorbeeld vernederd, beledigd en gechanteerd (lees meer). De belangrijkste motivatietheorie binnen de psychologie, de zelfdeterminatietheorie, pleit voor een heel andere manier van begeleiden van sporters. Deze manier van coachen draait om autonomie-ondersteuning. Een nieuw onderzoek brengt de correlaties tussen autonomie-ondersteuning en allerlei aspecten van functioneren van sporters in kaart.
Een nieuw onderzoek van Reeve et al. (2023), verkent een nieuw model binnen de zelfdeterminatietheorie (SDT), het tripartite motivatiemodel. Dit model richt zich op het begrijpen van de onderliggende oorzaken van verminderd functioneren bij leerlingen. De bevindingen beloven nieuwe inzichten in hoe onderwijsomgevingen de motivatie en betrokkenheid van leerlingen kunnen beïnvloeden.
Autonomie-ondersteuning is effectief in de opvoeding, op school en in de werkcontext, zoals blijkt uit veel onderzoek uit de zelfdeterminatietheorie. Sommigen denken onterecht dat een opmerking als deze een pleidooi is voor ‘vrijheid-blijheid’, ‘iedereen doet maar lekker waar hij zelf zin in heeft’ en ‘chaos en anarchie’. Maar dat is onterecht. Autonomie-ondersteuning houdt niet in dat er geen structuur wordt geboden. Autonomie-ondersteuning en structuur gaan hand in hand. Het bieden van structuur versterkt de beleving van autonomie en is daar zelfs doorgaans een voorwaarde voor. Aan de hand van de onderwijs context werk ik deze stelling hieronder uit.
Intuïtief gaan we er vaak vanuit dat we eerst iets moeten begrijpen voordat we competent gedrag kunnen vertonen. Als we mensen dingen willen aanleren, willen we hen daarom vaak eerst begrip bijbrengen, in de hoop dat ze dan op basis van dit begrip competent gedrag aanleren. We leren hen bijvoorbeeld eerst abstracte begrippen aan voordat we hen leren hoe ze praktische problemen kunnen oplossen. Maar, zoals filosoof Daniel Dennett uitlegt in zijn boek Van Bacterie naar Bach en terug, moeten we andersom leren denken. Vaak is er eerst competentie en pas daarna begrip.
De zelfdeterminatietheorie (ZDT) werd ontwikkeld door Edward Deci en Richard Ryan. Zij behoren nu tot de meest geciteerde psychologen ter wereld. ZDT is de best onderzochte en meest invloedrijke motivatietheorie van dit moment. We bespreken de waarde van de ZDT voor het onderwijs waarbij we laten zien hoe belangrijk autonomie-ondersteuning en structuur zijn voor een goede motivatie.
Autonomie-ondersteuning door leidinggevenden hangt samen met allerlei gewenste aspecten van het functioneren van medewerkers. Een controlerende aansturing door leidinggevenden daarentegen hangt samen met uiteenlopende ongewenste aspecten. Een nieuw artikel van Kanat-Maymon et al. (2018) onderzoekt in hoeverre ogenschijnlijke effectiviteit van autonomie-ondersteuning te maken heeft met de acceptatie van het gezag van de leidinggevende. Via twee onderzoeken komen zij tot interessante inzichten.
Het dual process model geeft inzicht in hoe docenten de motivatie van leerlingen kunnen ondersteunen. De zelfdeterminatietheorie biedt belangrijke aanknopingspunten voor hoe docenten de motivatie van leerlingen kunnen verbeteren. Dit artikel bevat een samenvatting van dit soort interventies. Wanneer docenten deze interventies toepassen neemt de kans toe dat leerlingen zich beter gaan voelen, meer aangehaakt raken bij de lessen en beter gaan leren en presteren. Jang, Kim & Reeve (2016) laten zien dat een tweesporenaanpak, of, zoals zij het noemen een ‘dual process model’, nodig is om dit te bereiken.
Er wordt tegenwoordig veel gesproken over de positieve effecten voor leerlingen van autonomie-ondersteuning door docenten. Een nieuw onderzoek kijkt naar deze positieve effecten en doet nog iets meer. De onderzoekers nemen ook de effecten van het bieden van structuur mee. Daarnaast kijken ze ook naar de positieve effecten op docenten zelf.
Motivatie is energie voor actie. We zijn meestal geneigd om te kijken naar de hoeveelheid motivatie die iemand heeft om iets te doen. Maar belangrijker dan de hoeveelheid motivatie die iemand heeft, is de kwaliteit van de motivatie die iemand heeft. Een type motivatie van een minder goede kwaliteit is gecontroleerde motivatie. Dit is de motivatie die we hebben als we onder druk gezet zijn om iets te doen of verleid zijn om iets te doen. De kwaliteit van gecontroleerde motivatie is niet zo goed omdat hij gepaard gaat met angst en tegenzin. We voeren de taak die ons gevraagd is wel uit maar de kwaliteit van ons werk is niet zo goed, we houden het minder lang vol, we vinden de taak niet zo leuk en we hebben de neiging om ons er zo snel en gemakkelijk mogelijk van af te maken.
Een type motivatie van een goede kwaliteit is autonome motivatie. Dit is de motivatie die we voelen als we iets doen wat we interessant vinden (dit heet intrinsieke motivatie) en als we iets doen wat we belangrijk vinden (dit heet geïnternaliseerde motivatie). Als we autonoom gemotiveerd zijn, staan we er volledig achter om te doen wat we doen. We voelen ons goed terwijl we de taak doen, we krijgen er energie van, we voeren de taak goed uit en we houden het lang vol.
Hoe belangrijk is autonomie-ondersteuning op de werkplek? Een gunstige werkomgeving kan een aanzienlijke impact hebben op het welzijn van werknemers. Maar welke factoren dragen bij aan deze gunstige omstandigheden? Uit recent onderzoek van Mokgata et al. (2022) blijkt dat de mate van autonomie die werknemers ervaren op hun werkplaats essentieel is voor hun werkprestaties en betrokkenheid. Dit artikel bespreekt de uitkomsten van dit belangwekkende onderzoek, legt uit hoe verschillende vormen van ondersteuning bijdragen aan de ervaren autonomie en illustreert hoe deze factoren het werkgedrag beïnvloeden.
Eerder onderzoek wijst op gunstige effecten van autonomie-ondersteuning in verschillende contexten zoals de opvoeding, onderwijs en de werkcontext (zie ook hier, hier en hier). In het algemeen wordt bij onderzoeken naar de effecten (bijvoorbeeld) autonomie-ondersteuning in het werk gebruik gemaakt van statische metingen van presteren (bijvoorbeeld Gagne & Deci, 2005). Dat wil zeggen dat er op één moment een meting van het functioneren wordt gedaan. Onderzoekers Kanat-Maymon & Reizer (2017) volgen een andere benadering. Zij maten het effect van autonomie-ondersteuning op het functioneren van nieuw aangenomen voetbalanalisten gedurende een periode van 5 maanden (N=68).
Door autonomie-ondersteuning aan anderen te geven kun je hen goed helpen. Maar wat doe je als je eigen motivatie niet zo autonoom is?
Gisteren gaven verzorgden wij een kennismakingsworkshop progressiegericht leidinggeven voor ongeveer 25 directeuren en leidinggevenden van een scholengemeenschap. Eén van de onderwerpen die aan de orde kwamen was autonomie-ondersteuning. Zoals je als lezer van de site wellicht weet, onderscheidt de zelfdeterminatietheorie autonome motivatie van gecontroleerde motivatie. Voor nieuwe lezers volgt hier een korte samenvatting.
Goed opgezette trainingen aan leraren in het bieden van autonomie-ondersteuning aan leerlingen werken over het algemeen goed. Onderzoek naar zowel beoordelingen door observatoren als percepties van leerlingen laat zien dat deze getrainde leraren meer in staat zijn een autonomie-ondersteunende stijl van lesgeven te benutten. Dit is positief want het leidt ertoe dat leerlingen meer autonoom gemotiveerd raken, meer betrokken zijn bij de les, beter leren en presteren en zich beter voelen in de klas (zie o.a. Cheon et al., 2012, 2016). Een nieuw longitudinaal onderzoek van Cheon et al., 2017 geeft inzicht in waarom trainingen in autonomie-ondersteuning vaak goed werken.
Wij gebruiken cookies op onze website om u de meest relevante ervaring te bieden door uw voorkeuren en herhaalbezoeken te onthouden. Door op "Accepteren" te klikken, stemt u in met het gebruik van ALLE cookies.
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.
Open link ► Dit onderzoek richt zich op de vraag of jonge mannen in Nederland conservatiever worden ten aanzien van…