Bron: Visser, C.F., (2017). Leren & presteren. Hoe word je beter? Just-in-Time Books. 

Hoe goed we leren en presteren, hangt mede af van hoe goed we denken. Maar wat is goed denken? Is dit hetzelfde als intelligentie? Weten we, als we een intelligentietest bij iemand hebben afgenomen, hoe goed die persoon kan denken? Het antwoord is “nee”. Goed denken is veel breder dan intelligentie. Intelligentietests zijn slechts incomplete instrumenten om de kwaliteit van denken van mensen te meten. Als goed denken breder is dan intelligentie, hoe zou je het dan kunnen definiëren? Ik doe dat aan de hand van de volgende vier dimensies:

Trainingen Progressiegericht Werken

1. Realisme

Een eerste mogelijkheid om je denken te verbeteren, is om je denkbeelden meer in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid. Wat ik hier realisme noem, lijkt op wat cognitief wetenschappers epistemische rationaliteit noemen (Mankelow, 2004). Niemand is vrij van onrealistische denkbeelden. Onze manier van interpreteren van de werkelijkheid is namelijk verre van perfect.

 

Naïef realisme
Onderzoek binnen de cognitieve psychologie heeft duidelijk gemaakt dat wij allemaal de werkelijkheid in allerlei opzichten op een vertekende manier waarnemen (zie onder andere Kahneman, 2011). Bovendien gebeurt dit op manieren waar we ons niet of nauwelijks van bewust zijn. Een bekend voorbeeld van zo’n beoordelingsfout is de zogenaamde confirmation bias (Nickerson, 1998). Confirmation bias betekent dat we de neiging hebben om vooral op zoek te gaan naar informatie die onze denkbeelden bevestigt en niet of nauwelijks naar informatie die onze denkbeelden ontkracht (lees meer).

Een andere beoordelingsfout die ik hier speciaal wil noemen is naïef realisme. Deze beoordelingsfout kunnen we zien als de moeder van alle vormen van beoordelingsfouten. Naïef realisme, een term die bedacht werd door psycholoog Lee Ross, is het misplaatste geloof dat de werkelijkheid precies zo is als we haar waarnemen (Ross & Ward, 1996). Met andere woorden: het is het cognitieve mechanisme dat ons blind maakt voor de vele beoordelingsfouten die we maken.

Hoe komt het dat we allemaal tot op zekere hoogte naïef realisten zijn? Zoals psycholoog Matt Lieberman (2017) uitlegt, heeft dat te maken met hoe het waarnemingssysteem in ons brein functioneert. Zonder dat we ons hier van bewust zijn, bestaat onze ervaring niet alleen uit onze waarneming maar ook nog uit een andere component die je automatische eigen invulling en aanvulling zou kunnen noemen. Deze andere component wordt door ons brein geconstrueerd op basis van onze eerdere ervaringen over de wereld. Onze waarneming levert maar een beperkt plaatje op en ons brein vult, zonder dat we dat door hebben, allerlei details van de situatie in. Het resultaat is dat we onze situaties als vloeiend en scherp ervaren terwijl we ons niet realiseren dat deze in behoorlijke mate is ingekleurd door onze eigen verwachtingen.

 

Mocht je je afvragen of dit echt zo is, dan kun je een klein experimentje doen waardoor je kunt merken hoe beperkt de rol van onze waarneming is. Als je recht vooruit kijkt, heb je vermoedelijk een vrij scherp en gedetailleerd beeld van je omgeving. Houd nu je rechterhand recht voor je en steek drie vingers in de lucht. Je kunt deze drie vingers gemakkelijk van elkaar onderscheiden, nietwaar? Blijf je blik nu strak vooruit richten terwijl je je hand langzaam naar rechts beweegt. Wat je nu kunt merken is dat je al snel niet meer je drie vingers duidelijk van elkaar kunt onderscheiden. Dit experimentje laat zien dat onze waarneming slechts in een beperkt veld, een smalle koker, scherp is, iets waar we ons normaal gesproken niet van bewust zijn.

 

Wat zijn de gevolgen van ons naïef realisme? Een eerste gevolg is dat we verkeerde beoordelingen van situaties kunnen maken en verkeerde beslissingen kunnen nemen. Hoewel we misschien onrealistische denkbeelden en oordelen hebben, zijn we ons hier namelijk niet van bewust. Dus we baseren ons handelen op deze denkbeelden, ook al zijn ze verkeerd. Een tweede gevolg is dat we in conflict kunnen komen met andere mensen. Matt Lieberman (ibid.) vermoedt dat naïef realisme de meest desastreuze en minst gedetecteerde oorzaak van conflicten tussen mensen is. Ik zie de werkelijkheid op manier A en ben, als naïef realist, overtuigd dat dit de juiste kijk op de werkelijkheid is. Jij ziet de werkelijkheid op manier B, en denkt ook dat jij het bij het rechte eind hebt. Hoe denken we nu over elkaar? Ik vraag me af waarom jij beweert dat de werkelijkheid B is, terwijl hij overduidelijk A is. Je moet wel gek of oneerlijk zijn, of beide. Jij denkt over mij iets vergelijkbaars.

Is er iets aan het probleem van naïef realisme te doen? Ja, tot op zekere hoogte wel. In feite is wetenschap in essentie een systematisch proces om onze beoordelingsfouten te corrigeren. Individuele wetenschappers zijn natuurlijk ook behept met naïef realisme (en vele andere beoordelingsfouten) maar zijn zich, als het goed is, daarvan bewust. De kracht van wetenschap ligt echter vooral in de manier waarop wetenschappers met elkaar samenwerken volgens procedures die tezamen het effect van beoordelingsfouten zoveel mogelijk neutraliseren. Zo kan wetenschap kennis opleveren die minder vertekend is dan de kennis die wij als individuen op basis van onze eigen waarneming opbouwen. Maar als we wetenschappelijke uitgangspunten, methodes en kennis niet verspreiden kan er een kloof ontstaan tussen wetenschap en praktijk. We hebben er weinig aan als wetenschappers in hun spreekwoordelijke ivoren torens toegang hebben tot een realistischer kijk op de werkelijkheid terwijl deze mensen buiten de wetenschappelijke wereld niet bereikt. De bereidheid om onze eigen kijk op de werkelijkheid te relativeren en ter discussie te stellen, begint met het inzicht dat deze kijk deels vertekend is. Daarom denk ik dat we jonge mensen al vroeg moeten onderwijzen in dit soort psychologische kennis. Misschien moet psychologie daarom een vak op de middelbare school worden.

 

Hoe kan het dat we onwaarheden geloven?
Ieder van ons is dus behept met systematische vertekeningen in hoe we de werkelijkheid waarnemen. Bovendien hebben we allemaal onvermijdelijk door onze opvoeding en cultuur denkbeelden meegekregen die achterhaald kunnen zijn zonder dat we daar bewust bij stil staan.

Vaak is het niet zo gemakkelijk om te beoordelen of iets juist of onjuist is. Er zitten vaak meerdere kanten aan een zaak en er is soms veel kennis nodig om iets goed te kunnen beoordelen. Zelfs experts kunnen van mening verschillen over veel kwesties. Maar het komt ook vaak voor dat het onderscheid tussen juist en onjuist wel degelijk eenduidig te maken is. Er zijn talloze dingen waarvan bekend is dat ze waar of onwaar zijn. Dat soorten zich ontwikkelen door evolutie en dat er momenteel sprake is van global warming zijn bijvoorbeeld pertinente feiten. Desondanks zijn er veel mensen die deze feiten niet geloven. De stellingen dat de aarde 6000 jaar oud is, dat de aarde plat is en dat vaccinaties autisme veroorzaken, zijn pertinente onwaarheden. Toch zijn er velen die deze onwaarheden wel geloven.

 

Dat je onwaarheden gelooft, maakt jou niet meteen achterlijk
Ondanks het feit dat het onderscheid tussen waar en onwaar in veel gevallen duidelijk te maken is, geloven veel mensen in onwaarheden en miskennen zij pertinente feiten. Maar het is te eenvoudig om mensen die dit doen te bestempelen als achterlijk. Ieder van ons gelooft waarschijnlijk zonder het door te hebben in bepaalde dingen die niet waar zijn. Eén van de factoren die ten grondslag ligt aan het geloven in schijnwaarheden is het gemak waarmee we beweringen kunnen begrijpen. Hoe gemakkelijker de bewering te begrijpen is, hoe gemakkelijker we hem voor waar aannemen. Eén van de dingen die bijdraagt aan het gemakkelijk begrijpen van een bewering is dat hij vaak herhaald wordt. Hoe vaker een bewering herhaald wordt, hoe gemakkelijker we hem begrijpen en hoe eerder we geneigd zijn hem te geloven.

 

Herhaling leidt tot geloven
Fazio et al. (2015) vroegen zich af of de aanwezigheid van kennis beschermt tegen het verschijnsel dat vaak herhaalde onwaarheden geloofd worden. Tot hun verrassing vonden zij in twee experimenten dat mensen zelfs wanneer zij de (echte) kennis hadden over het onderwerp schijnwaarheden gingen geloven wanneer deze herhaaldelijk werden aangeboden. Het feit dat een bewering gemakkelijk te begrijpen is, weegt blijkbaar nog zwaarder dan de kennis die we over het onderwerp hebben. Verwerkingsgemak heeft blijkbaar voorrang op kennis.

 

De rol van ons geheugen
Ook Rapp (2016) heeft een paper geschreven waarin hij uitlegt hoe het komt dat we relatief gemakkelijk ten prooi kunnen vallen aan misinformatie. Hij legt uit dat we onjuiste informatie die we horen of lezen vaak opslaan in ons geheugen zonder deze informatie meteen kritisch te evalueren. Wanneer het onderwerp later weer aan de orde is, schiet ons de opgeslagen onjuiste informatie gemakkelijk te binnen, zonder dat we deze informatie in onze herinnering als ‘onjuist’ gelabeld hebben. Dit komt doordat we de informatie niet meteen kritisch geëvalueerd hebben. Er zijn verschillende verklaringen waarom we vaak niet geneigd zijn om beweringen meteen kritisch te evalueren.

 

Waarom we meestal niet meteen kritisch analyseren
Een eerste verklaring is dat kritisch beoordelen van informatie mentaal inspannend is. En we hebben meestal de neiging om mentale inspanning te vermijden als het enigszins kan. Een tweede verklaring is dat de veelheid van beweringen het vaak moeilijk maakt om ze allemaal zo snel te kunnen beoordelen. Een derde verklaring is dat het mentaal belastender is om misinformatie te identificeren wanneer deze tezamen met correcte informatie wordt gepresenteerd. Dit is iets wat veel voorkomt.

Rapp (ibid.) pleit ervoor om zoveel mogelijk de informatie die je aangeboden wordt, direct kritisch te beoordelen. Dit om te voorkomen dat je de verkeerde bewering opslaat in je geheugen en je je deze later ten onrechte als waar herinnert. Omdat het vaak moeilijk is om informatie helemaal zelf te beoordelen op juistheid pleit Rapp ervoor om, als vuistregel, ook de betrouwbaarheid van de bron van informatie te beoordelen. Wil je bijvoorbeeld de geloofwaardigheid van uitspraken van een bepaalde politicus beoordelen, kijk dan eens op een site van factcheckers. Hier kun je een indruk krijgen van hoe betrouwbaar de uitspraken van deze politicus meestal zijn.

 

Ontwikkel de vaardigheid om kritische vragen te stellen
Het bovenstaande wetende, doen we er goed aan om argwanend te worden wanneer (bijvoorbeeld) politici steeds maar dezelfde simpele boodschappen blijven herhalen. We zijn vermoedelijk veel kwetsbaarder voor manipulatie, politieke en religieuze propaganda en commerciële boodschappen dan we ons realiseren. Het kunnen onderscheiden van waarheid en schijnwaarheid is belangrijk. Een algemene manier om daar beter in te worden, is om onszelf een meer rationele en sceptische manier van omgaan met beweringen aan te leren. Een specifieke manier om daar beter in te worden is om gewaarschuwd te zijn als iemand ons steeds dezelfde eenvoudige stelling voorhoudt. In dat geval hebben we een extra reden om kritische vragen te stellen.

 

Onrealisme kan schadelijk zijn
Dat we onrealistische denkbeelden hebben, betekent niet dat we daarin moeten berusten. Het kritisch onderzoeken van je eigen denkbeelden is goed. Het stelt je in staat om je kijk op de wereld te ontwikkelen en realistischer te maken. Als je dat structureel nalaat, kunnen er drie soorten schadelijke effecten optreden: schade voor jezelf, voor anderen en voor de maatschappij.

Je kunt jezelf schade berokkenen vanwege je onjuiste overtuigingen door dingen te doen die schadelijk voor je zijn en/of door dingen na te laten die goed voor je zouden zijn. Enkele voorbeelden:

  • blijven roken omdat je onderzoek naar de relatie tussen roken en kanker niet vertrouwt,
  • ‘doorstoken’ omdat je denkt dat global warming niet plaatsvindt, niets met menselijk gedrag te maken heeft of niet gevaarlijk is,
  • jezelf een medische behandeling ontzeggen omdat je gelooft dat alternatieve geneeskunde beter en betrouwbaarder is,
  • niet je best doen om ergens goed in te worden louter omdat je denkt het talent ervoor te missen,
  • je contacten met vrienden en familie verbreken en je baan opzeggen omdat je je hebt aangesloten bij een religieuze sekte.

Er kan ook schade voor anderen optreden. Je kunt, op basis van onjuiste overtuigingen, anderen dingen laten doen die schadelijk zijn en anderen belemmeren om te doen wat goed is. Voorbeelden hiervan:

  • kinderen een medische behandeling ontzeggen op religieuze of andere levensbeschouwelijke gronden,
  • mensen ronselen voor een religieuze strijd,
  • mensen afraden om te proberen ergens goed in te worden omdat ze naar jouw idee er het talent voor missen,
  • homeopathische middelen aanbevelen of verkopen.

Er kunnen verschillende motieven zijn om anderen dit soort schade toe te brengen. De motieven kunnen oprecht zijn. Dat is het geval wanneer de persoon die anderen tot schadelijk gedrag beweegt zelf ook overtuigd is van de juistheid van de onderliggende overtuiging. Maar motieven kunnen ook onoprecht zijn. Je kunt anderen ook schadelijk gedrag laten vertonen voor eigen gewin (denk aan het verkopen van alternatieve geneesmiddelen).

Onrealistische overtuigingen kunnen ook maatschappelijke schade opleveren. Een voorbeeld is het belemmeren van goed onderwijs vanwege religieuze denkbeelden (“We willen de evolutieleer niet onderwijzen omdat die in strijd is met de Bijbel!”). Onrealistische denkbeelden kunnen ook maatschappelijke verdeeldheid veroorzaken en versterken. Denk bijvoorbeeld aan de spanningen en strijd die wereldwijd niet alleen tussen religieuze groepen optreden maar ook binnen religieuze groepen. Dit soort spanningen belemmeren het ontstaan van een gevoel van verbondenheid en houden nodeloos verdeeldheid in stand.

Vrijheid van religieus denken, inclusief de vrijheid om niet te geloven in een god, is een groot goed. Het is op zich niet schadelijk om te geloven dat er een god bestaat en ook niet om te denken dat er geen god bestaat. Maar wanneer religies machtig worden, ontstaan er vaak problemen. Er kunnen dan onwrikbare antwoorden en geloofsvoorschriften worden geformuleerd. Deze nemen de ruimte weg voor volgers van de religie (en vaak ook voor niet-volgers) om kritische vragen te blijven stellen en eigen antwoorden te blijven vinden op basis van eigen inzichten en bewijs. Dit is onder andere het geval in de meest religieuze samenlevingen ter wereld zoals bepaalde landen in het Midden-Oosten. In deze landen is sprake van de geringste vrijheid van religieus denken. In een land als Saoedi-Arabië, bijvoorbeeld, dien je te geloven wat voorgeschreven is. Het is niet toegestaan kritische vragen over de voorgeschreven dogma’s te stellen of deze te toetsen aan bewijs.

Machtige georganiseerde religies zijn niet de enige voorbeelden van mogelijke bronnen van schadelijke irrationaliteit en de daarmee samenhangende verdeeldheid. Eenzelfde soort verdeeldheid kan ontstaan door bijvoorbeeld nationalistische of racistische ideologieën, onrealistische ideeën dat de eigen natie of het eigen ‘ras’ superieur zou zijn.

Vasthouden aan onrealistische overtuigingen kan schade opleveren voor jezelf en anderen. Het stapje voor stapje updaten van onze kijk op de werkelijkheid kan bijdragen aan progressie, onder andere in de vorm van meer eenheid. We moeten uiteraard niet in perfectionistische termen over dit onderwerp denken. We hoeven niet in een kramp te schieten zo gauw we onszelf of iemand anders betrappen op een onrealistische overtuiging. Het is normaal om die in zekere mate te hebben. Maar we kunnen onszelf en anderen helpen om te bewegen in de richting van een meer realistische kijk op de werkelijkheid. We kunnen kritisch leren kijken naar wat onze overtuigingen zijn, hoeveel vertrouwen we hebben in die overtuigingen en waar we dat vertrouwen precies op baseren. Vervolgens kunnen we onszelf en anderen vragen stellen die ons helpen om realistischer te gaan denken. Hoe autonomer en veiliger we ons voelen terwijl we dit doen, hoe groter de kans op progressie.

 

Schrijfoefening: Ga eens achter je computer zitten en reflecteer eens in een minuut of 20 op wat je net hebt gelezen. Schrijf eens op hoe jij jezelf beschermt tegen onwaarheden die je tegenkomt in de media of via andere wegen. Hoe beoordeel jij of de beweringen die je tegenkomt ook echt waar zijn? Hoe update jij je eigen denkbeelden? Op welk gebied vermoed jij dat je eigen manier van denken misschien niet zo realistisch is? Hoe zou je willen onderzoeken of dit klopt? Reflecteer aan het einde van je schrijfoefening op het nut ervan. Welke bruikbare ideeën heeft deze schrijfoefening je opgeleverd?

 

2. Pragmatisme

Het is niet alleen belangrijk dat je denkbeelden overeenstemmen met de werkelijkheid maar ook dat je weet wat je doelen zijn en hoe je vooruit kunt komen in de richting van die doelen. Wat ik hier pragmatisme noem, lijkt sterk op wat binnen de cognitieve psychologie meestal instrumentele rationaliteit wordt genoemd (Manktelow, 2004). Het stelt je in staat om te bereiken wat je bereiken wilt. Anders gezegd: het komt neer op zodanig te denken en te doen dat je bereikt wat je wilt, gegeven de middelen die je tot je beschikking hebt. Pragmatisme stelt je in staat om de juiste aanpakken te volgen gezien je doelen. Realisme heeft betrekking op de vraag: wat is waar? Pragmatisme heeft betrekking op de vraag: wat kun je doen?

 

Praktijkleren
Er zijn grofweg twee manieren om je pragmatisme te vergroten. De eerste noem ik praktijkleren. De kern hiervan is dat je effectief reflecteert op je eigen ervaringen. Door het analyseren van je eigen successen en fouten kun je scherper zicht krijgen op wat werkt en wat niet werkt voor het bereiken van je doelen. Wat aantrekkelijk is aan praktijkleren, is dat het leidt tot concrete en praktisch ideeën die goed aansluiten op de situaties waarin je je bevindt en de doelen die je wilt bereiken. Een algemene methode om vorm te geven aan praktijkleren, is de testen-en-leren-aanpak. Deze aanpak maakt gebruikt van het gegeven dat leren een circulair en iteratief proces is. De testen-en-leren aanpak kan als volgt worden beschreven (Visser, 2012):

  1. bepaal wat je wilt bereiken,
  2. bedenk een stap vooruit die geïnspireerd is op je eerdere ervaringen en kennis,
  3. doe een stap vooruit in de gewenste richting,
  4. reflecteer op wat er gebeurt; analyseer wat heeft gewerkt en wat niet,
  5. reageer op de consequenties van je stap,
  6. bouw wat je leert in, in je volgende stap,
  7. herhaal deze stappen tot een begrijpelijk patroon begint te ontstaan.

De kracht van de testen-en-leren-aanpak is dat hij dynamisch. Zowel het doel als de aanpak liggen namelijk niet vast maar ontwikkelen zich terwijl het proces verder gaat. Hierdoor is de aanpak flexibel en wordt voortdurend leren ondersteund.

 

Theorieleren
Praktijkleren is nuttig maar kent beperkingen. De kwaliteit van wat we leren, hangt namelijk af van, en is begrensd door, wat we wel en niet uitproberen en hoe goed we in staat zijn om te interpreteren wat er vervolgens gebeurt (Visser, 2012). Theorieleren, wat ik definieer als verwerven en benutten van wetenschappelijk bewezen kennis, vormt een onmisbare en waardevolle aanvulling op praktijkleren. Theorieleren heeft zeker ook zijn beperkingen. Kennis uit de wetenschap is nooit definitief en altijd onvolmaakt. Bovendien kan het soms moeilijk zijn om algemene kennis te vertalen naar jouw specifieke situatie en jouw doelen. Maar wetenschappelijke kennis kan ons perspectief verbreden en onze vermoedens bevestigen of ontkrachten.

In dit boek probeer ik zowel theorieleren te ondersteunen als praktijkleren. Theorieleren door het aanreiken van kennis uit onderzoek; praktijkleren door het aanreiken van checklists met vragen om je te laten leren van je eigen ervaringen.

 

Schrijfoefening: Ga eens achter je computer zitten en reflecteer eens in een minuut of 10 op wat je net hebt gelezen. Hoe pas jij praktijkleren toe? Zijn er situaties waarin je dit misschien nog meer zou kunnen doen? Hoe pas jij theorieleren toe? Zijn onderwerpen ten aanzien waarvan je dit misschien nog meer zou kunnen toepassen?

 

3. Metarationaliteit

Een ander belangrijk aspect van beter denken is het kiezen van doelen die goed voor je zijn. Politicoloog John Elster (1983) maakte het onderscheid tussen smalle rationaliteit en brede rationaliteit. De smalle theorie van rationaliteit gaat over de hierboven genoemde twee factoren van rationaliteit: epistemische rationaliteit (wat ik realisme noem) en instrumentele rationaliteit (wat ik pragmatisme noem). De brede theorie van rationaliteit voegt een derde factor toe die gaat over het kiezen van passende doelen. Deze derde factor, die metarationaliteit genoemd wordt, gaat over de vraag of je doelen zelf rationeel zijn.

Een smalle conceptualisatie van rationaliteit heeft het voordeel dat je rationaliteit relatief gemakkelijk kunt formaliseren zoals gebeurt in bijvoorbeeld de besluitvormingstheorie. Veel professionele dienstverleners, zoals coaches, consultants, advocaten en financiële dienstverleners werken ook in het algemeen met een smalle definitie van rationaliteit. Zij helpen hun klanten hun doelen te bereiken, zonder zich te bemoeien met de inhoud van die doelen. Smalle definities van rationaliteit hebben echter ook nadelen die misschien groter zijn dan we ons realiseren.

 

Stel je een politicus voor die als doel heeft om de democratie omver te werpen en een dictatuur te stichten. Stel dat deze politicus angst zaait om mensen achter zich te krijgen om stap voor stap dichter bij zijn doel te komen. In de zin van smalle rationaliteit is deze politicus rationeel te noemen. Hij doet wat werkt gegeven zijn doelen. Maar in de zin van metarationaliteit is hij niet rationeel. Dictaturen werken slechter voor de mensheid dan democratieën (Roser, 2016). Bovendien, zo laat de geschiedenis zien, loopt het vestigen van een dictatuur vaak ook voor de dictator zelf bijzonder slecht af.

 

Nog een voorbeeld: zie je boeken liggen met titels als “Hoe word je rijk?” of “Hoe wordt je beroemd?” of “Hoe vergroot je je macht?”, realiseer je dan dat ze uitgaan van een smalle definitie van rationaliteit. Ze zijn bedoeld om je strategieën aan te reiken voor als je rijk, beroemd of machtig wilt worden. Wat ze niet doen, is deze doelen zelf ter discussie stellen. Of deze doelen zelf verstandig zijn, is een kwestie van brede rationaliteit.

Dat brede rationaliteit relevant is, blijkt onder andere uit onderzoek binnen de zelfdeterminatietheorie. Niemiec, Ryan & Deci (2009), bijvoorbeeld, ontdekten dat mensen met extrinsieke doelen (zoals financieel succes, roem en bewondering) in het algemeen minder welbevinden ervaren en meer negatieve gevoelens hebben dan mensen met intrinsieke doelen (zoals persoonlijke groei, betekenisvolle relaties en fysieke en mentale gezondheid). Ook zijn intrinsieke doelen meer gekoppeld aan vitaliteit en progressie en zijn zij geassocieerd aan een lagere kans op een burn out. Niet alleen de vraag hoe je doelen bereikt, is relevant. Ook relevant is de vraag of de doelen zelf de moeite waard zijn. Als de inhoud van de doelen zelf de moeite waard is kan de motivatie van mensen om ze te bereiken beter en duurzamer zijn. De onderstaande tabel toont de verschillende soorten rationaliteit.

 

Schrijfoefening: Ga eens achter je computer zitten en reflecteer eens in een minuut of 15 op wat je net hebt gelezen. Wat voor doelen stel jij? Hoe zou jij de doelen die je stelt nog passender kunnen maken?

 

4. Wijsheid

Wijsheid, als vierde dimensie van goed denken, is ook een interessante. Wijsheid zou je kunnen definiëren als het verstandig omgaan met complexe levenssituaties. Items op een intelligentietest zijn eenduidig. Het is duidelijk wat de vraagstelling is en er is één goed antwoord. Bij complexe vraagstukken in het leven is dat meestal niet het geval. Verstandig omgaan met complexe levenssituaties is niet een kwestie van zo snel mogelijk het juiste antwoord vinden. Bij complexe levensvragen is meestal sprake van ambiguïteit, meerdere gezichtspunten, verschillende belangen, verschillende korte- en langetermijneffecten en voortdurende verandering.

 

Vier aspecten van wijsheid
In recente literatuur (Grossmann & Kross, 2014; Grossmann, et al., 2017) worden vier aspecten van wijsheid genoemd die worden weergegeven in de onderstaande figuur.

Wijs redeneren heeft te maken met hoe je kijkt naar jezelf. Wijsheid kenmerkt zich door een zekere mate van intellectuele bescheidenheid. Denkend aan het Dunning-Kruger effect is dit ook niet verwonderlijk. Kennis over dit effect zou ons namelijk moeten beschermen tegen gevoelens van grote onbescheidenheid. Verder heeft wijsheid te maken met hoe je kijkt naar situaties. Essentieel hierin is dat je rekening houdt met verschillende perspectieven. In de eerste plaats verschillende perspectieven van verschillende mensen. Mensen nemen verschillende aspecten van situaties waar en hebben verschillende belangen. Door met deze gegevenheden rekening te houden, kun je meer begrip voor anderen opbrengen en daardoor milder en effectiever met hen omgaan. Een voorwaarde voor het kunnen kijken naar verschillende perspectieven is dat je met een zekere afstand kunt kijken naar je eigen perspectief en belang in een situatie. In de tweede plaats is wijsheid dat je verschillende tijds- en contextperspectieven kunt onderscheiden. In verschillende situaties en periodes kunnen we verschillend denken over feiten en over normen en waarden.

 

Het belang van wijsheid
Waarom is wijsheid belangrijk? Eén reden is dat wijsheid, in tegenstelling tot intelligentie, samenhangt met welbevinden. Grossman et al. (2013) vonden in hun onderzoek dat wijsheid positief correleerde met de volgende aspecten van welbevinden: meer tevredenheid over het eigen leven, minder negatieve gevoelens, betere sociale relaties, minder piekeren, gebruik van meer positieve en minder negatieve woorden en een langer leven.

 

Wijsheid is aan te leren
Verder is bekend dat wijsheid geen vastliggende eigenschap van mensen is maar een kwaliteit die kan worden aangeleerd. Grossman et al. (2016) deden een onderzoek gericht op de vraag hoe stabiel of veranderlijk wijsheid in alledaagse situaties is. Het onderzoek liet zien dat er zowel behoorlijke verschillen bestonden tussen individuen als behoorlijke verschillen binnen individuen. Met dat laatste wordt bedoeld dat mensen in sommige situaties veel wijzer handelden dan in andere. Dit laatste betekent dat factoren binnen de persoon (eigenschappen) in veel geringere mate wijs gedrag bepaalden dan situatiespecifieke kenmerken. Dit suggereert dat wijsheid slechts in beperkte mate een stabiel persoonskenmerk is. Verder was een bevinding dat wanneer mensen bovengemiddeld wijs handelden zij meer positieve en minder negatieve emoties hadden. Tevens rapporteerden zij in zulke situaties meer complexe (rijke) emoties, een betere emotieregulatie en een grotere vergevingsgezindheid.

 

Selfdistancing
Een belangrijke voorwaarde voor wijs denken is dat je afstand kunt nemen van je eigen perspectief in het hier en nu. Grossman & Kross (2014) deden drie experimenten over deze vaardigheid. In het eerste experiment vroegen de onderzoekers sommige deelnemers om zich voor te stellen dat hun partner hen bedrogen had en andere deelnemers om zich voor te stellen dat hun beste vriend door zijn partner bedrogen was. Vervolgens werd aan alle deelnemers gevraagd om hun visie op deze situatie te geven. Hun antwoorden werden beoordeeld op verschillende aspecten van wijsheid, zoals erkennen van de beperktheid van hun kennis, het belang van compromissen en toekomstige verandering en rekening houden met het perspectief van andere mensen. De mensen die vanuit een derdepersoons-perspectief nadachten, kwamen tot wijzere antwoorden dan de mensen die vanuit hun eigen perspectief nadachten. Dit denken vanuit een derdepersoonsperspectief wordt selfdistancing genoemd.

In twee volgende experimenten legden de onderzoekers andere deelnemers dezelfde situaties voor. Sommige deelnemers werd gevraagd vanuit hun eigen perspectief te antwoorden op een aantal vragen terwijl andere deelnemers werd gevraagd om na te denken over de situatie vanuit een derdepersoonsperspectief. Met andere woorden: deze groep deelnemers werd gevraagd om afstand te nemen van zichzelf. De mensen die vanuit dit derdepersoonsperspectief nadachten over de situatie kwamen tot wijzere oordelen. Het derde experiment liet zien dat dit effect van selfdistancing even groot was voor jongere mensen als voor oudere mensen.

Samengevat: wijsheid lijkt geen stabiele persoonlijkheidstrek te zijn. Ieder van ons handelt soms wijzer, soms minder wijs, afhankelijk van de situatie waarin we ons bevinden. Wijsheid is iets goeds. Op momenten dat we wijzer handelen, treden er belangrijke voordelen op voor onszelf. We kunnen onze alledaagse wijsheid vergroten door te reflecteren op eerdere situaties waarin we al wijs hebben gehandeld. Dit kan ons helpen om ons beter bewust te worden van de grote voordelen van alledaagse wijsheid en van de manieren waarop wij het zelf voor elkaar hebben gekregen om wijs te handelen.

 

Schrijfoefening: Denk eens terug aan een situatie in je leven waarin het je gelukt is om wijs te redeneren en wijs te handelen. Het gaat dus om een situatie waarin de vier hierboven beschreven aspecten van wijsheid terugkwamen in je denken en doen. Hoe lukte het je om dit voor elkaar te krijgen? Hoe lukte het je om afstand te nemen van je eigen perspectief en belang? Hoe lukt het je om verschillende perspectieven en belangen te integreren? Wat leverde dit op? Wat kun je ervan leren?

 

Om te onthouden

  1. Goed denken is medebepalend voor hoe goed we leren en presteren en het is veel breder dan intelligentie.
  2. Goed denken bestaat uit vier dimensies (realisme, pragmatisme, metarationaliteit en wijsheid) die alle vier ontwikkeld kunnen worden.
  3. Realisme betekent dat je denkbeelden hebt die overeenstemmen met de werkelijkheid. Het versterken van je realisme komt neer op het blijven stellen van kritische vragen en het blijven updaten van je denkbeelden over de werkelijkheid op basis van bewijs.
  4. Pragmatisme is weten hoe je vooruit kunt komen in de richting van je doelen en je hier op richten. Je kunt je pragmatisme versterken door een combinatie te gebruiken van praktijkleren en theorieleren.
  5. Metarationaliteit betekent het kiezen van passende doelen. Je kunt je metarationaliteit versterken door doelen te kiezen die goed voor je zijn, ook op de langere termijn. Intrinsieke doelen zijn zulke doelen.
  6. Wijsheid betekent verstandig omgaan met complexe levensvraagstukken. Wijs redeneren hangt samen met geluk en is aan te leren, onder andere door te leren kijken vanuit een derdepersoonsperspectief (selfdistancing).

Meer over progressiegericht werken

Wat vind je van dit artikel?
  • Interessant (12)
  • Bruikbaar (6)