Het motivatiecontinuum
De motivatie van mensen voor activiteiten is niet constant. Hij fluctueert steeds en is afhankelijk van de context waarin mensen functioneren. Belangrijk is daarbij in hoeverre die context ruimte biedt voor de bevrediging van drie basale psychologische behoeften: 1) de behoefte aan autonomie, 2) de behoefte aan competentie en 3) de behoefte aan verbondenheid. Wanneer deze behoeften weinig vervuld zijn is er sprake van gecontroleerde motivatie (het individu heeft dan het gevoel dat zijn of haar gedrag van buitenaf wordt bepaald) of zelfs amotivatie, de afwezigheid van motivatie).
Wanneer mensen de ruimte krijgen om eigen initiatieven te ontplooien, de gelegenheid krijgen om hun competenties in te zetten en ontwikkelen en wanneer zij serieus genomen worden en zich verbonden voelen met andere mensen dan is er sprake van autonome motivatie. De persoon heeft dan het gevoel dat hij of zij zelf zijn of haar gedrag kan bepalen. Het onderstaande schema (een aanpassing van Ryan & Deci, 2000 en Van den Broeck et al. 2009, geeft dit weer.
1 Comment
[…] 3. Individuele verschillen in motivatie. De theorie die zich hier op richt heet de Causality Orientations Theory (COT). Deze theorie beschrijft hoe mensen zich oriënteren op hun omgeving. Grofweg heeft onderzoek drie soorten oriëntaties onthuld: (1) de autonome oriëntatie, (2) de controle-oriëntatie en (3) de amotivatie-oriëntatie. Mensen met een sterke autonome oriëntatie richten zich zoveel mogelijk op het doen van dingen die ze interessant en leuk vinden (intrinsieke motivatie) en op dingen die ze heel betekenisvol/waardevol vinden. Mensen met een sterke controle-oriëntatie richten zich sterk op het doen van dingen die beloning en erkenning opleveren en die negatieve consequentie vermijden. Bij mensen met amotivatie is sprake van afwezigheid van een drang om dingen te doen. Zij gedragen zich angstig en reactief (zie ook). […]