De opkomst van de neurowetenschap van intrinsieke motivatie

Di Domenico & Ryan (2017) beschrijven hoe er een neurowetenschap van intrinsieke motivatie aan het ontstaan is. Intrinsieke motivatie is het geheel van onze spontane neigingen om nieuwsgierig en geïnteresseerd te zijn en om uitdagingen en oefening op te zoeken en om onze vaardigheden en kennis te ontwikkelen zelfs in de afwezigheid van duidelijk te onderscheiden beloningen. Onderzoek binnen het theoretische kader van de zelfdeterminatietheorie heeft laten zien dat intrinsieke motivatie een levenslang aanwezige motivatie is die geassocieerd is met allerlei positieve effecten zoals beter leren en presteren, creativiteit en psychologisch welbevinden. Wel is intrinsieke motivatie afhankelijk van de beleving van competentie en autonomie. Als de vervulling van deze twee psychologische basisbehoeften wordt gefrustreerd, zijn we in mindere mate intrinsiek gemotiveerd.

 Trainingen Progressiegericht Werken 

Geschiedenis van het intrinsieke motivatie concept

Het artikel geeft eerst een heldere uiteenzetting van de ontwikkeling van het concept intrinsieke motivatie en legt overeenkomsten en verschillen met andere psychologische concepten uit. Zo wordt uitgelegd dat Harlow (1953) de term intrinsieke motivatie introduceerde en aantoonde dat bij resusapen intrinsieke motivatie kan worden ondermijnd door het geven van beloningen. Deci (1971) deed een experiment dat dit effect bij mensen aantoonde en dat aan de basis staat van de zelfdeterminatietheorie. Het artikel gaat verder in op hoe intrinsieke motivatie op gespannen voet staat met de uitgangspunten van het behaviorisme (o.a. Skinner, 1953) en de drijfverentheorie (Hull, 1943).

Een cruciale stap in de ontwikkeling van het concept intrinsieke motivatie was de publicatie van White (1959) die het begrip effectance motivation voorstelde als een algemene gedrags- en ontwikkelingsgerichtheid van vele organismes wat aan de basis staat voor één van de centrale concepten in de zelfdeterminatietheorie: de behoefte aan competentie. Ook wordt verwezen naar de belangrijke publicatie van DeCharms (1968) die voorstelde dat intrinsieke motivatie geworteld is in de behoefte van mensen om zichzelf te zien als primaire veroorzakers (agents) van hun eigen handelen. Deze publicatie lag ten grondslag aan één van de andere centrale concepten binnen de zelfdeterminatietheorie: de behoefte aan autonomie.

Neurowetenschappelijk onderzoek naar intrinsieke motivatie

De centrale bijdrage van dit artikel is de beschrijving van het ontstaan van een neurowetenschappelijke benadering van intrinsieke motivatie. Deze kan een completer en gedetailleerder beeld geven van de conceptuele betekenis en werking van intrinsieke motivatie en verdere theorievorming stimuleren. Tot nu toe zijn er twee duidelijke lijnen van onderzoek. De eerste lijn is gericht op de relatie tussen intrinsieke motivatie en het dopaminergische systeem in de hersenen. Er is een duidelijke conceptuele link tussen intrinsieke motivatie en het dopaminergische systeem (dopamine is een neurotransmitter die geassocieerd wordt met de beleving van plezier) maar er zijn nog slechts enkele onderzoeken die direct bewijs leveren voor deze link. De tweede lijn van onderzoek gaat over de relatie tussen intrinsieke motivatie en de activiteit van grootschalige netwerken in het brein die geassocieerd zijn met salience detection (het opmerken van opvallende gebeurtenissen), attentional control (de aandacht ergens op kunnen richten) and self-referential cognition (het vermogen om na te denken over jezelf).

Dit type neurowetenschappelijk onderzoek heeft ten minste al één suggestie opgeleverd voor verdere theorievorming. Tot nu toe is intrinsieke motivatie meer gekoppeld aan nieuwsgierigheid en iets onder de knie proberen te krijgen, vooral cognitieve aspecten dus, maar onderzoek laat zien dat veel spelactiviteiten vergelijkbare neurobiologische grondslagen hebben. Meer sociaal gerichte vormen van exploratie zoals het doen van spelletjes, het maken van grapjes en het beoefenen van sporten kunnen dus misschien gezien worden als intrinsiek gemotiveerde vormen van socialisatie. De derde psychologische basisbehoefte, de behoefte aan verbondenheid, speelt wellicht een meer centrale rol in de expressie van intrinsieke motivatie dan tot nu toe gedacht werd.

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (12)
  • Bruikbaar (3)