17 Redeneerfouten (voorbeelden van logische fouten)

Het woord “logica” is afkomstig van het Griekse woord “logos”, dat verschillende vertalingen kent, waaronder woord, rede en discussie. Logica is de studie van het juiste redeneren of goed argumenteren. Dit komt neer op het afleiden van geldige gevolgtrekkingen. Redeneerfouten zijn foutieve argumenten die toch geloofd kunnen worden omdat ze psychologisch overtuigend kunnen zijn. Formele logische fouten zijn fouten die een foutieve logische structuur hebben. Informele logische fouten zijn argumenten die gebaseerd zijn op onjuiste premissen of verwarrend taalgebruik. Hier zijn enkele veel voorkomende redeneerfouten:

Trainingen Progressiegericht Werken

17 Redeneerfouten (voorbeelden van logische fouten)

  1. Ad hominem: redenering waarbij het karakter van de ander emotioneel wordt aangevallen in plaats van dienst argumenten. Voorbeeld: “Ik hoef echt niet naar jouw mening te luisteren want je bent jong en onervaren.”
  2. Afleidingsmanoevre (red herring): poging om de aandacht af te leiden van de werkelijke kwestie door het introduceren van irrelevante informatie of door een ander onderwerp aan te snijden. Voorbeeld: “Laten we het niet hebben over de klimaatverandering. Wat echt belangrijk is, is de economie. Daar moeten we ons op concentreren.”
  3. Argument vanuit onwetendheid: 1) aanvoeren dat een stelling waar is omdat nog niet bewezen is dat zij onwaar is, of 2) aanvoeren dat een stelling onwaar is omdat nog niet bewezen is dat zij waar is. Voorbeeld: “Dat we nooit de herkomst van UFO’s hebben kunnen bewijzen, toont aan dat ze gemaakt zijn door superintelligente buitenaardse wezens.”
  4. Beroep op autoriteit: redenering die ervanuit gaat dat iets waar moet zijn om dat een persoon die verondersteld wordt een autoriteit te zijn zegt dat het waar is. Voorbeeld: “Corona-vaccins zijn gevaarlijk omdat een kennis van mij, die biologie gestudeerd heeft, zegt dat ze gevaarlijk zijn.”
  5. Beroep op de natuur: De logische fout om te stellen dat een product of een gebruik goed zou zijn omdat het natuurlijk zou zijn, of slecht omdat het niet-natuurlijk zou zijn. Voorbeeld: vaccinaties zijn onnatuurlijk, daarom zijn ze slecht voor je.”
  6. Beroep op populariteit: (ad populum) redenering die er vanuit gaat dat iets waar of goed is omdat veel mensen het ermee eens zijn. Voorbeeld: “Een meerderheid van de mensen eet vlees dus het moet wel goed zijn.”
  7. Beroep op traditie: Beweren dat iets waar is omdat het altijd gedaan of geloofd is. Voorbeeld: “We moeten de doodstraf behouden omdat het al eeuwenlang een traditie is in ons land.”
  8. Cirkelredenering (Eng: begging the question): redenering waarbij datgene wat bewezen moet worden al bij voorbaat verondersteld wordt. Voorbeeld: “God bestaat want dat staat in de bijbel en wat in de bijbel staat is waar want het is het woord van God.”
  9. Equivocatie: Het veranderen van de betekenis van een term in het midden van een argument. Voorbeeld: “Ik ben tegen abortus omdat het moord is.”
  10. Hellend vlak: redenering die er vanuit gaat dat een eerste stap moet leiden tot een ketting van vervolgstappen met extreme consequenties. Voorbeeld: “Als we Jan toestemming geven om morgen thuis te werken, zien we hem over een tijdje nooit meer terug op kantoor.”
  11. Non Sequitur: Een conclusie trekken die niet volgt uit de premisse van het argument. Voorbeeld: “Ik geloof niet in klimaatverandering, want het heeft vandaag gesneeuwd.”
  12. Overhaaste conclusie (hasty generalization): Bekende drogreden. logische fout waarbij er een conclusie wordt getrokken op basis van te weinig informatie of onbetrouwbare gegevens. Voorbeeld: “Alle politici zijn zakkenvullers want laatst is er weer een gepakt voor fraude.”
  13. Post-hoc ergo propter hoc: redenering waarbij je aanneemt dat, omdat gebeurtenis B na gebeurtenis A komt, B moet zijn veroorzaakt door A. Voorbeeld: “Vaccins tegen mazelen veroorzaken autisme want nadat mijn neefje gevaccineerd was kreeg hij opeens autisme.”
  14. Stromanredenering: redenering waarbij je het argument van de ander verkeerd weergeeft om het gemakkelijker te kunnen aanvallen. Voorbeeld: “Ik geloof niet dat vaccins veilig zijn, want de farmaceutische industrie verdient er bakken vol geld aan.”
  15. Valse analogie: Twee ongerelateerde dingen vergelijken alsof ze vergelijkbaar zijn. Voorbeeld: “Een belastingverhoging is net als een diefstal, want het neemt geld weg van de burgers.”
  16. Valse dichotomie: een situatie ten onrechte voorstellen als een dichotomie terwijl er feitelijk ook tussenvormen en mengvormen bestaan. Voorbeeld: “Je bent voor ons of je bent tegen ons.”
  17. Vals dilemma: ten onrechte doen alsof er maar twee opties zijn terwijl er meerdere opties bestaan. Voorbeeld: “Als je het niet eens bent met hoe het hier gaat, kun je altijd vertrekken hoor.”

Hoe weten we of beweringen waar zijn?

Waarom is het nuttig om kennis te hebben over deze redeneerfouten? Omdat ze je helpen om analyseren of bewering juist zijn. Enkele jaren geleden ontwierp ik een eenvoudig hulpmiddel aan de hand waarvan je kunt bepalen of je beweringen moet geloven of niet. Het hulpmiddel draait om het beantwoorden van drie vragen (kennis over redeneerfouten is vooral belangrijk voor de beantwoording van vraag 2):

  1. Is de bewering duidelijk?
  2. Is de bewering logisch?
  3. Wordt de bewering ondersteund door bewijs?

 

Lees ook: Cognitieve fouten en effecten

 

Laatste update: 28-01-2023

Print Friendly, PDF & Email
Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (13)
  • Bruikbaar (7)